Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:SjorsXY/ Oerknal: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
k (Lidewij heeft de pagina Oerknal hernoemd naar Gebruiker:SjorsXY/ Oerknal zonder een doorverwijzing achter te laten)
 
(12 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Oerknal''' of '''''Big Bang''''' is de populaire benaming van de [[kosmologie|kosmologische]] [[theorie]] die op basis van de [[algemene relativiteitstheorie]] veronderstelt dat 13,7 [[miljard]] jaar geleden het [[heelal]] ontstond uit een enorm heet punt (ca. 10<sup>28</sup>℃), met een oneindig grote dichtheid, ofwel een [[singulariteit]]. Tegelijkertijd met de oerknal zouden [[Ruimte (natuurkunde)|ruimte]] en [[tijd]] zijn ontstaan. De theorie is onder meer gebaseerd op de [[waarneming]] van het voortdurend [[uitdijende heelal]], in het bijzonder de [[roodverschuiving]] van de [[spectraallijn]] en van licht van verre [[sterrenstelsel]]s, het [[dopplereffect]]. De algemene relativiteitstheorie is op dit punt echter nog niet volledig aangezien het idee van een oneindig grote dichtheid strijdig is met de fundamentele wetten van de [[natuurkunde]].
De '''Oerknal''' (engels: Big Bang) theorie is het heersende kosmologische model dat het bestaan van het waarneembare heelal verklaart uit de vroegst bekende perioden door de daaropvolgende grootschalige evolutie.<ref>{{cite web |url=https://map.gsfc.nasa.gov/universe/ |title=Cosmology: The Study of the Universe |author=NASA/WMAP Science Team |date=6 June 2011 |work=Universe 101: Big Bang Theory |publisher=[[NASA]] |location=Washington, D.C. |access-date=18 December 2019 |archive-url=https://web.archive.org/web/20110629050256/https://map.gsfc.nasa.gov/universe/ |archive-date=29 June 2011 |url-status=live |quote=The second section discusses the classic tests of the Big Bang theory that make it so compelling as the most likely valid and accurate description of our universe.}}</ref> Het model beschrijft hoe het universum uitdijde vanuit een begintoestand van hoge energiedichtheid en temperatuur<ref>https://www.sciencechannel.com/tv-shows/how-the-universe-works/full-episodes/first-second </ref> en biedt een uitgebreide verklaring voor een breed scala aan waargenomen verschijnselen, waaronder de overvloed aan lichte elementen, de kosmische microgolfachtergrond (CMB) en grootschalige structuur.


De term 'Big Bang' werd voor het eerst door [[Fred Hoyle]] in [[1950]] gebruikt als een [[Sarcasme|sarcastische]] aanduiding om zijn afkeer van de theorie tot uitdrukking te brengen. Hoyle was zelf voorstander van het concurrerende maar thans verlaten [[Steady-statetheorie|steady statemodel]].  
Cruciaal is dat de theorie verenigbaar is met wet van Hubble-Lemaître - de waarneming dat hoe verder een sterrenstelsel is, hoe sneller het zich van de aarde verwijdert. Door deze kosmische uitdijing terug in de tijd te extrapoleren met behulp van de bekende natuurkunde wetten, beschrijft de theorie een steeds meer geconcentreerde kosmos voorafgegaan door een singulariteit waarin ruimte en tijd betekenis verliezen (meestal "de oerknal-singulariteit" genoemd).<ref>https ://books.google.com/books?id=fp9wrkMYHvMC&pg=PA211 211</ref> Gedetailleerde metingen van de expansiesnelheid van het [[universum]] plaatsen de oerknal-singulariteit op ongeveer 13,8 miljard jaar geleden, wat dus wordt beschouwd als de leeftijd van het universum.<ref>https://www.mpg.de/7044245/Planck_cmb_universe |title=Planck onthult een bijna perfect universum | datum=21 maart 2013 | publisher=Max-Planck-Gesellschaft | access-date=2020-11-17 </ref>


== Voorgeschiedenis ==
Na zijn aanvankelijke expansie, een gebeurtenis die op zichzelf vaak "de oerknal" wordt genoemd, koelde het universum voldoende af om de vorming van subatomaire deeltjes en later atomen mogelijk te maken. Gigantische wolken van deze oerelementen - meestal [[waterstof]], met wat helium en lithium - vloeiden later samen door [[zwaartekracht]] en vormden vroege sterren en sterrenstelsels,  waarvan de afstammelingen vandaag de dag zichtbaar zijn. Naast deze oorspronkelijke bouwmaterialen observeren astronomen de zwaartekrachtseffecten van een onbekende donkere materie die sterrenstelsels omringt. Het grootste deel van het zwaartekrachtpotentiaal in het universum lijkt in deze vorm te zijn, en de oerknaltheorie en verschillende waarnemingen geven aan dat dit overmatige zwaartekrachtpotentieel niet wordt gecreëerd door baryonische materie, zoals normale atomen. Metingen van de roodverschuivingen van supernovae geven aan dat de uitdijing van het heelal versnelt, een waarneming die wordt toegeschreven aan het bestaan ​​van donkere energie.
=== Het dynamische vs. het statische heelal ===
Voordat de [[theorie]] van de Big Bang werd geformuleerd, ging men uit van een [[statisch heelal]]: een heelal dat er altijd al was en altijd zal zijn. Uit de [[zwaartekracht]]wet van [[Isaac Newton|Newton]] volgt echter dat zo'n heelal zou instorten. Newton onderkende dat probleem, maar poogde dat in een briefwisseling met [[Richard Bentley]] te redden door te stellen dat, als de [[materie]] gelijkmatig in een [[oneindig]]e ruimte verdeeld was, er geen [[middelpunt]] zou zijn waar het naar toe zou vallen.


