Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Frank Philippi: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Frank_Philippi&oldid=41266781 -1- 2a02:1811:9887:ca00:1194:94df:14a4:7adb 11 mei 2014)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Frank_Philippi&oldid=45350420 18 nov 2015 2a02:1811:9887:ca00:70e7:d0eb:329b:c68a Brecht Bostyn)
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox kunstenaar
| naam            = Frank Philippi
| afbeelding      =
| onderschrift    =
| volledige naam  =
| bijnaam          =
| pseudoniem      =
| geboren          =
| overleden        =
| land            = {{BE}}
| nationaliteit    = {{BE}}
| beroep          = Fotograaf
| signatuur        =
| jaren-actief    =
| periode          =
| stijl            =
| bekende-werken  =
| RKD              =
| website          =
| heraldiek        =
| heraldiek-uitleg =
}}
'''Frank Philippi''' ([[Schelle (België)|Schelle]], [[1921]] - [[Oostende]], [[2010]]) was een [[België|Belgische]] [[fotograaf]].


Frank Philippi (Schelle 1921 - Oostende 2010) was een Belgische fotograaf met nationale en zelfs internationale allure, die zijn loopbaan aanvatte met de hulp van de Antwerpse vakfotograaf Robert 'bob' Reusens in de vroege jaren 1940. Na verplichte tewerkstelling in Duitsland opende Philippi in 1945 een fotostudio aan de Kioskplaats in Hoboken-Antwerpen waar hij zich met overgave toelegde op vrijwel alle genres: portret, naakt, reportage, industrie, mode en publiciteit. Zijn uitgepuurde stijl, gekenmerkt door technische en esthetische kwaliteiten, werd al snel opgemerkt door medewerkers van de firma Gevaert-Photoproducten uit Mortsel-Oude God voor wie hij commerciële opdrachten met creatieve inbreng vervulde. Voor dit wereldbedrijf testte hij de nieuwste producten op een manier die het midden houdt tussen werk in opdracht en auteursfotografie. Het betrof straat- en societyfotografie in het Antwerpse die qua stijl en benadering aansloot bij het werk van voorbeelden zoals Brassai, Robert Doisneau en Willy Ronis. De resultaten daarvan werden gebruikt in allerlei reclames en het door Gevaert uitgegeven internationale tijdschrift Fotorama (1951-1958), waarin zowel gevestigde waarden als jonge talenten in woord en beeld aan bod kwamen.
Na een opleiding aan de [[Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen|Koninklijke Academie voor Schone Kunsten]] van [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] bleek het kunstenaarschap voor Frank Philippi niet weggelegd. Kunst bracht in tijden van oorlog en schaarste namelijk slechts voor enkelen brood op de plank. Na kort werkzaam te zijn geweest als schilder-decorateur, een beroep dat hij hartsgrondig verfoeide, koos hij resoluut voor het beroep van fotograaf, een bezigheid waarbij tegelijk creatief en commercieel kon worden gewerkt. Voor een ganse generatie van gelijkgestemden zou dit naderhand een weloverwogen strategie, een compromis, vormen. Naast hun beroepspraktijk bleven zij immers 'amateur' en niet zelden was de grens tussen 'werken' en 'spelen' zeer vaag. Sommigen stortten zich naast die praktijk op de traditionele beeldende kunsten, terwijl anderen het nog nauwelijks geëmancipeerde medium omarmden als een manier om in het levensonderhoud te voorzien dat tegelijk hun expressievorm kon zijn. Die bevlogenheid verklaart meteen waarom die 'selfmade' fotografen zich vrijwel onmiddellijk wisten te onderscheiden van de doorsnee beroepsfotograaf, die eerder als een vakman kan worden beschouwd en waarvan de meeste fotografie, los van de cultuurhistorische waarde van zijn werk, vandaag niet kan weten te beklijven, maar wel weet te fascineren doordat zelfs die productie op dit eigenste moment zeldzaam begint te worden.      


