Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Abraham Faure Beeckman: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(BWC, sorry eventjes)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{Leeswaarschuwing-19de eeuw}}
<!--[[Bestand:BeeckmanAF.jpg||thumb|Abraham Faure Beeckman]]-->
[[Bestand:BeeckmanAF.jpg||thumb|Abraham Faure Beeckman]]
 
'''Abraham Faure Beeckman''' ([[Voorst (dorp)|Voorst]], [[20 maart]] [[1831]] – [[Nijmegen]], [[7 januari]] [[1908]]) was een Nederlands [[luitenant-kolonel]] der [[infanterie]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands-Indische leger]], [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] in de [[Militaire Willems-Orde]] vierde klasse, bezitter van de [[eresabel]].
'''Abraham Faure Beeckman''' ([[Voorst (dorp)|Voorst]], [[20 maart]] [[1831]] – [[Nijmegen]], [[7 januari]] [[1908]]) was een Nederlands [[luitenant-kolonel]] der [[infanterie]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands-Indische leger]], [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] in de [[Militaire Willems-Orde]] vierde klasse, bezitter van de [[eresabel]].


{{Leeswaarschuwing-19de eeuw}}
==Loopbaan==
==Loopbaan==
[[Bestand:Beeckman, AF.jpg||thumb|left|250px|Beeckman in 1862]]
<!--[[Bestand:Beeckman, AF.jpg||thumb|left|250px|Beeckman in 1862]]-->
Beeckman, zoon van [[predikant]] Abraham Faure Beeckman, trad op 24 oktober 1846, op 15-jarige leeftijd, via het [[Koloniaal Werfdepot]] te [[Harderwijk (Gelderland)|Harderwijk]] in dienst, werd in 1851 benoemd tot [[tweede luitenant]] en op 2 maart 1857 bevorderd tot [[eerste luitenant]] bij de garnizoens[[compagnie (bataljon)|compagnie]] in de Zuider- en Oosterafdeling, waar hij de [[expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo]] meemaakte.
Beeckman, zoon van [[predikant]] Abraham Faure Beeckman, trad op 24 oktober 1846, op 15-jarige leeftijd, via het [[Koloniaal Werfdepot]] te [[Harderwijk (Gelderland)|Harderwijk]] in dienst, werd in 1851 benoemd tot [[tweede luitenant]] en op 2 maart 1857 bevorderd tot [[eerste luitenant]] bij de garnizoens[[compagnie (bataljon)|compagnie]] in de Zuider- en Oosterafdeling, waar hij de [[expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo]] meemaakte.


Regel 11: Regel 10:
De Nederlandse koolmijn te Pengaron, die door 45 infanteristen onder eerste luitenant Beeckman bezet, werd ingesloten door prins (Pangeran) Antasari van Banjar; ook te Marabahan, waar eerste luitenant Bangert het bevel voerde als commandant, kozen de bewoners voor Atasari en werden de Nederlanders bedreigd, Kalangan was uitgemoord (28 april 1859); een zestal Europese mijnbeambten te Goening Djabok, en ook te Tabanio de posthouder (Mauritz) afgemaakt. Toen de geruchten van de [[opstand]] bevestigd werden, nam Beeckman enige maatregelen van veiligheid. Hij consigneerde de bezetting, zond ’s nachts sluippatrouilles uit en liet overdag verklede soldaten door de [[Kampong (nederzettingstype)|kampongs]] dwalen, om berichten in te winnen; en toen men vernam, dat er werkelijk een groep vrijheidsstrijders in aantocht was en er een bevel kwam (7 april) om de [[kazerne]] te versterken, sloeg hij met kracht de handen aan het werk. Langzaam kropen de dagen en weken voorbij; de toestand werd zorgwekkender voor de Nederlandse soldaten en hun voedselrantsoenen verkleinden.
De Nederlandse koolmijn te Pengaron, die door 45 infanteristen onder eerste luitenant Beeckman bezet, werd ingesloten door prins (Pangeran) Antasari van Banjar; ook te Marabahan, waar eerste luitenant Bangert het bevel voerde als commandant, kozen de bewoners voor Atasari en werden de Nederlanders bedreigd, Kalangan was uitgemoord (28 april 1859); een zestal Europese mijnbeambten te Goening Djabok, en ook te Tabanio de posthouder (Mauritz) afgemaakt. Toen de geruchten van de [[opstand]] bevestigd werden, nam Beeckman enige maatregelen van veiligheid. Hij consigneerde de bezetting, zond ’s nachts sluippatrouilles uit en liet overdag verklede soldaten door de [[Kampong (nederzettingstype)|kampongs]] dwalen, om berichten in te winnen; en toen men vernam, dat er werkelijk een groep vrijheidsstrijders in aantocht was en er een bevel kwam (7 april) om de [[kazerne]] te versterken, sloeg hij met kracht de handen aan het werk. Langzaam kropen de dagen en weken voorbij; de toestand werd zorgwekkender voor de Nederlandse soldaten en hun voedselrantsoenen verkleinden.