[[Albert Einstein|Einstein]] ging ook uit van een statisch heelal, maar uit zijn [[algemene relativiteitstheorie]] bleek onomstotelijk dat het heelal moest uitdijen of ineenstorten. Hij postuleerde toen de [[kosmologische constante]] om die ineenstorting tegen te gaan. De Nederlandse astronoom [[Willem de Sitter (wetenschapper)|Willem de Sitter]] kwam met een ander model van het heelal en voorspelde in [[1918]] aan de hand daarvan een [[roodverschuiving]] die evenredig was met de afstand. Het [[theoretisch model]] van De Sitter bevatte geen materie maar dijde wel uit. Het idee van De Sitter is tegenwoordig weer actueel in de [[inflatietheorie]] van de oerknal. Onafhankelijk vond [[Alexander Friedmann]] oplossingen voor de vergelijkingen van de algemene relativiteit, die een uitdijend heelal beschreven. Voortbordurend op het heelal van [[Willem de Sitter|De Sitter]], publiceerde ook de [[België|Belgische]] priester [[Georges Lemaître]] oplossingen voor een [[dynamisch heelal]]. Men vermoedde dat er vóór de oerknal helemaal niets was, zelfs geen [[tijd]], zodat men niet eens van 'vóór de oerknal' kan spreken.
Georges Lemaître merkte voor het eerst op in 1927 dat een uitdijend heelal terug in de tijd kan worden getraceerd naar een enkel punt dat hij het "oeratoom" noemde. Edwin Hubble bevestigde door analyse van galactische roodverschuivingen in 1929 dat sterrenstelsels inderdaad uit elkaar drijven; dit is belangrijk observationeel bewijs voor een uitdijend heelal. Decennia lang was de wetenschappelijke gemeenschap verdeeld tussen aanhangers van de oerknal en het rivaliserende stationaire model die beide verklaringen boden voor de waargenomen uitdijing, maar het stationaire model bepaalde een eeuwig universum in tegenstelling tot de eindige leeftijd van de oerknal. In 1964 werd de CMB ontdekt, die veel kosmologen ervan overtuigde dat het stationaire model was weerlegd aangezien, in tegenstelling tot het stationaire model, de hete oerknal een uniforme achtergrondstraling door het hele universum voorspelde, veroorzaakt door de hoge temperaturen en dichtheden in het verre verleden. Een breed scala aan empirisch bewijs pleit sterk in het voordeel van de oerknal, die nu in wezen universeel wordt aanvaard.


De eerste die ontdekte dat het licht van sommige sterrenstelsels een roodverschuiving vertoonde, waaruit bleek dat ze van ons af bewogen, was [[William Huggins]].
=== Inflatie en baryogenese ===


=== De oerknal/Big Bang ===
Over de vroegste fasen van de oerknal wordt veel gespeculeerd, aangezien er geen astronomische gegevens over beschikbaar zijn. In de meest gangbare modellen was het heelal homogeen en isotroop gevuld met een zeer hoge energiedichtheid en enorme temperaturen en druk, en dijde het zeer snel uit en koelde het af. De periode van 0 tot 10<sup>−43</sup> seconden in de expansie, het Planck-tijdperk, was een fase waarin de vier fundamentele krachten — de elektromagnetische kracht, de sterke kernkracht, de zwakke kernkracht en de [[zwaartekracht]] waren verenigd als één.<ref>Het vroege heelal, 1988, Reidel, isbn=90-277-2619-1, oclc=905464231</ref> In deze fase, de karakteristieke schaallengte van het heelal was de Plancklengte, 1.6×10<sup>−35</sup> m, en had bijgevolg een temperatuur van ongeveer 10<sup >32</sup> graden Celsius. Zelfs het concept van een deeltje valt onder deze omstandigheden uiteen. Een goed begrip van deze periode wacht op de ontwikkeling van een theorie van kwantumzwaartekracht.<ref> Grondslagen van de moderne kosmologie, Jan F. Hawley, Katherine A. Holcomb,7 juli 2005, OUP Oxford, isbn=9780198530961, pagina=355, https://www.google.com/books/edition/Foundations_of_Modern_Cosmology/s5MUDAAAQBAJ?hl=nl&gbpv=1&pg=PA355&printsec=frontcover</ref> Het Planck-tijdperk werd opgevolgd door het grootse eenwordingstijdperk ​​beginnend bij 10<sup>−43</sup> seconden, waar de zwaartekracht zich scheidde van de andere krachten toen de temperatuur van het universum daalde.
Aan het begin van de [[20e eeuw]], begon men met het meten van de [[spectrum|spectra]] van [[sterrenstelsel]]s. Hierbij merkte men:
*slechts enkele dichtbijgelegen stelsels, zoals de [[Andromedanevel]], hebben een [[blauwverschuiving]] en bewegen dus naar ons toe.  
*alle andere sterrenstelsels hadden een [[roodverschuiving]].
*de roodverschuiving neemt toe naarmate het stelsel verder weg staat. Deze vaststelling werd door [[Edwin Hubble]] beschreven in een artikel dat in [[1929]] werd gepubliceerd. Met de [[Wet van Hubble]] kan de uitdijingsnelheid van sterrenstelsels berekend worden.