Philippi koesterde, net als zijn generatie- en stadsgenoot Filip Tas (1918-1997), artistieke ambities. Ondanks een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen bleek het kunstenaarschap niet voor hem weggelegd. Na kort werkzaam te zijn geweest als schilder-decorateur koos Philippi voor het beroep van fotograaf, een bezigheid waarbij tegelijk creatief en commercieel kon worden gewerkt. Een compromis. Dankzij zijn flamboyante voorkomen en neus voor economische en sociale ontwikkelingen maakte hij snel naam in het Antwerpse waar hij bekendheid verwierf omwille van zijn uitmuntende studioportretten en reportages. Die activiteiten werden al snel uitgebreid met modefotografie in dienst van de ontluikende confectie-industrie.
Philippi begon zijn loopbaan in de vroege jaren 1940 met de hulp van de gereputeerde Antwerpse fotograaf Robert 'bob' Reusens, een figuur die tal van jonge talenten met praktische aanwijzingen en vaderlijke bezorgdheid een duwtje in de rug wist te geven. Na verplichte tewerkstelling in nazi-Duitsland, waar Philippi in een firma voor reprografie en drukwerk de technische kneepjes van het vak leerde, opende hij in 1945 een fotostudio aan de Kioskplaats in Hoboken-Antwerpen. In de voorstad profileerde hij zich in vele genres: portret, reportage, industrie, mode, publiciteit en naakt. Dankzij zijn flamboyante voorkomen en feeling voor economische en sociale ontwikkelingen maakte hij snel naam in het Antwerpse met uitmuntende studioportretten en vernieuwende reportages. Immers, dankzij een vrijwel intact industrieel apparaat verwierf België in de jaren na 1945 al snel het vooroorlogse industriële peil. Die focus op verouderde industrieën zou het land echter al snel zuur opbreken. De inhaalbeweging van de buurlanden resulteerde in een vertraagde groei en zelfs stagnatie in het daaropvolgende decennium. Desondanks verwierf Philippi met levendige en voor die tijd frisse huwelijksreportages een stevige reputatie. De activiteiten werden uitgebreid met modefotografie in dienst van de ontluikende confectie-industrie die in de jaren 1960 een hoogtepunt zou bereiken en gelijkviel met een ware economische hausse. De [[Expo 58|Expo]], waarover Philippi een fascinerende reeks realiseerde, dient vooral beschouwd te worden als een optimistische blik op de toekomst. Hij onderstreept in de eerste plaatst de symboolwaarde van het meest bezochte evenement van de jaren 1950. Philippi's uitgepuurde esthetiek, verleidelijkheid en sensualiteit groeiden inmiddels uit tot sleutelbegrippen. Vooral in de portrettering van het vrouwelijke geslacht is de evolutie opmerkelijk. Ze evolueert tussen 1950 en 1970 van bekoorlijke, gedistingeerde dames, voluptueuze huisvrouwen of 'meisjes' met 'potentieel' tot ogenschijnlijk naïeve lolita's en zelfbewuste 'vrouwen' die zich 'beschikbaar' opstellen, maar tegelijk 'onbereikbaar' blijven en bijgevolg de 'regels' bepalen in het spel van aantrekking, afstoting en (vrije) liefde (althans op film of papier). Dit aspect komt vooral naar voren in 'proefopnamen' met potentiële modellen en bereikt aan het eind van de jaren 1960 een hoogtepunt. In het nu zeldzame en aldus bijna onvindbare drukwerk uit die jaren, van bijvoorbeeld al lang ter ziele gegane confectiebedrijven, is die spanning echter slechts afgezwakt voelbaar.        


