Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Hendrik Conscience: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 23: Regel 23:
==Biografie==
==Biografie==
===Jeugd===
===Jeugd===
Hendrik Conscience was een zoon van de Antwerpse ongeletterde Cornelia Balieu (24 maart 1752 – 11 januari 1808), en van Pierre Conscience (10 juli 1752 – 1894/1895), afkomstig uit [[Besançon]]. Die werkte als scheepstimmerman voor de marine van [[Napoleon Bonaparte]] onder het Franse keizerrijk. Toen de Fransen na het [[Congres van Wenen]] wegtrokken uit Antwerpen, bleef Pierre met zijn gezin achter.
Hendrik Conscience was een zoon van de ongeletterde Cornelia Balieu uit het Sint-Andrieskwartier in Antwerpen (24 maart 1752 – 11 januari 1808), en van Pierre Conscience (10 juli 1752 – 1894/1895), afkomstig uit [[Besançon]]. Die werkte als scheepstimmerman voor de marine van [[Napoleon Bonaparte]] onder het Franse keizerrijk. Toen de Fransen na het [[Congres van Wenen]] wegtrokken uit Antwerpen, bleef Pierre met zijn gezin achter.


Het echtpaar kreeg acht kinderen, van wie er twee dood geboren werden en vier na korte tijd overleden. Alleen Hendrik en Jean-Balthasar (4 januari 1815 – 11 oktober 1880) bleven in leven. Hendriks moeder stierf op 14 december 1820. In 1826 trad zijn vader in het huwelijk met de veel jongere Anna Catherina Bogaerts (24 maart 1798 – 11 januari 1855). Zij kregen negen kinderen, van wie er vier zeer jong overleden.
Het echtpaar kreeg acht kinderen, van wie er twee dood geboren werden en vier na korte tijd overleden. Alleen Hendrik en Jean-Balthasar (4 januari 1815 – 11 oktober 1880) bleven in leven. Hendriks moeder stierf op 14 december 1820. In 1826 trad zijn vader in het huwelijk met de veel jongere Anna Catherina Bogaerts (24 maart 1798 – 11 januari 1855). Zij kregen negen kinderen, van wie er vier zeer jong overleden.
Regel 32: Regel 32:
Bij het begin van de [[Belgische Revolutie]] tekende Conscience op 28 september 1830 als vrijwilliger een dienstverbintenis voor twee jaar, op 7 april 1831 omgezet in een contract voor vijf jaar. Na korporaal, fourier, sergeant-majoor en onderwijzer van de regimentschool te zijn geweest, verliet hij het leger op 21 mei 1836.
Bij het begin van de [[Belgische Revolutie]] tekende Conscience op 28 september 1830 als vrijwilliger een dienstverbintenis voor twee jaar, op 7 april 1831 omgezet in een contract voor vijf jaar. Na korporaal, fourier, sergeant-majoor en onderwijzer van de regimentschool te zijn geweest, verliet hij het leger op 21 mei 1836.


Hij onderhield toen al contacten met Antwerpse lettervrienden, onder meer met [[Jan Jacob Alfried de Laet|Jan De Laet]] en de ruim veertig jaar jongere [[Jan van Rijswijck]]. Bij zijn terugkomst in zijn geboortestad werd hij lid van de [[rederijker]]skamer ’de Olijftak’ en ontpopte zich stilaan tot volksschrijver. Hij had echter in zijn literaire loopbaan met tegenspoed te kampen. Hij had weinig middelen van bestaan en het was zijn vriend de kunstschilder [[Gustaaf Wappers]] die hem een baan als vertaler bij het provinciaal bestuur bezorgde. Vanwege zijn Vlaamsgezindheid was hij echter al gauw verplicht van dit ambt af te zien. Uit noodzaak werd hij toen hovenier.
Hij onderhield toen al contacten met Antwerpse lettervrienden, onder meer met [[Jan Jacob Alfried de Laet|Jan De Laet]] en de ruim veertig jaar jongere [[Jan van Rijswijck]]. Bij zijn terugkomst in zijn geboortestad werd hij lid van de [[rederijker]]skamer ’de Olijftak’ en ontpopte zich stilaan tot volksschrijver. Aanvankelijk schreef hij in het Frans, maar onder invloed van [[Theodoor van Rijswijck]] begon hij in het Nederlands te schrijven. Hij had echter in zijn literaire loopbaan met tegenspoed te kampen. Hij had weinig middelen van bestaan en het was zijn vriend, de kunstschilder [[Gustaaf Wappers]], die hem een baan als vertaler bij het provinciaal bestuur bezorgde. Vanwege zijn Vlaamsgezindheid was hij echter al gauw verplicht van dit ambt af te zien. Uit noodzaak werd hij toen hovenier.