Beeckman, aan wie het lot van de soldaten was toevertrouwd, overwoog hoe hij deze situatie kon beëindigen. Er bleef de mogelijkheid om zich met zijn manschappen in te schepen op prauwen en iich door de vijand heen te slaan, een poging te doen om de kust te bereiken en dáár de komst van een schip af te wachten. Maar het ogenblik om de plaats te verlaten die aan zijn bescherming was toevertrouwd, was nog niet daar. Het kwam echter niet zover; een zendeling van [[Bandjarmasin|Bandjermasin]] sloop door de vijandelijke linie, van die kant minder nauwkeurig bewaakt en gaf de boodschap door dat [[kolonel]] [[Augustus Johannes Andresen|Andresen]] in aantocht en het ontzet zeker was. Rustiger wachtte men sedert de dag de komst van de troepen af, die vivres zouden meebrengen; en op de 18de juni, na twee maanden van alle contact afgesloten geweest te zijn, kwam er eindelijk uitkomst.
Beeckman, aan wie het lot van de soldaten was toevertrouwd, overwoog hoe hij deze situatie kon beëindigen. Er bleef de mogelijkheid om zich met zijn manschappen in te schepen op prauwen en iich door de vijand heen te slaan, een poging te doen om de kust te bereiken en dáár de komst van een schip af te wachten. Maar het ogenblik om de plaats te verlaten die aan zijn bescherming was toevertrouwd, was nog niet daar. Het kwam echter niet zover; een zendeling van [[Bandjarmasin|Bandjermasin]] sloop door de vijandelijke linie, van die kant minder nauwkeurig bewaakt en gaf de boodschap door dat [[kolonel]] [[Augustus Johannes Andresen|Andresen]] in aantocht en het ontzet zeker was. Rustiger wachtte men sedert de dag de komst van de troepen af, die ''vivres'', noodzakelijke levensmiddelen, zouden meebrengen; en op 18 juni, na twee maanden van alle contact afgesloten geweest te zijn, kwam er eindelijk uitkomst.