Het verlangen om aansluiting te vinden in kunstenaarsmilieus werd in 1958 realiteit toen zowel Tas als Philippi betrokken werden bij de oprichten van G 58, een Antwerps kunstenaarscollectief, dat door toedoen van burgemeester Lode Craeybeckx onderdak kreeg in het historische pakhuis Hessenhuis, waar het tot en met 1962 tal van tentoonstellingen met moderne kunst realiseerde die de Scheldestad opnieuw op het voorplan van de moderne kunst in België en zelfs Europa wist te brengen. In 1955 had Philippi samen met zijn broer August 'Gust', die zijn partner zou worden, al meegewerkt aan de Belgische film Meeuwen sterven in de haven. In G 58 werd fotografie andermaal erkend als kunst en zowel Philippi als Tas realiseerden er in respectievelijk 1959 en 1962 een fototentoonstelling. In die jaren bedreef Philippi niet de 'subjektive' fotografie naar Duits voorbeeld, maar eerder een vorm van poëtische reportagefotografie. Tas werkte dit heel persoonlijk uit in een variant die het midden houdt tussen de principes van Steinert en de klassieke reportagefotografie. Het betreft in beide gevallen een genre dat niet kan gerekend worden tot de persfotografie met naakte feiten, noch de louter vervreemdende existentiële fotografie. Daarnaast vond Philippi ook aansluiting bij de activiteiten rond de kring Celbeton in Dendermonde. Zijn innige vriendschap met kunstschilder Jef Verheyen bracht hem in 1959 ook in Milaan, waar hij verbroederde met kunstenaars zoals Lucio Fontana, Piero Manzoni en Gianni Dova. De contacten met eigentijdse kunstenaars resulteerden in opmerkelijke reeksen en sessies die nu onvervangbare getuigen vormen van de kunstenaarsmilieus uit de jaren 1950. Vooral de getuigenis van het optreden van Yves Klein tijdens Vision in motion / Motion in vision in het Hessenhuis van 1959 is van onschatbare waarde gebleken.
Philippi werd in de de vroege jaren 1950 al snel opgemerkt door medewerkers van de firma [[Agfa-Gevaert|Gevaert-Photoproducten]] uit [[Mortsel|Mortsel-Oude God]], voor wie hij commerciële opdrachten vervulde. Het betrof straat- en societyfotografie in het Antwerpse die qua stijl en benadering aansloot bij het werk van voorbeelden zoals [[Brassaï]], [[Robert Doisneau]] en [[Willy Ronis]]{{Bron?||2014|05|11}}. De resultaten daarvan werden gebruikt in reclames en het door Gevaert uitgegeven tijdschrift [[Fotorama]] (1951-1958), waarin zowel jonge talenten als gevestigde waarden in woord en beeld in aan bod kwamen. De bedoeling was vooral de deugdelijkheid te bewijzen van de nieuwste fotografische Gevaertproducten,  waarmee de amateur op een eenvoudige wijze goede, vrijwel technisch volmaakte, foto's maken kon. Zo fotografeerde Philippi uitgebreid 'Antwerp by night', waarin de verlichte cinema's, Amerikaanse sleeën en elektrisch verlichte straten en pleinen dankbare onderwerpen vormden om de kwaliteit van de nieuwste, hooggevoelige films aan te tonen. Momenteel zijn het in de eerste plaats, en voor velen, historische en zelfs nostalgische documenten van een metropool die zich op de drempel van de moderniteit begaf.  


Nadat het doek gevallen was over G 58 ging Philippi zich vrijwel uitsluitend toeleggen op lucratieve reclame- en modefotografie in Brussel in dienst van talloze reclamebureaus en ketens; die intussen naar Amerikaans voorbeeld waren gemodelleerd. Het artistieke aspect van de fotografie werd echter niet verlaten; noch in de commerciële opdrachten of het vrije werk. Philippi ging zich toeleggen op het fotograferen van eieren, in de meest surrealistische constellaties, waarin hij een symbool van het leven zag en waarmee hij in de jaren 1960 en 1970 veel bijval kreeg. Zijn foto's, die zich nu begeven tussen kunst en kitsch, werden tentoongesteld in culturele centra, galerieën en musea in binnen en buitenland. In die jaren legde Philippi zich ook toe op abstraherende studies van naakten, groenten, fruit en materie waarmee hij wellicht onbewust de basis legde voor een genre waarmee vooral foodfotograaf Tony Leduc furore heeft gemaakt. Laatstgenoemde was notabene een leerling van Philippi en erkent in hem nog steeds een groot voorbeeld en bovenal mens.  
Zijn verlangen om aansluiting te vinden in kunstenaarsmilieus werd in 1958 realiteit toen Philippi betrokken werd bij de oprichting van het Antwerps kunstenaarscollectief [[G 58]]. In het historische pakhuis Hessenhuis realiseerde het tot en met 1962 tal van opmerkelijke tentoonstellingen met moderne kunst die de Scheldestad opnieuw op het voorplan van de moderne kunst wisten te brengen.  