===Consciences meesterwerk===
===Consciences meesterwerk===
Regel 42: Regel 42:
Zijn letterkundige werken verwierven toen reeds zoveel bijval, dat het Wappers, die bestuurder van Antwerpens Academie werd, gelukte, hem op 6 november 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit ambt ontmoette de schrijver van allerlei zijden weerstand.
Zijn letterkundige werken verwierven toen reeds zoveel bijval, dat het Wappers, die bestuurder van Antwerpens Academie werd, gelukte, hem op 6 november 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit ambt ontmoette de schrijver van allerlei zijden weerstand.


In 1842 huwde Conscience met Maria Peinen. Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier jong overleden: Hildevert (Antwerpen, 1843 – Diksmuide, 1869), Machteld (Antwerpen, 1848 – Antwerpen, 1851), Marie (1852-1922), Clara (Antwerpen, 1855 – Kortrijk, 1857) en Hendrik (Antwerpen, 1857 – Elsene, 1869). Beide zonen overleden aan de gevolgen van [[tyfus]], Clara aan [[kroep]]. Marie trad in 1870 in het huwelijk met de dichter-componist Gentil Antheunis. Conscience vluchtte weg uit de stad, naar [[Schilde]] en maakte er vele wandelingen. Op een dag kwam hij in een hoeve in [[Zoersel]] waar hij de inspiratie voor ''[[De loteling]]'' opdeed.
In 1842 huwde Conscience met Maria Peinen. Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier jong overleden: Hildevert Pierre (Antwerpen, 1843 – Diksmuide, 1869), Machteld (Antwerpen, 1848 – Antwerpen, 1851), Marie (1852-1922), Clara (Antwerpen, 1855 – Kortrijk, 1857) en Hendrik Karel (Antwerpen, 1857 – Elsene, 1869). Beide zonen overleden aan de gevolgen van [[tyfus]], Clara aan [[kroep]]. Marie trad in 1870 in het huwelijk met de dichter-componist [[Gentil Antheunis]]. Conscience vluchtte weg uit de stad, naar [[Schilde]] en maakte er vele wandelingen. Op een dag kwam hij in een hoeve in [[Zoersel]] waar hij de inspiratie voor ''[[De loteling]]'' opdeed.


Het in 1843 verschenen ''Hoe men schilder wordt'' was het eerste boek van een nieuwe periode. Het was het levensverhaal van zijn vriend [[Edward Dujardin]], die verschillende van zijn werken illustreerde.
Het in 1843 verschenen ''Hoe men schilder wordt'' was het eerste boek van een nieuwe periode. Het was het levensverhaal van zijn vriend [[Edward Dujardin]], die verschillende van zijn werken illustreerde.

Huidige versie van 18 jul 2024 om 03:30

rel=nofollow

Henri (Hendrik) Conscience (Antwerpen, 3 december 1812Elsene, 10 september 1883) was een Vlaams schrijver. Hij werkte zich door talent en ijver op tot een Vlaams volksschrijver. Er wordt van hem gezegd dat hij „de man was die zijn volk leerde lezen.”