Beeckman werd later tijdens de expeditie aangesteld als gezaghebber van Becompaij en Doessoen en verkreeg bij [[Koninklijk Besluit]] van 18 februari 1861 nummer 82 de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen als commandant van Pengaron in 1859. Bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1861 nummer 68 verwierf hij de eresabel, eveneens voor zijn verdiensten tijdens de Bandjermasinse oorlog. Hij werd op 12 april 1862 bevorderd tot [[Kapitein (rang)|kapitein]] bij het garnizoensbataljon van de Zuider- en Oosterafdeling; in mei 1863 verkreeg hij een tweejarig verlof naar Nederland en keerde in januari 1866 terug naar [[Indië (regio)|Indië]], waar hij werd geplaatst bij het veertiende bataljon en in mei 1867 overgeplaatst bij de garnizoenscompagnie van [[Timor]] en Onderhorigheden. Op 25 september werd Beeckman overgeplaatst bij het garnizoensbataljon van [[Palembang]] en Onderhorigheden, op 13 maart 1871 overgeplaatst bij het elfde bataljon en op 19 september van dat jaar bevorderd tot [[majoor]]. Hij verkreeg in september 1873 een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte en werd op 5 mei 1876 bevorderd tot luitenant-kolonel. Datzelfde jaar werd hij op zijn verzoek gepensioneerd. Beeckman overleed te Nijmegen in januari 1908 en werd te [[Rustoord (Nijmegen)|Rustoord]] begraven met militaire eer. Het muziekkorps van de koloniale reserve speelde de ''treurmars''; het vuurpeloton bestond eveneens uit manschappen van de koloniale reserve en ook een afdeling infanterie nam deel aan de plechtigheid. Aan het graf werd gesproken door een van zijn wapenbroeders, oud-majoor der [[Genie (legereenheid)|genie]] [[Karel Ferdinand Caspersz|Caspersz]], die met hem de oorlog in Bandjermasin had meegemaakt.<ref> Het Nieuws van de Dag. (14-01-1908)</ref>
Beeckman werd later tijdens de expeditie aangesteld als gezaghebber van Becompaij en Doessoen en verkreeg bij [[Koninklijk Besluit]] van 18 februari 1861 nummer 82 de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen als commandant van Pengaron in 1859. Bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1861 nummer 68 verwierf hij de eresabel, eveneens voor zijn verdiensten tijdens de Bandjermasinse oorlog. Hij werd op 12 april 1862 bevorderd tot [[Kapitein (rang)|kapitein]] bij het garnizoensbataljon van de Zuider- en Oosterafdeling; in mei 1863 verkreeg hij een tweejarig verlof naar Nederland en keerde in januari 1866 terug naar [[Indië (regio)|Indië]], waar hij werd geplaatst bij het veertiende bataljon en in mei 1867 overgeplaatst bij de garnizoenscompagnie van [[Timor]] en Onderhorigheden. Op 25 september werd Beeckman overgeplaatst bij het garnizoensbataljon van [[Palembang]] en Onderhorigheden, op 13 maart 1871 overgeplaatst bij het elfde bataljon en op 19 september van dat jaar bevorderd tot [[majoor]]. Hij verkreeg in september 1873 een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte en werd op 5 mei 1876 bevorderd tot luitenant-kolonel. Datzelfde jaar werd hij op zijn verzoek gepensioneerd. Beeckman overleed te Nijmegen in januari 1908 en werd te [[Rustoord (Nijmegen)|Rustoord]] begraven met militaire eer. Het muziekkorps van de koloniale reserve speelde de ''treurmars''; het vuurpeloton bestond eveneens uit manschappen van de koloniale reserve en ook een afdeling infanterie nam deel aan de plechtigheid. Aan het graf werd gesproken door een van zijn wapenbroeders, oud-majoor der [[Genie (legereenheid)|genie]] [[Karel Ferdinand Caspersz|Caspersz]], die met hem de oorlog in Bandjermasin had meegemaakt.<ref> Het Nieuws van de Dag. (14-01-1908)</ref>
 
{{Leeswaarschuwing-19de eeuw (einde)}}
{{Link portaal|KNIL}}
{{Link portaal|KNIL}}



Versie van 9 apr 2016 09:03

Abraham Faure Beeckman (Voorst, 20 maart 1831Nijmegen, 7 januari 1908) was een Nederlands luitenant-kolonel der infanterie van het Nederlands-Indische leger, ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse, bezitter van de eresabel.

Leeswaarschuwing   Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein)
De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer.

Loopbaan

Beeckman, zoon van predikant Abraham Faure Beeckman, trad op 24 oktober 1846, op 15-jarige leeftijd, via het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk in dienst, werd in 1851 benoemd tot tweede luitenant en op 2 maart 1857 bevorderd tot eerste luitenant bij de garnizoenscompagnie in de Zuider- en Oosterafdeling, waar hij de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo meemaakte.

Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

De Nederlandse koolmijn te Pengaron, die door 45 infanteristen onder eerste luitenant Beeckman bezet, werd ingesloten door prins (Pangeran) Antasari van Banjar; ook te Marabahan, waar eerste luitenant Bangert het bevel voerde als commandant, kozen de bewoners voor Atasari en werden de Nederlanders bedreigd, Kalangan was uitgemoord (28 april 1859); een zestal Europese mijnbeambten te Goening Djabok, en ook te Tabanio de posthouder (Mauritz) afgemaakt. Toen de geruchten van de opstand bevestigd werden, nam Beeckman enige maatregelen van veiligheid. Hij consigneerde de bezetting, zond ’s nachts sluippatrouilles uit en liet overdag verklede soldaten door de kampongs dwalen, om berichten in te winnen; en toen men vernam, dat er werkelijk een groep vrijheidsstrijders in aantocht was en er een bevel kwam (7 april) om de kazerne te versterken, sloeg hij met kracht de handen aan het werk. Langzaam kropen de dagen en weken voorbij; de toestand werd zorgwekkender voor de Nederlandse soldaten en hun voedselrantsoenen verkleinden.

Beeckman, aan wie het lot van de soldaten was toevertrouwd, overwoog hoe hij deze situatie kon beëindigen. Er bleef de mogelijkheid om zich met zijn manschappen in te schepen op prauwen en iich door de vijand heen te slaan, een poging te doen om de kust te bereiken en dáár de komst van een schip af te wachten. Maar het ogenblik om de plaats te verlaten die aan zijn bescherming was toevertrouwd, was nog niet daar. Het kwam echter niet zover; een zendeling van Bandjermasin sloop door de vijandelijke linie, van die kant minder nauwkeurig bewaakt en gaf de boodschap door dat kolonel Andresen in aantocht en het ontzet zeker was. Rustiger wachtte men sedert de dag de komst van de troepen af, die vivres, noodzakelijke levensmiddelen, zouden meebrengen; en op 18 juni, na twee maanden van alle contact afgesloten geweest te zijn, kwam er eindelijk uitkomst.

Beeckman werd later tijdens de expeditie aangesteld als gezaghebber van Becompaij en Doessoen en verkreeg bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1861 nummer 82 de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen als commandant van Pengaron in 1859. Bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1861 nummer 68 verwierf hij de eresabel, eveneens voor zijn verdiensten tijdens de Bandjermasinse oorlog. Hij werd op 12 april 1862 bevorderd tot kapitein bij het garnizoensbataljon van de Zuider- en Oosterafdeling; in mei 1863 verkreeg hij een tweejarig verlof naar Nederland en keerde in januari 1866 terug naar Indië, waar hij werd geplaatst bij het veertiende bataljon en in mei 1867 overgeplaatst bij de garnizoenscompagnie van Timor en Onderhorigheden. Op 25 september werd Beeckman overgeplaatst bij het garnizoensbataljon van Palembang en Onderhorigheden, op 13 maart 1871 overgeplaatst bij het elfde bataljon en op 19 september van dat jaar bevorderd tot majoor. Hij verkreeg in september 1873 een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte en werd op 5 mei 1876 bevorderd tot luitenant-kolonel. Datzelfde jaar werd hij op zijn verzoek gepensioneerd. Beeckman overleed te Nijmegen in januari 1908 en werd te Rustoord begraven met militaire eer. Het muziekkorps van de koloniale reserve speelde de treurmars; het vuurpeloton bestond eveneens uit manschappen van de koloniale reserve en ook een afdeling infanterie nam deel aan de plechtigheid. Aan het graf werd gesproken door een van zijn wapenbroeders, oud-majoor der genie Caspersz, die met hem de oorlog in Bandjermasin had meegemaakt.[1]

Einde leeswaarschuwing   Bovenstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein)
De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer.
Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Het Nieuws van de Dag. (14-01-1908)
rel=nofollow
  • 1865. W.A. van Rees. De Bandjermasinsche Krijg van 1859-1863. Twee delen. D.A. Thieme. Arnhem
  • 1893. P.H.K. van Schendel. De Militaire Willemsorde. J.M. Roldanus Cz. Edam
  • 1908. Luitenant-kolonel Beeckman overleden. Het Nieuws van de Dag. (11-01-1908)
  • 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
  • Informatie over officieren uit het Indische leger
rel=nofollow