Dit was aanleiding voor de [[hypothese]] dat er een oerknal is geweest. In het verre verleden hebben de sterrenstelsels dus niet alleen dichter bij elkaar gelegen, maar bovendien is de uitdijing begonnen met een oerknal. Aan het begin van de oerknal was het hele heelal geconcentreerd in een enkel punt met oneindige dichtheid. Dit punt noemt men een [[singulariteit#Natuurkunde|singulariteit]]. De eerste theorie van het heelal dat met een geweldige explosie uit een oeratoom moet zijn ontstaan, werd in 1931 geformuleerd door [[Georges Lemaître]]. Lemaître kwam ook tot een bijna juiste schatting van het moment waarop het heelal zou zijn ontstaan: ongeveer 15 miljard jaar geleden.
Op ongeveer 10<sup>−37</sup> seconden na de expansie, veroorzaakte een faseovergang een kosmische inflatie, waarbij het universum exponentieel groeide, niet beperkt door de lichtsnelheidsinvariantie, en de temperatuur daalde met een factor 100.000. Microscopische kwantumfluctuatiesen die optraden vanwege Heisenberg's onzekerheids principe werden versterkt tot de zaden die later de grootschalige structuur van het universum zouden vormen. Rond 10<sup>−36</sup> seconden begint het elektrozwakke tijdperk ​​wanneer de sterke kernkracht zich scheidt van de andere krachten, en alleen de elektromagnetische kracht en zwakke kernkracht verenigd blijven.<ref name=":1">{{Cite web|url=http://hyperphysics.phy-astr.gsu.edu/hbase/Astro/planck.html|title=Big Bang modellen terug naar Planck time|website=hyperphysics.phy-astr.gsu.edu|access-date=2020-04-28}}</ref>


Onderzoek met de ''[[Wilkinson Microwave Anisotropy Probe]]'' heeft de leeftijd van het heelal met een onnauwkeurigheid van 1 procent op 13,7 miljard jaar weten te bepalen.
De inflatie stopte rond de 10<sup>−33</sup> tot 10<sup>−32</sup> seconden, waarbij het volume van het universum met een factor van minstens 10<sup>78</sup> toenam. Opwarming vond plaats totdat het universum de temperaturen bereikte die nodig zijn voor de productie van een quark-gluonplasma evenals voor alle andere elementaire deeltjes. De temperaturen waren zo hoog dat er willekeurige bewegingen van deeltjes waren op relativistische snelheden, en deeltje-antideeltje paren van allerlei soorten werden  voortdurend gecreëerd en vernietigd in botsingen. Op een gegeven moment schond een onbekende reactie genaamd baryogenese het behoud van baryongetal, wat leidde tot een zeer kleine overmaat van quarks en leptons over antiquarks en antileptons - in de orde van grootte van één deel op 30 miljoen. Dit resulteerde in de overheersing van materie over antimaterie in het huidige universum.


=== Hete oerknal ===
=== Afkoeling ===
In 1948 werd de ''hete oerknaltheorie'' door [[George Gamow]] samen met [[Ralph Alpher]] geformuleerd. De theorie beschrijft hoe het heelal is ontstaan uit een heet puntvormig begin ([[singulariteit]]).