Door middel van zijn 'schilderende' teksten probeerde hij het volk op te voeden en te onderwijzen. Conscience was pro-Belgisch maar tegelijk bleek uit zijn geschriften een felle Vlaamsgezindheid. Zijn populairste werk, De leeuw van Vlaanderen, werd bijna een eeuw later verfilmd door Hugo Claus.

Naast schrijver was hij ook bestuurder, griffier, redacteur, arrondissementscommissaris en conservator van musea.

Biografie

Jeugd

Hendrik Conscience was een zoon van de ongeletterde Cornelia Balieu uit het Sint-Andrieskwartier in Antwerpen (24 maart 1752 – 11 januari 1808), en van Pierre Conscience (10 juli 1752 – 1894/1895), afkomstig uit Besançon. Die werkte als scheepstimmerman voor de marine van Napoleon Bonaparte onder het Franse keizerrijk. Toen de Fransen na het Congres van Wenen wegtrokken uit Antwerpen, bleef Pierre met zijn gezin achter.

Het echtpaar kreeg acht kinderen, van wie er twee dood geboren werden en vier na korte tijd overleden. Alleen Hendrik en Jean-Balthasar (4 januari 1815 – 11 oktober 1880) bleven in leven. Hendriks moeder stierf op 14 december 1820. In 1826 trad zijn vader in het huwelijk met de veel jongere Anna Catherina Bogaerts (24 maart 1798 – 11 januari 1855). Zij kregen negen kinderen, van wie er vier zeer jong overleden.

Hendrik had een zwakke gezondheid. Hij bracht zijn zeven eerste levensjaren door in een stoeltje bij het venster. Zijn moeder beurde hem op door het vertellen van oude Antwerpse verhalen. Toen hij in de daaropvolgende jaren de kracht kreeg om de straat op te gaan met zijn speelmakkers, werd hij hun geliefkoosde verteller. Zijn vader was zijn eerste onderwijzer. In de familiale tuin werd hij daarenboven een vriend van bloemen en planten en later een groot bewonderaar van de natuur. Het onderwijs, dat hij daarna in een privaatschool van Borgerhout genoot, was eerder gering. De begaafde leerling werd in die school hulponderwijzer. Hij oefende zich vervolgens als autodidact in het Engels en het Frans en kon ondermeester worden in een van de voornaamste scholen van de stad.

Revolutie

Bij het begin van de Belgische Revolutie tekende Conscience op 28 september 1830 als vrijwilliger een dienstverbintenis voor twee jaar, op 7 april 1831 omgezet in een contract voor vijf jaar. Na korporaal, fourier, sergeant-majoor en onderwijzer van de regimentschool te zijn geweest, verliet hij het leger op 21 mei 1836.

Hij onderhield toen al contacten met Antwerpse lettervrienden, onder meer met Jan De Laet en de ruim veertig jaar jongere Jan van Rijswijck. Bij zijn terugkomst in zijn geboortestad werd hij lid van de rederijkerskamer ’de Olijftak’ en ontpopte zich stilaan tot volksschrijver. Aanvankelijk schreef hij in het Frans, maar onder invloed van Theodoor van Rijswijck begon hij in het Nederlands te schrijven. Hij had echter in zijn literaire loopbaan met tegenspoed te kampen. Hij had weinig middelen van bestaan en het was zijn vriend, de kunstschilder Gustaaf Wappers, die hem een baan als vertaler bij het provinciaal bestuur bezorgde. Vanwege zijn Vlaamsgezindheid was hij echter al gauw verplicht van dit ambt af te zien. Uit noodzaak werd hij toen hovenier.

Consciences meesterwerk

Conscience schreef aanvankelijk Franse gedichten. In 1837 publiceerde hij In ’t Wonderjaer 1566 en Phantasy, maar deze werken kenden weinig succes. In deze tijd had hij zware financiële problemen. Hij kreeg van Leopold I een subsidie en kreeg ook de erefunctie van leraar Nederlands van de koninklijke prinsen.