In 1987 kreeg Philippi een medaille van het ministerie voor Nederlandse Cultuur voor zijn gehele artistieke oeuvre. Daarvoor had hij ook invloed uitgeoefend als lesgever aan het St.-Lukasinstituut in Brussel. Zijn archief uit de jaren 1948-1970 bevindt zich sedert de jaren 1980 in het FotoMuseum Antwerpen. In 2011 werd hulde betuigd aan deze onterecht vergeten fotograaf met een omvangrijke tentoonstelling van zijn werk uit die jaren. Zijn werk bevat niet alleen een beeld van de praktijk en de evolutie van de beroepsfotografie in de naoorlogse periode en aspecten van het leven in de naoorlogse geschiedenis, maar werpt ook een licht op de sociabiliteit in de Belgische en Italiaanse kunstenaarsmilieus van de late jaren 1950 en 1960.  
In 1955 had Philippi samen met zijn broer August meegewerkt aan de Belgische film ''[[Meeuwen sterven in de haven]]'', die in Antwerpen werd gedraaid en waarvoor zij de setfotografie verzorgden. In de context van G 58 realiseerde Philippi in 1959 een fototentoonstelling met contemporaine Belgische avant-gardefotografie van o.a. Julien Coulommier, Filip Tas, Suzy Embo, Robert Bésard en Marcel Permantier. In die jaren bedreef hijzelf echter niet de 'subjektive' fotografie naar Duits voorbeeld, maar een vorm van poëtische, humanistische reportagefotografie. Het betreft een genre dat niet gerekend kan worden tot de persfotografie met naakte feiten, noch tot de louter vervreemdende existentiële fotografie. Zijn foto's worden bijzonder door de aandacht voor banale situaties, toestanden en taferelen uit het dagelijks leven die daardoor soms een surrealistisch karakter krijgen.      


Bronnen:
De eigenzinnige Philippi zou zich pas rond 1965 gaan toeleggen op de abstracte fotografie, die op dat moment al over haar hoogtepunt heen was, aangezien dit genre inmiddels al even uitgesleten was als de (post)picturalistische fotografie.


BOSTYN BRECHT, De Gouden jaren van Frank Philippi, Antwerpen: FotoMuseum Provincie Antwerpen 2011, 128 p.
Philippi vond in de jaren 1960, net als Filip Tas, aansluiting bij de activiteiten rond de merkwaardige avant-gardekring [[Celbeton]] in [[Dendermonde]] (1957-1975), die paradoxaal genoeg huis hield in een dorpscafé en waar het bijvoorbeeld doorgaans verboden was om op de rebelse en wulpse klanken van de jukebox te dansen. Zijn innige vriendschap met kunstschilder [[Jef Verheyen]] bracht hem in 1959 ook in het mondaine [[Milaan (stad)|Milaan]], waar hij kennismaakte met kunstenaars zoals [[Lucio Fontana]], [[Piero Manzoni]] en [[Gianni Dova]] in hun natuurlijke milieu. De contacten met beeldende kunstenaars resulteerden in reeksen en sessies die nu getuigenis afleggen van de avant-gardekunstenaarsmilieus uit de jaren 1950. Vooral de getuigenis van het conceptuele optreden van Yves Klein tijdens ''Vision in motion / Motion in vision'' in het Hessenhuis van 1959 is van onschatbare waarde gebleken. De reeks wordt nu geregeld gereproduceerd in catalogi en boeken over moderne kunst. {{Bron?||2014|05|11}}
BOSTYN BRECHT, De Wereld van Filip Tas, in: Extra 05, zomer 2010, FotoMuseum Provincie Antwerpen
 
Nadat het doek gevallen was over G 58 ging Philippi zich vrijwel uitsluitend toeleggen op de lucratieve reclame- en modefotografie in de  metropool Brussel, in dienst van reclamebureaus en ketens zoals [[L'Innovation|à l'innovation]], [[Delhaize]] en [[Au Bon Marché]] of postorderbedrijven zoals [[3-Suisses]] uit [[Doornik]]. Het artistieke aspect van de fotografie werd echter niet verlaten, noch in de commerciële opdrachten of het vrije werk. De hiërarchie tussen opdrachtgevers, art-directors, ontwerpers en fotografen viel hem echter steeds zwaarder. Desondanks werden met grafische vormgevers (en vrienden) zoals Paul Ausloos, Julian Key (Julien Keymolen) en Paul Ibou bevredigende resultaten geboekt die inmiddels in de vergetelheid zijn geraakt.   
 
Philippi ging zich in de jaren 1960 toeleggen op het fotograferen van eieren, in de meest surrealistische constellaties, waarin hij een symbool van het leven zag en waarmee hij veel bijval kreeg. Ze waren een voortzetting van formalistische experimenten en studies uit de jaren 1950 die vooral in functie stonden van de promotie van zijn fotostudio. Zijn foto's werden tentoongesteld in culturele centra, galerieën en musea in binnen- en buitenland en aangekocht door het Ministerie van Nederlandse Cultuur. In die jaren legde Philippi zich ook toe op abstraherende studies van naakten, groenten, fruit en materie waarmee hij wellicht onbewust de basis legde voor een genre waarmee vooral foodfotograaf [[Tony Leduc]] furore heeft gemaakt.{{Bron?||2014|05|11}} Laatstgenoemde was een leerling van Philippi en erkent in hem nog steeds een groot voorbeeld en bovenal mens.{{Bron?||2014|05|11}}
 
In 1987 kreeg Philippi een medaille van het [[ministerie voor Nederlandse Cultuur]] voor zijn gehele artistieke oeuvre. Daarvoor had hij invloed uitgeoefend als lesgever aan het [[St.-Lukasinstituut]] in Brussel. 
 
Zijn archief uit de jaren 1948-1970 bevindt zich sedert de jaren 1980 in het [[FotoMuseum (Antwerpen)|FotoMuseum]] te Antwerpen. Het betreft zijn werk als beroepsfotograaf, dat hijzelf als onbelangrijk beschouwde en van plan was te vernietigen. Vandaag vormt het echter een belangrijk tijdsbeeld van een ingrijpende periode in de geschiedenis van het naoorlogse België, de praktijk en de evolutie van de beroepsfotografie en de sociabiliteit in de Belgische en Italiaanse kunstenaarsmilieus van de  jaren 1950 en de vroege jaren 1960. In 2011 werd hulde betuigd aan de fotograaf met een tentoonstelling en publicatie, waarin een selectie uit dit archief (circa 500.000 foto's) werd gepresenteerd. 
 
De foto's die hij als artistiek verantwoord beschouwde, worden bewaard in het FotoMuseum Provincie Antwerpen, andere openbare collecties en privé-collecties. Een belangrijke selectie wordt beheerd door zijn weduwe in Oostende.
 
== Bronnen ==
* BOSTYN BRECHT, De Gouden jaren van Frank Philippi, Antwerpen: FotoMuseum Provincie Antwerpen 2011, 128 p.
* BOSTYN BRECHT, De Wereld van Filip Tas, in: Extra 05, zomer 2010, FotoMuseum Provincie Antwerpen
Archief Frank Philippi (1948-1970), FotoMuseum Provincie Antwerpen
 
{{DEFAULTSORT:Philippi, Frank}}
[[Categorie:Belgisch fotograaf]]

Versie van 22 dec 2015 11:40

rel=nofollow

Frank Philippi (Schelle, 1921 - Oostende, 2010) was een Belgische fotograaf.