De theorie beschrijft verder nauwkeurig welke [[chemisch element]]en na 1 seconde, toen het heelal nog een temperatuur had van 10 miljard Kelvin, werden gevormd en in welke verhoudingen. De elementen die tijdens de oerknal werden gevormd zijn [[Waterstof (element)|waterstof]], [[helium]] en [[lithium]], nauwkeuriger gezegd de [[isotoop|isotopen]] waterstof, [[deuterium]], [[tritium]], helium-3, helium-4 en lithium-7. De theorie voorspelde dat de gewichtsverhouding helium en waterstof 1:3 zou zijn, heel dicht bij de huidige waargenomen samenstelling.
Het universum bleef in dichtheid afnemen en in temperatuur dalen, omdat de typische energie van elk deeltje afnam. Symmetrie-brekende faseovergangen zetten de fundamentele krachten van de natuurkunde en de parameters van elementaire deeltjes in hun huidige vorm, waarbij de elektromagnetische kracht en zwakke kernkracht scheiden op ongeveer 10<sup> −12</sup> seconden. Na ongeveer 10<sup>−11</sup> seconden wordt het beeld minder speculatief, aangezien de deeltjesenergieën dalen tot waarden die bereikt kunnen worden in deeltjesversnellers. Na ongeveer 10<sup>−6</sup> seconden werden quarks en gluons gecombineerd om baryons te vormen, zoals protonen en neutronen. De kleine overmaat aan quarks ten opzichte van antiquarks leidde tot een kleine overmaat aan baryonen ten opzichte van antibaryonen. De temperatuur was nu niet langer hoog genoeg om nieuwe proton-antiproton-paren te creëren (vergelijkbaar voor neutron-antineutron), dus volgde onmiddellijk een massa-annihilatie, waardoor er slechts één op de 10<sup>8</sup> van de oorspronkelijke materiedeeltjes overbleef en geen van hun antideeltjes.<ref>https://webspace.science.uu.nl/~proko101/JanGWeenink_bg3.pdf</ref> Een soortgelijk proces vond plaats na ongeveer 1 seconde voor elektronen en positronen. Na deze annihilaties bewogen de resterende protonen, neutronen en elektronen niet meer relativistisch en werd de energiedichtheid van het heelal gedomineerd door fotonen (met een kleine bijdrage van neutrinos).  


Gamov had een vriend, de natuurkundige [[Hans Bethe]], gevraagd om zijn achternaam ook aan het artikel toe te voegen (hoewel hij hieraan niet had meegewerkt) omdat de namen Alpher, Bethe en Gamov ongeveer hetzelfde klinken als alfa, bèta en gamma, de eerste 3 letters van het Griekse alfabet. Sindsdien staat dit artikel dan ook bekend als het Alpher-Bethe-Gamov-artikel of alfa-bèta-gamma-artikel.
Een paar minuten na de uitdijing, toen de temperatuur ongeveer een miljard kelvin was en de dichtheid van de materie in het universum vergelijkbaar was met de huidige dichtheid van de atmosfeer van de aarde, combineerden neutronen met protonen om deuterium en helium kernen in het universum te vormen in een proces genaamd Big Bang nucleosynthese (BBN). De meeste protonen bleven ongecombineerd als waterstofkernen.


Gamov en zijn medewerkers Alpher en [[Robert Herman]] voorspelden verder dat de straling van de oerknal nu nog aanwezig zou moeten zijn en een temperatuur zou moeten hebben van ongeveer 3 [[Kelvin (eenheid)|K]]. Deze [[kosmische achtergrondstraling]] werd door [[Arno Allan Penzias]] en [[Robert Woodrow Wilson]] in 1964 ontdekt. Voor hun werk aan de achtergrondstraling ontvingen zij in 1978 de [[Nobelprijs voor de Natuurkunde]].
Toen het heelal afkoelde, domineerde de restenergie-dichtheid van materie door de zwaartekracht de energie-dichtheid van de elektromagnetische straling. Na ongeveer 379.000 jaar waren de elektronen en kernen samengevoegd tot atomen (meestal waterstof), die straling konden uitzenden. Deze relikwiestraling, die grotendeels ongehinderd door de ruimte ging, staat bekend als de kosmische microgolfachtergrond.


Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat in het allereerste begin het heelal een korte periode van extreme expansie doormaakte. Deze periode wordt ook wel ''De Sitter inflatie'' genoemd. De theorie die dit beschrijft heet de [[inflatietheorie]] en werd in 1979 ontwikkeld door [[Alan Guth]] en [[Andrei Linde]].


=== Argumenten ===
{{Appendix}}
Er zijn vier belangrijke [[Argument (argumentatieleer)|argumenten]] die aantonen waarom het heelal uit een Oerknal moet zijn ontstaan:
Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=en|titel=Big Bang|oldid=576832176|datum=12-2021
*[[Spectroscopie|Spectroscopische]] waarnemingen van sterrenstelsels duiden erop dat het heelal uitdijt. Dit kan alleen verklaard worden als sterrenstelsels oorspronkelijk in één punt zijn ontstaan. De belangrijkste aanwijzing hiervoor is dat hoe verder [[sterrenstelsel]]s van ons af staan, hoe sneller ze zich van ons verwijderen. De [[roodverschuiving]] is de belangrijkste indicatie hiervan.
*De [[kosmische achtergrondstraling]] die in [[1965]] door [[Arno Penzias]] en [[Robert Woodrow Wilson|Robert Wilson]] is waargenomen, lijkt van alle kanten te komen. De Oerknaltheorie biedt een consistente verklaring voor deze straling.
*De Oerknaltheorie beschrijft nauwkeurig de verhouding van lichte [[Chemisch element|elementen]] als [[Waterstof (element)|waterstof]] en [[helium]] die tijdens de oerknal zijn ontstaan.
*Uit de [[Algemene Relativiteitstheorie]] van [[Albert Einstein|Einstein]] kan een Oerknal worden afgeleid, mits de [[materie]] in het [[heelal]] homogeen verspreid is.