Conscience werd hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd tot het schrijven van De leeuw van Vlaanderen na het zien van het schilderij De Groeningeslag van Nicaise De Keyser in het Antwerpse Vleeshuis. In de roman beschrijft hij de Guldensporenslag, die hij als achtergrond gebruikt om de liefdesavonturen te schetsen van Machteld, de dochter van Robrecht III van Bethune met ridder Adolf van Nieuwlandt. Een aantal passages in het boek, die niet stroken met de geschiedenis, probeerde hij later in zijn Geschiedenis van België recht te zetten. Met het grote succes van De leeuw van Vlaanderen verdiende Conscience de titel „de man die zijn volk leerde lezen”. Verder heeft dit boek sterk bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording in de 19e eeuw en de groei van de Vlaamse Beweging tot in de 20e eeuw.

Na de Leeuw

Zijn letterkundige werken verwierven toen reeds zoveel bijval, dat het Wappers, die bestuurder van Antwerpens Academie werd, gelukte, hem op 6 november 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit ambt ontmoette de schrijver van allerlei zijden weerstand.

In 1842 huwde Conscience met Maria Peinen. Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier jong overleden: Hildevert Pierre (Antwerpen, 1843 – Diksmuide, 1869), Machteld (Antwerpen, 1848 – Antwerpen, 1851), Marie (1852-1922), Clara (Antwerpen, 1855 – Kortrijk, 1857) en Hendrik Karel (Antwerpen, 1857 – Elsene, 1869). Beide zonen overleden aan de gevolgen van tyfus, Clara aan kroep. Marie trad in 1870 in het huwelijk met de dichter-componist Gentil Antheunis. Conscience vluchtte weg uit de stad, naar Schilde en maakte er vele wandelingen. Op een dag kwam hij in een hoeve in Zoersel waar hij de inspiratie voor De loteling opdeed.

Het in 1843 verschenen Hoe men schilder wordt was het eerste boek van een nieuwe periode. Het was het levensverhaal van zijn vriend Edward Dujardin, die verschillende van zijn werken illustreerde.

Samen met enkele bevriende letterkundigen was hij medeoprichter van het Vlaamsgezinde dagblad Vlaemsch België, dat in Brussel uitgegeven werd vanaf 1 januari 1844 maar al in november van datzelfde jaar ter ziele ging.

Nadat zijn beschermheer Wappers van het bestuur van de academie had moeten afzien, gaf ook Conscience zijn ontslag op 3 februari 1854. Om de vervolgde Vlaamse schrijver te troosten en op te beuren, gaven zijn Antwerpse vrienden en bewonderaars hem feesten, op welke de gevierde kunstenaar zijn buitengewone redenaarsgaven deed uitschijnen. Het was een droeve tijding voor de Vlaamse kunststad Antwerpen toen het ministerie van Binnenlandse Zaken hem op 6 januari 1857 benoemde tot arrondissementscommissaris in Kortrijk. Daar leefde Conscience, tot hij op 10 september 1868 werd aangesteld als bewaarder der koninklijke musea voor schilder- en beeldhouwkunst in Brussel. Terwijl hij daar in het Wiertzmuseum was gevestigd, vierde men tijdens een druk bijgewoond feest de publicatie van zijn honderdste boekdeel.

Dood

De inhuldiging van zijn standbeeld (van beeldhouwer Frans Joris) in Antwerpen op 13 augustus 1883 kon hij wegens ziekte niet bijwonen. Hij stierf op 10 september 1883.