Na een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen bleek het kunstenaarschap voor Frank Philippi niet weggelegd. Kunst bracht in tijden van oorlog en schaarste namelijk slechts voor enkelen brood op de plank. Na kort werkzaam te zijn geweest als schilder-decorateur, een beroep dat hij hartsgrondig verfoeide, koos hij resoluut voor het beroep van fotograaf, een bezigheid waarbij tegelijk creatief en commercieel kon worden gewerkt. Voor een ganse generatie van gelijkgestemden zou dit naderhand een weloverwogen strategie, een compromis, vormen. Naast hun beroepspraktijk bleven zij immers 'amateur' en niet zelden was de grens tussen 'werken' en 'spelen' zeer vaag. Sommigen stortten zich naast die praktijk op de traditionele beeldende kunsten, terwijl anderen het nog nauwelijks geëmancipeerde medium omarmden als een manier om in het levensonderhoud te voorzien dat tegelijk hun expressievorm kon zijn. Die bevlogenheid verklaart meteen waarom die 'selfmade' fotografen zich vrijwel onmiddellijk wisten te onderscheiden van de doorsnee beroepsfotograaf, die eerder als een vakman kan worden beschouwd en waarvan de meeste fotografie, los van de cultuurhistorische waarde van zijn werk, vandaag niet kan weten te beklijven, maar wel weet te fascineren doordat zelfs die productie op dit eigenste moment zeldzaam begint te worden.

Philippi begon zijn loopbaan in de vroege jaren 1940 met de hulp van de gereputeerde Antwerpse fotograaf Robert 'bob' Reusens, een figuur die tal van jonge talenten met praktische aanwijzingen en vaderlijke bezorgdheid een duwtje in de rug wist te geven. Na verplichte tewerkstelling in nazi-Duitsland, waar Philippi in een firma voor reprografie en drukwerk de technische kneepjes van het vak leerde, opende hij in 1945 een fotostudio aan de Kioskplaats in Hoboken-Antwerpen. In de voorstad profileerde hij zich in vele genres: portret, reportage, industrie, mode, publiciteit en naakt. Dankzij zijn flamboyante voorkomen en feeling voor economische en sociale ontwikkelingen maakte hij snel naam in het Antwerpse met uitmuntende studioportretten en vernieuwende reportages. Immers, dankzij een vrijwel intact industrieel apparaat verwierf België in de jaren na 1945 al snel het vooroorlogse industriële peil. Die focus op verouderde industrieën zou het land echter al snel zuur opbreken. De inhaalbeweging van de buurlanden resulteerde in een vertraagde groei en zelfs stagnatie in het daaropvolgende decennium. Desondanks verwierf Philippi met levendige en voor die tijd frisse huwelijksreportages een stevige reputatie. De activiteiten werden uitgebreid met modefotografie in dienst van de ontluikende confectie-industrie die in de jaren 1960 een hoogtepunt zou bereiken en gelijkviel met een ware economische hausse. De Expo, waarover Philippi een fascinerende reeks realiseerde, dient vooral beschouwd te worden als een optimistische blik op de toekomst. Hij onderstreept in de eerste plaatst de symboolwaarde van het meest bezochte evenement van de jaren 1950. Philippi's uitgepuurde esthetiek, verleidelijkheid en sensualiteit groeiden inmiddels uit tot sleutelbegrippen. Vooral in de portrettering van het vrouwelijke geslacht is de evolutie opmerkelijk. Ze evolueert tussen 1950 en 1970 van bekoorlijke, gedistingeerde dames, voluptueuze huisvrouwen of 'meisjes' met 'potentieel' tot ogenschijnlijk naïeve lolita's en zelfbewuste 'vrouwen' die zich 'beschikbaar' opstellen, maar tegelijk 'onbereikbaar' blijven en bijgevolg de 'regels' bepalen in het spel van aantrekking, afstoting en (vrije) liefde (althans op film of papier). Dit aspect komt vooral naar voren in 'proefopnamen' met potentiële modellen en bereikt aan het eind van de jaren 1960 een hoogtepunt. In het nu zeldzame en aldus bijna onvindbare drukwerk uit die jaren, van bijvoorbeeld al lang ter ziele gegane confectiebedrijven, is die spanning echter slechts afgezwakt voelbaar.

Philippi werd in de de vroege jaren 1950 al snel opgemerkt door medewerkers van de firma Gevaert-Photoproducten uit Mortsel-Oude God, voor wie hij commerciële opdrachten vervulde. Het betrof straat- en societyfotografie in het Antwerpse die qua stijl en benadering aansloot bij het werk van voorbeelden zoals Brassaï, Robert Doisneau en Willy Ronis[bron?]. De resultaten daarvan werden gebruikt in reclames en het door Gevaert uitgegeven tijdschrift Fotorama (1951-1958), waarin zowel jonge talenten als gevestigde waarden in woord en beeld in aan bod kwamen. De bedoeling was vooral de deugdelijkheid te bewijzen van de nieuwste fotografische Gevaertproducten, waarmee de amateur op een eenvoudige wijze goede, vrijwel technisch volmaakte, foto's maken kon. Zo fotografeerde Philippi uitgebreid 'Antwerp by night', waarin de verlichte cinema's, Amerikaanse sleeën en elektrisch verlichte straten en pleinen dankbare onderwerpen vormden om de kwaliteit van de nieuwste, hooggevoelige films aan te tonen. Momenteel zijn het in de eerste plaats, en voor velen, historische en zelfs nostalgische documenten van een metropool die zich op de drempel van de moderniteit begaf.

Zijn verlangen om aansluiting te vinden in kunstenaarsmilieus werd in 1958 realiteit toen Philippi betrokken werd bij de oprichting van het Antwerps kunstenaarscollectief G 58. In het historische pakhuis Hessenhuis realiseerde het tot en met 1962 tal van opmerkelijke tentoonstellingen met moderne kunst die de Scheldestad opnieuw op het voorplan van de moderne kunst wisten te brengen.

In 1955 had Philippi samen met zijn broer August meegewerkt aan de Belgische film Meeuwen sterven in de haven, die in Antwerpen werd gedraaid en waarvoor zij de setfotografie verzorgden. In de context van G 58 realiseerde Philippi in 1959 een fototentoonstelling met contemporaine Belgische avant-gardefotografie van o.a. Julien Coulommier, Filip Tas, Suzy Embo, Robert Bésard en Marcel Permantier. In die jaren bedreef hijzelf echter niet de 'subjektive' fotografie naar Duits voorbeeld, maar een vorm van poëtische, humanistische reportagefotografie. Het betreft een genre dat niet gerekend kan worden tot de persfotografie met naakte feiten, noch tot de louter vervreemdende existentiële fotografie. Zijn foto's worden bijzonder door de aandacht voor banale situaties, toestanden en taferelen uit het dagelijks leven die daardoor soms een surrealistisch karakter krijgen.

De eigenzinnige Philippi zou zich pas rond 1965 gaan toeleggen op de abstracte fotografie, die op dat moment al over haar hoogtepunt heen was, aangezien dit genre inmiddels al even uitgesleten was als de (post)picturalistische fotografie.

Philippi vond in de jaren 1960, net als Filip Tas, aansluiting bij de activiteiten rond de merkwaardige avant-gardekring Celbeton in Dendermonde (1957-1975), die paradoxaal genoeg huis hield in een dorpscafé en waar het bijvoorbeeld doorgaans verboden was om op de rebelse en wulpse klanken van de jukebox te dansen. Zijn innige vriendschap met kunstschilder Jef Verheyen bracht hem in 1959 ook in het mondaine Milaan, waar hij kennismaakte met kunstenaars zoals Lucio Fontana, Piero Manzoni en Gianni Dova in hun natuurlijke milieu. De contacten met beeldende kunstenaars resulteerden in reeksen en sessies die nu getuigenis afleggen van de avant-gardekunstenaarsmilieus uit de jaren 1950. Vooral de getuigenis van het conceptuele optreden van Yves Klein tijdens Vision in motion / Motion in vision in het Hessenhuis van 1959 is van onschatbare waarde gebleken. De reeks wordt nu geregeld gereproduceerd in catalogi en boeken over moderne kunst. [bron?]

Nadat het doek gevallen was over G 58 ging Philippi zich vrijwel uitsluitend toeleggen op de lucratieve reclame- en modefotografie in de metropool Brussel, in dienst van reclamebureaus en ketens zoals à l'innovation, Delhaize en Au Bon Marché of postorderbedrijven zoals 3-Suisses uit Doornik. Het artistieke aspect van de fotografie werd echter niet verlaten, noch in de commerciële opdrachten of het vrije werk. De hiërarchie tussen opdrachtgevers, art-directors, ontwerpers en fotografen viel hem echter steeds zwaarder. Desondanks werden met grafische vormgevers (en vrienden) zoals Paul Ausloos, Julian Key (Julien Keymolen) en Paul Ibou bevredigende resultaten geboekt die inmiddels in de vergetelheid zijn geraakt.

Philippi ging zich in de jaren 1960 toeleggen op het fotograferen van eieren, in de meest surrealistische constellaties, waarin hij een symbool van het leven zag en waarmee hij veel bijval kreeg. Ze waren een voortzetting van formalistische experimenten en studies uit de jaren 1950 die vooral in functie stonden van de promotie van zijn fotostudio. Zijn foto's werden tentoongesteld in culturele centra, galerieën en musea in binnen- en buitenland en aangekocht door het Ministerie van Nederlandse Cultuur. In die jaren legde Philippi zich ook toe op abstraherende studies van naakten, groenten, fruit en materie waarmee hij wellicht onbewust de basis legde voor een genre waarmee vooral foodfotograaf Tony Leduc furore heeft gemaakt.[bron?] Laatstgenoemde was een leerling van Philippi en erkent in hem nog steeds een groot voorbeeld en bovenal mens.[bron?]

In 1987 kreeg Philippi een medaille van het ministerie voor Nederlandse Cultuur voor zijn gehele artistieke oeuvre. Daarvoor had hij invloed uitgeoefend als lesgever aan het St.-Lukasinstituut in Brussel.

Zijn archief uit de jaren 1948-1970 bevindt zich sedert de jaren 1980 in het FotoMuseum te Antwerpen. Het betreft zijn werk als beroepsfotograaf, dat hijzelf als onbelangrijk beschouwde en van plan was te vernietigen. Vandaag vormt het echter een belangrijk tijdsbeeld van een ingrijpende periode in de geschiedenis van het naoorlogse België, de praktijk en de evolutie van de beroepsfotografie en de sociabiliteit in de Belgische en Italiaanse kunstenaarsmilieus van de jaren 1950 en de vroege jaren 1960. In 2011 werd hulde betuigd aan de fotograaf met een tentoonstelling en publicatie, waarin een selectie uit dit archief (circa 500.000 foto's) werd gepresenteerd.

De foto's die hij als artistiek verantwoord beschouwde, worden bewaard in het FotoMuseum Provincie Antwerpen, andere openbare collecties en privé-collecties. Een belangrijke selectie wordt beheerd door zijn weduwe in Oostende.

Bronnen

  • BOSTYN BRECHT, De Gouden jaren van Frank Philippi, Antwerpen: FotoMuseum Provincie Antwerpen 2011, 128 p.
  • BOSTYN BRECHT, De Wereld van Filip Tas, in: Extra 05, zomer 2010, FotoMuseum Provincie Antwerpen

Archief Frank Philippi (1948-1970), FotoMuseum Provincie Antwerpen