Over 100 miljard jaar zullen de huidige pijlers waarop de theorie van de Oerknal rust bijna volledig zijn uitgewist. De [[kosmische achtergrondstraling]] is dan zodanig afgezwakt dat zij in het geheel niet meer waarneembaar is. Ook de uitdijing van het [[heelal]] zal dan niet langer waarneembaar zijn, doordat alle [[sterrenstelsel]]s achter de waarnemingshorizon zijn verdwenen en de [[intergalactische ruimte]] dus nagenoeg leeg is. De materie in het heelal lijkt hierdoor ook niet meer homogeen verspreid, waardoor een Oerknal niet meer kan worden gededuceerd uit een herontdekte relativiteitstheorie. Tevens is de verhouding tussen de verschillende [[chemisch element|elementen]] zodanig veranderd dat zij niet veel meer wegheeft van die tijdens de Oerknal en in de huidige situatie.
=== Fundamentele problemen ===
Hoewel de theorie van de oerknal sinds de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling door veel kosmologen aanvaard werd als de theorie die de beste verklaringen geeft over het ontstaan en de evolutie van het heelal, waren er toch een paar belangrijke vraagstukken waar de theorie geen antwoord op kon geven. Die problemen waren:
#het [[horizonprobleem]]
#het [[vlak heelal|vlakheidsprobleem]]
#het [[monopoolprobleem]]
De [[inflatietheorie (kosmologie)|inflatietheorie]] van [[Alan Guth]] en [[Andrei Linde]] kon hier in de jaren tachtig een antwoord op geven. Dit is dan ook een aanvulling op de theorie van de Oerknal, en niet een volkomen onafhankelijk alternatief. Verder is het hele idee van een oneindig grote dichtheid natuurlijk in strijd met de [[quantummechanica]].
===Van Oerknal tot heden===
{| class="wikitable"
!Tijd!!Omschrijving van het heelal
|-----
| valign="top" | [[Plancktijd]] 10<sup>-43</sup> seconden na de Oerknal
| Er kan niet gesproken worden over [[tijd]] of over [[ruimte (astronomie)|ruimte]] of over de [[temperatuur]]. De fysica op dit niveau is onbekend. Alle vier oerkrachten zijn verenigd.
|-----
| width="30%" valign="top" |
| Vlak hierna was een periode van [[inflatietheorie (kosmologie)|inflatie]]. De ruimte expandeerde met een factor 10<sup>32</sup> in een zeer korte periode. Theoretisch is het beschreven door [[Alan Guth]]. Inflatie geeft antwoord op een aantal fundamentele problemen van de klassieke hete oerknaltheorie, zoals het vlakheidsprobleem en het [[horizonprobleem]]. Vlak voor de inflatie is de [[zwaartekracht]] ontstaan, vlak erna de [[sterke kernkracht]] en de elektrozwakkekracht (die later uiteenvalt in de twee overige oerkrachten; [[zwakke kernkracht]] en [[elektromagnetische kracht]]).
|-----
| width="30%" valign="top" | tussen 10<sup>-12</sup> en 10<sup>-10</sup> seconde.
| In deze periode is het eigenlijke begin. Ook de laatste twee  oerkrachten zijn nu ontstaan en de natuurkunde is nu van kracht zoals wij die kennen. Het heelal bevindt zich in een kleine, hete, dichte [[kwantumtoestand]]. Uit de [[vacuümenergie]] ontstaan [[foton]]en. Het heelal bestaat dus uit stralingsenergie.
|-----
| width="30%" height="24" valign="top" | 10<sup>-11</sup> seconden
| Het heelal is koud genoeg voor het ontstaan van deeltjes (quarks) en [[antimaterie|antideeltjes]] (anti-quarks) uit straling. Voor elk deeltje is er één antideeltje.
|-----
| width="30%" valign="top" | 10<sup>-10</sup> seconden
| De temperatuurdaling maakt het nu mogelijk dat [[boson|bosonen]] (W<sup>-</sup>, W<sup>+</sup> en Z) ontstaan die verantwoordelijk zijn voor het overbrengen van de [[zwakke wisselwerking]]. De zwakke wisselwerking werkt maar over een zeer kleine afstand. De zwakke wisselwerking verbreekt de [[pariteitsymmetrie]] tussen deeltjes en antideeltjes. Dit noemt men de spontane symmetriebreking. Daardoor veranderde de verhouding deeltjes: antideeltjes volgens [[Steven Weinberg]] naar 300.000:299.999. Nadien [[annihilatie|annihileren]] deeltjes en antideeltjes elkaar. Dit verklaart waardoor er nu bijna geen antimaterie meer voorkomt in het heelal.
|-----
| width="30%" valign="top" | 10<sup>-4</sup> seconden.
| [[Gluonen]] ontstaan, die de [[sterke kernkracht]] overbrengen. [[Quark|Quarks]] vormen daardoor grotere deeltjes: onstabiele [[mesonen]] (twee quarks) en stabiele [[baryon|baryonen]] (drie quarks) ([[proton (deeltje)|protonen]] en [[neutron|neutronen]]). Volgens de [[Kwantumchromodynamica]] (QCD) kunnen quarks en gluonen los van elkaar bestaan, mits de temperatuur hoog genoeg is.
|-----
| width="30%" valign="top" | 1 seconde
| De verhouding protonen en neutronen wordt stabiel: 7 staat tot 1. Daarvoor vallen neutronen uiteen tot protonen, elektronen en antineutrino's. Die verhouding bepaalt ook de latere verhouding [[Waterstof (element)|waterstof]] en [[helium]].
|-----
| width="30%" valign="top" | 100 seconden.
| ''[[Oerknal-nucleosynthese]]''. Neutronen binden zich aan protonen en vormen zo kernen van deuterium, tritium, helium-3, helium-4 en lithium-7.
|-----
| width="30%" valign="top" | 10.000 jaar.
| Fotonen zijn nu zwart-lichaamstraling, dus in evenwicht met de temperatuur, 2,725 Kelvin van materie volgens de [[wet van Planck]]. Die straling wordt nu nog in het [[microgolf]][[spectrum]] bij 23 GHz waargenomen als [[kosmische achtergrondstraling]].
|-----
| width="30%" valign="top" | 379.000 jaar.
| De elektromagnetische kracht bindt elektronen aan atoomkernen en vormt zo waterstof-, helium- en lithiumatomen. Zo wordt het heelal doorzichtig.
|-----
| width="30%" valign="top" | 2·10<sup>8</sup> jaar.
| De zwaartekracht trekt waterstofgas samen. Zo ontstaan de eerste sterren.
|-----
| width="30%" valign="top" | 2·10<sup>8</sup> tot 13,7•10<sup>9</sup> jaar.
| [[Nucleosynthese]]: [[Kernfusie]] vormt in sterren zwaardere elementen van Be tot Fe. [[Supernova]]explosies maken het mogelijk dat ons [[zonnestelsel]] wordt gevormd met nog zwaardere elementen van Fe tot U.
|-----
| width="30%" valign="top" | 13,7·10<sup>9</sup> jaar(nu)
| Het [[baryongetal]] is uiteraard nog steeds 10<sup>78</sup>. Dit is maar 4% van de totale massa: 23% is [[donkere materie]] en 73% is [[donkere energie]]. Deze [[donkere energie]] wordt ook wel [[vacuümenergie]] genoemd, hieruit kunnen deeltjes ontstaan. In de natuurkunde geldt energie ook als massa aangezien het eveneens de ruimte om zich heen kromt en het een uit het ander kan ontstaan en andersom.
|}
=== Toekomst ===
De oerknal is een theorie over het ontstaan van het heelal. Voor de toekomst van het heelal zijn er een aantal mogelijkheden:
#Het heelal zal eeuwig uitdijen en deze uitdijing zal zich in een versneld tempo voortzetten ([[Big Rip]]).
#De uitdijing van het heelal zal afgeremd worden door de [[zwaartekracht]], en daardoor na verloop van tijd instorten, exact zoals bij de oerknal maar dan achteruit ([[Big Crunch]]).
#Het heelal zal uitdijen, maar er zijn meerdere ruimten die dat ook doen en zo elkaar op den duur kruisen. Dit hangt nauw samen met het idee van een [[multiversum]]. Er ontstaan nieuwe centra, waar materie zich opnieuw samenvoegt, en waar zodoende ook nieuwe oerknallen kunnen ontstaan. Zo ontstaat er een soort "superheelal".
Recente waarnemingen en afstandsmetingen pleiten voor de versnelde uitdijing van het heelal, waartoe een nog slecht begrepen verschijnsel moet worden ingevoerd dat bekend staat als [[donkere energie]].
=== Zie ook ===
[[Theorie van alles]]
=== Externe links ===
* [http://www.astro.uva.nl/encyclopedie/heelal.html Sterrenkunde encyclopedie: oerknal]
* [http://users.telenet.be/lode.stevens/oerknal.htm]
{{Navigatie astronomie}}
{{Navigatie astronomie}}
[[Categorie:Astronomie]]
[[Categorie:Astronomie]]
[[Categorie:Kosmologie]]
[[Categorie:Kosmologie]]

Huidige versie van 29 dec 2021 om 17:39

De Oerknal (engels: Big Bang) theorie is het heersende kosmologische model dat het bestaan van het waarneembare heelal verklaart uit de vroegst bekende perioden door de daaropvolgende grootschalige evolutie.[1] Het model beschrijft hoe het universum uitdijde vanuit een begintoestand van hoge energiedichtheid en temperatuur[2] en biedt een uitgebreide verklaring voor een breed scala aan waargenomen verschijnselen, waaronder de overvloed aan lichte elementen, de kosmische microgolfachtergrond (CMB) en grootschalige structuur.

Cruciaal is dat de theorie verenigbaar is met wet van Hubble-Lemaître - de waarneming dat hoe verder een sterrenstelsel is, hoe sneller het zich van de aarde verwijdert. Door deze kosmische uitdijing terug in de tijd te extrapoleren met behulp van de bekende natuurkunde wetten, beschrijft de theorie een steeds meer geconcentreerde kosmos voorafgegaan door een singulariteit waarin ruimte en tijd betekenis verliezen (meestal "de oerknal-singulariteit" genoemd).[3] Gedetailleerde metingen van de expansiesnelheid van het universum plaatsen de oerknal-singulariteit op ongeveer 13,8 miljard jaar geleden, wat dus wordt beschouwd als de leeftijd van het universum.[4]

Na zijn aanvankelijke expansie, een gebeurtenis die op zichzelf vaak "de oerknal" wordt genoemd, koelde het universum voldoende af om de vorming van subatomaire deeltjes en later atomen mogelijk te maken. Gigantische wolken van deze oerelementen - meestal waterstof, met wat helium en lithium - vloeiden later samen door zwaartekracht en vormden vroege sterren en sterrenstelsels, waarvan de afstammelingen vandaag de dag zichtbaar zijn. Naast deze oorspronkelijke bouwmaterialen observeren astronomen de zwaartekrachtseffecten van een onbekende donkere materie die sterrenstelsels omringt. Het grootste deel van het zwaartekrachtpotentiaal in het universum lijkt in deze vorm te zijn, en de oerknaltheorie en verschillende waarnemingen geven aan dat dit overmatige zwaartekrachtpotentieel niet wordt gecreëerd door baryonische materie, zoals normale atomen. Metingen van de roodverschuivingen van supernovae geven aan dat de uitdijing van het heelal versnelt, een waarneming die wordt toegeschreven aan het bestaan ​​van donkere energie.

Georges Lemaître merkte voor het eerst op in 1927 dat een uitdijend heelal terug in de tijd kan worden getraceerd naar een enkel punt dat hij het "oeratoom" noemde. Edwin Hubble bevestigde door analyse van galactische roodverschuivingen in 1929 dat sterrenstelsels inderdaad uit elkaar drijven; dit is belangrijk observationeel bewijs voor een uitdijend heelal. Decennia lang was de wetenschappelijke gemeenschap verdeeld tussen aanhangers van de oerknal en het rivaliserende stationaire model die beide verklaringen boden voor de waargenomen uitdijing, maar het stationaire model bepaalde een eeuwig universum in tegenstelling tot de eindige leeftijd van de oerknal. In 1964 werd de CMB ontdekt, die veel kosmologen ervan overtuigde dat het stationaire model was weerlegd aangezien, in tegenstelling tot het stationaire model, de hete oerknal een uniforme achtergrondstraling door het hele universum voorspelde, veroorzaakt door de hoge temperaturen en dichtheden in het verre verleden. Een breed scala aan empirisch bewijs pleit sterk in het voordeel van de oerknal, die nu in wezen universeel wordt aanvaard.

Inflatie en baryogenese

Over de vroegste fasen van de oerknal wordt veel gespeculeerd, aangezien er geen astronomische gegevens over beschikbaar zijn. In de meest gangbare modellen was het heelal homogeen en isotroop gevuld met een zeer hoge energiedichtheid en enorme temperaturen en druk, en dijde het zeer snel uit en koelde het af. De periode van 0 tot 10−43 seconden in de expansie, het Planck-tijdperk, was een fase waarin de vier fundamentele krachten — de elektromagnetische kracht, de sterke kernkracht, de zwakke kernkracht en de zwaartekracht waren verenigd als één.[5] In deze fase, de karakteristieke schaallengte van het heelal was de Plancklengte, 1.6×10−35 m, en had bijgevolg een temperatuur van ongeveer 1032 graden Celsius. Zelfs het concept van een deeltje valt onder deze omstandigheden uiteen. Een goed begrip van deze periode wacht op de ontwikkeling van een theorie van kwantumzwaartekracht.[6] Het Planck-tijdperk werd opgevolgd door het grootse eenwordingstijdperk ​​beginnend bij 10−43 seconden, waar de zwaartekracht zich scheidde van de andere krachten toen de temperatuur van het universum daalde.

Op ongeveer 10−37 seconden na de expansie, veroorzaakte een faseovergang een kosmische inflatie, waarbij het universum exponentieel groeide, niet beperkt door de lichtsnelheidsinvariantie, en de temperatuur daalde met een factor 100.000. Microscopische kwantumfluctuatiesen die optraden vanwege Heisenberg's onzekerheids principe werden versterkt tot de zaden die later de grootschalige structuur van het universum zouden vormen. Rond 10−36 seconden begint het elektrozwakke tijdperk ​​wanneer de sterke kernkracht zich scheidt van de andere krachten, en alleen de elektromagnetische kracht en zwakke kernkracht verenigd blijven.[7]

De inflatie stopte rond de 10−33 tot 10−32 seconden, waarbij het volume van het universum met een factor van minstens 1078 toenam. Opwarming vond plaats totdat het universum de temperaturen bereikte die nodig zijn voor de productie van een quark-gluonplasma evenals voor alle andere elementaire deeltjes. De temperaturen waren zo hoog dat er willekeurige bewegingen van deeltjes waren op relativistische snelheden, en deeltje-antideeltje paren van allerlei soorten werden voortdurend gecreëerd en vernietigd in botsingen. Op een gegeven moment schond een onbekende reactie genaamd baryogenese het behoud van baryongetal, wat leidde tot een zeer kleine overmaat van quarks en leptons over antiquarks en antileptons - in de orde van grootte van één deel op 30 miljoen. Dit resulteerde in de overheersing van materie over antimaterie in het huidige universum.

Afkoeling

Het universum bleef in dichtheid afnemen en in temperatuur dalen, omdat de typische energie van elk deeltje afnam. Symmetrie-brekende faseovergangen zetten de fundamentele krachten van de natuurkunde en de parameters van elementaire deeltjes in hun huidige vorm, waarbij de elektromagnetische kracht en zwakke kernkracht scheiden op ongeveer 10 −12 seconden. Na ongeveer 10−11 seconden wordt het beeld minder speculatief, aangezien de deeltjesenergieën dalen tot waarden die bereikt kunnen worden in deeltjesversnellers. Na ongeveer 10−6 seconden werden quarks en gluons gecombineerd om baryons te vormen, zoals protonen en neutronen. De kleine overmaat aan quarks ten opzichte van antiquarks leidde tot een kleine overmaat aan baryonen ten opzichte van antibaryonen. De temperatuur was nu niet langer hoog genoeg om nieuwe proton-antiproton-paren te creëren (vergelijkbaar voor neutron-antineutron), dus volgde onmiddellijk een massa-annihilatie, waardoor er slechts één op de 108 van de oorspronkelijke materiedeeltjes overbleef en geen van hun antideeltjes.[8] Een soortgelijk proces vond plaats na ongeveer 1 seconde voor elektronen en positronen. Na deze annihilaties bewogen de resterende protonen, neutronen en elektronen niet meer relativistisch en werd de energiedichtheid van het heelal gedomineerd door fotonen (met een kleine bijdrage van neutrinos).

Een paar minuten na de uitdijing, toen de temperatuur ongeveer een miljard kelvin was en de dichtheid van de materie in het universum vergelijkbaar was met de huidige dichtheid van de atmosfeer van de aarde, combineerden neutronen met protonen om deuterium en helium kernen in het universum te vormen in een proces genaamd Big Bang nucleosynthese (BBN). De meeste protonen bleven ongecombineerd als waterstofkernen.

Toen het heelal afkoelde, domineerde de restenergie-dichtheid van materie door de zwaartekracht de energie-dichtheid van de elektromagnetische straling. Na ongeveer 379.000 jaar waren de elektronen en kernen samengevoegd tot atomen (meestal waterstof), die straling konden uitzenden. Deze relikwiestraling, die grotendeels ongehinderd door de ruimte ging, staat bekend als de kosmische microgolfachtergrond.


Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º NASA/WMAP Science Team (6 June 2011). Cosmology: The Study of the Universe. Universe 101: Big Bang Theory. NASA.
  2. º https://www.sciencechannel.com/tv-shows/how-the-universe-works/full-episodes/first-second
  3. º https ://books.google.com/books?id=fp9wrkMYHvMC&pg=PA211 211
  4. º https://www.mpg.de/7044245/Planck_cmb_universe |title=Planck onthult een bijna perfect universum | datum=21 maart 2013 | publisher=Max-Planck-Gesellschaft | access-date=2020-11-17
  5. º Het vroege heelal, 1988, Reidel, isbn=90-277-2619-1, oclc=905464231
  6. º Grondslagen van de moderne kosmologie, Jan F. Hawley, Katherine A. Holcomb,7 juli 2005, OUP Oxford, isbn=9780198530961, pagina=355, https://www.google.com/books/edition/Foundations_of_Modern_Cosmology/s5MUDAAAQBAJ?hl=nl&gbpv=1&pg=PA355&printsec=frontcover
  7. º Big Bang modellen terug naar Planck time.
  8. º https://webspace.science.uu.nl/~proko101/JanGWeenink_bg3.pdf
rel=nofollow
rel=nofollow

Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=en|titel=Big Bang|oldid=576832176|datum=12-2021

rel=nofollow