Zes dagen later werd zijn gebalsemd lijk in Antwerpen met vorstelijke luister begraven op het Kielkerkhof, waar op 19 september 1886 boven zijn grafkelder een gedenkzuil werd geplaatst, eveneens van de hand van Frans Joris. Tijdens deze plechtigheid liet Peter Benoit de Treur- en Triomfzang (’Conscience-cantate’) uitvoeren, een compositie op een gedicht van Victor Alexis de la Montagne. Later werden het stoffelijk overschot van de schrijver en zijn grafmonument naar het Schoonselhof overgebracht, waar het tegenover perk U te bezichtigen is.

Publicaties

  • In ’t Wonderjaer 1566 (1837)
  • Phantasy (1837)
  • De Leeuw van Vlaenderen (1838)
  • Hoe men schilder wordt (1843)
  • Wat een Moeder lijden kan (1843)
  • Siska van Roosemael (1844)
  • Geschiedenis van België (1845)
  • Geschiedenis van graaf Hugo van Craenhove en van zijnen vriend Abulfaragus (1845)
  • Avondstonden (1846)
  • Eenige bladzyden uit het boek der natuer (1846)
  • Lambrecht Hensmans (1847)
  • Jacob van Artevelde (1849)
  • De Loteling (1850)
  • Baes Gansendonck (1850)
  • Houten Clara (1850)
  • Blinde Roza (1850)
  • Rikke-tikke-tak (1851)
  • De arme edelman (1851)
  • De Gierigaard (1853)
  • De Grootmoeder (1853)
  • De Boerenkrijg (1853)
  • Hlodwig en Clothildis (1854)
  • De Plaeg der Dorpen (1855)
  • Het Geluk van Rijk te zijn (1855)
  • Moeder Job (1856)
  • Jubelfeesten (1856)
  • De geldduivel (1856)
  • Batavia (1858)
  • Redevoeringen (1858)
  • De omwenteling van 1830 (1858)
  • Simon Turchi (1859)
  • De Kwaal des Tijds (1859)
  • De Jonge Dokter (1860)
  • Het IJzeren Graf (1860)
  • Bella Stock (1861)
  • De burgers van Darlingen (1861)
  • Het Goudland (1862)
  • Moederliefde (1862)
  • De Koopman van Antwerpen (1863)
  • Een Uitvinding des Duivels (1864)
  • Mensenbloed (1865)
  • De Ziekte der Verbeelding (1865)
  • Bavo en Lieveken (1865) - Bekroond met de Staatsprijs voor Letterkunde
  • Valentijn (1865)
  • De Burgemeester van Luik (1865)
  • Levenslust (1868)
  • De Kerels van Vlaanderen(1870)
  • Koning Oriand (1872)
  • Een Goed Hart (1872)
  • Eene O te veel (1872)
  • Een Stem uit het Graf (1872)
  • Een Zeemanshuisgezin (1872)
  • Een Slachteroffer der Moederliefde (1872)
  • De Twee Vrienden (1872)
  • De Baanwachter (1872)
  • Korte Levensbeschrijving van F. A. Snellaert (1873)
  • De Minnezanger (1873)
  • De Dichter en zijn Droombeeld (1873)
  • De Keus des Harten (1873)
  • Everard ’t Serclaes (1874)
  • Eene verwarde zaak (1874)
  • Levensbeschrijving van Willem Demol (1875)
  • Schandevrees (1875)
  • Gerechtigheid van Hertog Karel (1876)
  • De Oom van Felix Roobeek (1877)
  • De Schat van Felix Roobeek (1878)
  • Het wassen Beeld (1879)
  • De Gekkenwereld (1880)
  • De Welopgevoede Dochter (1880)
  • Geld en Adel (1881)
  • Geschiedenis mijner jeugd (1888)
  • De Duivel uit het Slangenbos (1889) (Aangevuld en uitgegeven door zijn dochter Maria Antheunis-Conscience)

