Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sjemonee Esree

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 5 dec 2012 om 11:14 (correcties, uitbreiding)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het sjemonee esree (of achttiengebed) (Hebreeuws: שמנה עשרה), dikwijls Amida genoemd (עמידה van עמד, „staand”), is het hoofdgebed in de joodse eredienst.

Naam

De naam Sjemonee Esree is gebruikelijk in de asjkenazische traditie. De betekenis ervan, achttien, verwijst naar het aantal beden, in de Israëlische versie van dit gebed voor de weekdagen. In de nu gebruikelijke versie heeft het gebed 19 beden. Daarom heeft zich, vooral in het sefardische jodendom de benaming Amida verspreid. Deze naam verwijst ernaar dat dit gebed staande gesproken word. In de Talmoed wordt dit gebed eenvoudig Tefilla genoemd, „gebed”.

Staande gebed

Het sjemonee esree wordt staande gebeden, met de voeten tegen elkaar. Het wordt in een fluisterende toon opgezegd, gericht naar Jeruzalem, indien mogelijk met een minjan.

Inhoud en structuur

De Amida bestaat uit een inleidend gedeelte met drie berachot (zegensspreuken)

  • Avot „[aarts]vaders”,
  • Gewoerot „machtige daden” en
  • Kedoesjat ha-Sjem „Heiligung van God”,

Daarna volgt het hoofddeel, dat betrekking heeft op concrete bezigheden gedurende de dag. Op weekdagen bestaat het hoofddeel uit 13 beden; op de sabbatdag uit een bede voor een goede rustdag; op een joodse feestdag specifieke beden voor het betreffende feest.

Het slotgedeelte bevat ook drie berachot:

  • Avoda „Tempeldienst”,
  • Hoda’a „Dank” en
  • Birkat Sjalom „Priesterzegen en smeekbede om vrede”,

Het hoofddeel varieert naargelang de dag, maar de eerste en laatste drie zegenspreuken blijven hetzelfde.

Iedere beracha eindigt met Baroech atta Adonai [of Hasjem] (Gezegend bent U, HEER), waarop de gemeente antwoordt: Baroech hoe oewaroech sjemo (Gezegend is Hij en gezegend is Zijn Naam), dan wordt de voorgaande beracha in enkele woorden samengevat, waarna men amen zegt.

Tijdens het gebed buigt men zich vier maal naar voor: telkens bij het woord baroech en bij de woorden modiem anachnoe. Op het einde gaat men drie stappen naar achter bij de woorden osè sjalom, en vervolgens drie stappen naar voor bij het woord kadmonietjot.

Oorsprong

Het oudste schriftelijke bewijsstuk voor de tekst van de Amida stamt uit de negende eeuw (Seder Rav Amram Gaon). De Misjna vermeldt (omstreeks 200) reeds de thema’s van de Berachot. Alleen de thema’s van de verschillende beden waren vastgelegd, de formulering was vrij. In de negende eeuw begon de tekstvorm vast te liggen. Verschillende formuleringen bleven tot op heden bewaard in de gebedenboeken van de verschillende joodse richtingen.

Toevoeging van een 19e bede

Volgens een theorie die vooral gebaseerd is op de liturgiewetenschapper Ismar Elbogen (Geschichte des jüdischen Gottesdienstes, Berlin 1913) en op een legende in het Talmoed-traktaat Berachot, werd het feit dat het „achttiengebed” uit negentien beden bestaat als volgt verklaard:

Na de vernietiging van de tempel van Jeruzalem stond keizer Vespasianus toe dat de joden een academie oprichtten in de stad Javne. In de academie werd de school van de rabbijnse geleerde Hillel maatgevend.

Onze meesters leerden: Sjimon Hapakoeli ordende de achttien zegenspreuken in volgorde, in aanwezigheid van Rabban Gamliël in Javne. Rabban Gamliël zei tot de wijzen: is er iemand die de birkat haminiem (de zegenspreuk tegen de lasteraars) kan opstellen? Daarop stond Sjemoeël de Kleine op en stelde haar op.

Zo kreeg de twaalfde bede de volgende vorm:

Voor de lasteraars is er geen hoop, en alle roekelozen mogen ogenblikkelijk verloren zijn, alle vijanden van Uw volk mogen snel afgesneden worden, en ontwortel, verpletter en verneder de opstandigen. Geprezen zijt Gij, Eeuwige, die de vijanden breekt en de opstandigen vernedert.”
Eigen vertaling op basis van Duitse Sidur Sefat Emet, Victor Goldschmidt Verlag Basel 1964, p. 43

Intussen werden antieke handschriften met de tekst van de Amida teruggevonden in de geniza van Kaïro, waarop men kon vaststellen dat de tekst volgens de Palestijnse traditie achttien beden bevat, maar volgens de Babylonische traditie negentien beden. Volgens de joodse zienswijze uit de Babylonische school mag een bede slechts één inhoud hebben. In de veertiende bede van de Amida ging het oorspronkelijk om de wederopbouw van Jeruzalem en de komst van de Messias. Deze bede werd in de Babylonische versies opgedeeld: bede 14 bidt om de wederopbouw van Jeruzalem, en bede 15 bidt om de komst van de spruit van David, de Messias. De Babylonische variante heeft zich doorgezet en zo ook de 19 beden in het gebed tijdens de week.

18

Het getal 18 wordt bijzonder gewaardeerd in het jodendom: het is de getalwaarde van het woord חי, chaj (leven). De namen van de aartsvaders Avraham (Abraham), Jitschak (Isaäk) en Ja'akov (Jakob) worden gezamenlijk achttien maal in de Tenach genoemd.

Weblinks