Literatuur

  • Georges EEKHOUD, Henri Conscience, 1881.
  • Paul DE MONT, Hendrik Conscience, zijn leven en zijn werken, 1883.
  • F. Jos VAN DEN BRANDEN & J. G. FREDERIKS, Hendrik Conscience, in: Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, 1888-1891
  • E. DE BOCK, Hendrik Conscience, zijn persoon en werk, 1912.
  • Antoon JACOB, Briefwisseling van, met en over Hendrik Conscience uit de jaren 1837 tot 1851, 2 delen, 1913-1914.
  • K. DE BOCK, Hendrik Consience en de opkomst van de Vlaamse romantiek, 1919.
  • Ger SCHMOOK, De genesis van Conscience’s Leeuw van Vlaanderen, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde, 1952 & 1953.
  • A. VAN HAGELAND, Hendrik Conscience en het volksleven, 1953.
  • Gilbert DE GROOTE en J. DESCHUYTER, Hendrik Conscience en zijn uitgevers, 1953.
  • Gilbert DE GROOTE, Wat een schrijver lijden kan, 1957.
  • Emiel WILLEKENS, Hendrik Conscience, 1961.
  • Hendrik J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1963-1964.
  • Gilbert DEGROOTE, Onuitgegeven en weinig bekende brieven van Hendrik Conscience (1835-1883), in: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voot Taal en Letterkunde, 1966, 1867, 1971, 1974, 1983, 1984.
  • Gilbert DEGROOTE, Hendrik Conscience, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, Deel 2, 1966.
  • A. KEERSMAEKERS, Consciences moeizame carrière, in: Noordgouw, 1972.
  • Emiel WILLEKENS, Hij leerde zijn volk lezen. Profiel van Hendrik Conscience, 1982.
  • Emiel WILLEKENS, Hendrik Conscience en zijn tijd, 1983.
  • Ludo SIMONS, M. SOMERS & A. VAN RUYSEVELT, Hendrik Conscience of de Vlaamse 'wedergeboorte', 1983.
  • Albert WESTERLINCK, Wie was Hendrik Conscience?, 1983.
  • M. VAN HARTUM, Hendrik Conscience en Nederland, in: Ons Erfdeel, 1983.
  • W. GOBBERS, Consciences Leeuw van Vlaanderen als historische roman en nationaal epos: een genrestudie in Europees perspectief, in: Ada Deprez en W. Gobbers (red), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw, 1990.
  • Karel WAUTERS, Hendrik Conscience, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998.
  • W. WATERSCHOOT, Conscience bibliofiel, Kalmthout, 2010.
  • Johan VANHECKE, Kiekenvleesch! Vijfhonderd onbekende Consciencebrieven, in: Zuurvrij, Berichten uit het Letterenhuis, december 2015.
  • Marc CARLIER, Conscience schenkt een luxe-exemplaar van de Leeuw aan Brugge (1839), in: Biekorf, 2016.

In de populaire cultuur

  • Zijn Vlaamse historische romans beïnvloedden verscheidene Vlaamse striptekenaars tot stripbewerkingen van zijn boeken, zoals Bob De Moor deed met De Kerels van Vlaanderen en De Leeuw van Vlaanderen.
  • Het Suske en Wiskealbum De gouden ganzeveer toont Lambik totaal in de ban van Consciences boeken. Verder in het verhaal reizen hij en de overige personages terug naar de negentiende eeuw. In het verhaal worden diverse verwijzingen naar Consciences boeken gemaakt. Zo gedraagt Lambik zich als Baes Gansendonck.
  • Sinds 2008 heet de bewaarbibliotheek van de stad Antwerpen Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
  • Nogal wat Vlaamse steden en gemeenten hebben straten en pleinen naar hem vernoemd; we vermelden hier het Hendrik Conscienceplein in Antwerpen, de Hendrik Consciencelaan in Brugge (beiden sinds 1883) en de gelijknamige laan in Mortsel (sinds 23 juni 1938).[1]

Weblinks

Wikisource  Hendrik Conscience op Wikisource

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º B. Gastmans (red.), Het Mortsels stratenboek, Mortselse Heemkundige Kring 2009.
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow