Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Drogreden

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Sofisme)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een drogreden (schijnreden, denkfout, sofisme) is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt.

De oudste bekende teksten hierover zijn de dialoog Euthydemus van Plato, waarin een reeks onbenoemde drogredenen de revue passeert, en het werk De sophistici(s) elenchi(s) van diens leerling Aristoteles.[1] In dit werkje werden door hem diverse figuren voor het eerst benoemd en ontleed en het staat nog steeds model voor publicaties over drogredenen, denkfouten, informele logica en argumentatieleer.

Voorkomen

Net als een goede redenering bestaat een drogreden uit één of meer premissen (stellingen) of axioma’s (niet bewezen aannames) waaruit een conclusie wordt getrokken of een aantal argumenten waarmee een mening wordt onderbouwd. De conclusie van een drogreden kan zowel juist als onjuist zijn, maar een drogreden voldoet niet aan de voorwaarden geldigheid en gezondheid. Dat wil zeggen dat de redenering niet geldig is (dan klopt de vorm van de redenering niet) en/of niet gezond is (dan zijn de stellingen niet geldig).

Drogredenen worden vaak opzettelijk gebruikt door demagogen. Volgens de Britse filosoof Jeremy Bentham konden ze enkel dienen om al wat krom is schijnbaar recht te praten: „Abuse can only be defended by fallacies”.[2][3]

Drogredenen worden echter ook nogal eens onopzettelijk gebruikt door mensen die niet weten dat het drogredenen zijn, maar veronderstellen dat het correcte argumenten zijn (het zijn dan eerder denk- of redeneerfouten). Verder worden drogredenen vaak in humor gebruikt. In dat geval ligt het bedrieglijke van de gepresenteerde gedachtegang er meestal dik bovenop. Doorgaans draait het dan om een dubbelzinnigheid of het met nogal absurde gevolgen wisselend hanteren van een ruime en een enge betekenis eenzelfde term.

Ook in reclame komen drogredenen veelvuldig voor. In de bewering „de meeste tandartsen bevelen X aan” is bijvoorbeeld sprake van het beroep op autoriteit. Een ander cliché is: „Dermatologisch getest!” Immers, zolang de resultaten er niet bij worden vermeld, is dit geen logisch argument om een bepaald product te kopen.

Indeling

Reeds in de klassieke oudheid onderscheidde men verschillende soorten drogredenen. Deze zijn nog steeds bekend onder hun Latijnse namen die er in de middeleeuwse scholastiek aan werden toegekend, zoals Argumentum ad baculum, Argumentum ad populum en Argumentum ad misericordiam. Ook aan ’moderne’ drogredenen wordt wel een Latijnse naam toegekend, bijvoorbeeld de Reductio ad Hitlerum.

Drogredenen zijn soms moeilijk in een categorie onder te brengen. In de filosofie wordt vaak de indeling volgens Aristoteles gebruikt:

  • Formele drogredenen
    • drogredenen waarbij er een fout in de logica van de redenering zit
  • Informele drogredenen
    • drogredenen waarbij in de premissen verkeerde aannames worden gedaan en dus onjuiste premissen worden gebruikt
    • drogredenen waarbij de conclusie bereikt wordt door een onjuist gebruik van woorden

Drogredenen gebaseerd op een fout in de logica

Dit zijn drogredenen waarbij er een fout in de logica van de redenering zit. Het zijn foutieve deductieve redeneringen.

Argumentum ad ignorantiam (argument van de onwetendheid)

Voetstoots wordt aangenomen dat een stelling waar is, omdat niet is bewezen dat zij onwaar is. Of omgekeerd: er wordt aangenomen dat een stelling onwaar is, omdat niet is bewezen dat zij waar is.

  • „Ik heb hem nooit met een vrouw op stap gezien, dus hij heeft geen vriendin.”

Onjuiste logica: als iemand een vriendin heeft, dan gaat hij er mee op stap en dan zie ik dat.

  • „Je kunt niet bewijzen dat God niet bestaat, dus God bestaat.”
  • „Je kunt niet bewijzen dat God bestaat, dus God bestaat niet.”

Een uitzondering waar deze argumentatie niet als drogreden geldt, is in de rechtszaal („U bent onschuldig totdat het tegendeel bewezen is”). In dat geval is er sprake van bewijslast. Eigenlijk wordt men behandeld als onschuldig tot de schuld bewezen is.

Vals dilemma (valse bifurcatie)

Hierbij wordt ten onrechte het principe van de uitgesloten derde toegepast.

  • „Als je niet voor ons bent dan ben je tegen ons.”

Er is ook een generaliserende variant.

  • „Als je het niet eens bent met ons plan, dan ben je tegen onze ideologie.”

Een analoge vergelijking:

  • De kat is zwart of wit.
  • Ik weet dat de kat niet wit is.
  • Dus is de kat zwart.

Mensen worden in een vals dilemma gedwongen door te doen alsof er maar twee keuzes zijn, terwijl er meer zijn.

Het vals dilemma wordt doorgaans ook wel zwart-wit denken genoemd.

Argumentum ex silentio (wie zwijgt stemt toe)

Een conclusie op grond van iets dat niet gezegd wordt, dus een stellingname die wordt afgeleid uit zwijgen.

  • „’Heeft het koningshuis ons generaties lang bestolen?’, vroeg ik aan de koningin. Daar had ze mooi geen antwoord op, dus het koningshuis had ons generaties lang bestolen.”
  • „Mijn vader heeft nooit gezegd dat hij tegen de dienstplicht was. Die steunde dus de oorlog.”

Non sequitur (het volgt er niet uit)

Een drogreden waarbij de spreker een mening of conclusie formuleert die logisch gezien niet uit de argumenten of premisse volgt.

  • „Bij 25% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken en bij 80% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt i.p.v. koffie.”

De onjuiste logica komt voort uit het feit dat de verkeerde getallen vergeleken worden. Het is zaak het percentage alcoholdrinkers dat in een ongeval terecht komt te vergelijken met het percentage van de koffiedrinkers dat in een ongeval terecht komt.

Retrorsum causa et effectus (omkering oorzaak en gevolg)

  • Luizen zijn goed voor de gezondheid, want zieke mensen hebben bijna nooit luizen.” (Middeleeuws Europees idee)

Deze redenering is onjuist, omdat het omgekeerde ook waar zou kunnen zijn. In werkelijkheid zijn luizen zeer gevoelig voor de lichaamstemperatuur. Wanneer die toeneemt, zoeken de luizen een andere gastgever.

Post hoc ergo propter hoc (na dit, dus vanwege dit)

Er wordt een oorzakelijk verband gesuggereerd dat er in werkelijkheid niet hoeft te zijn. Feit B treedt op na feit A en feit B wordt daarom gepresenteerd als gevolg van feit A.

  • „De patiënt genas enkele dagen nadat hij middel X kreeg, dus dit middel heeft hem genezen.”
  • „De zon komt altijd op nadat de haan gekraaid heeft, dus de zon komt op ómdat de haan kraait.”

Cum hoc ergo propter hoc (met dit, dus vanwege dit)

Net als bij de bovenstaande drogreden wordt hier een oorzakelijk verband gesuggereerd dat er in werkelijkheid niet hoeft te zijn. Het verschil is dat feit A en B nu tegelijk optreden.

  • „Zij was in augustus op vakantie met John. Zij is in augustus zwanger geworden. Dus zij is zwanger van John.”
  • „Ik dacht net aan jou toen de telefoon ging. Dat kan toch geen toeval zijn!”

Bevestiging van het gevolg

Een conclusie trekken die gebaseerd is op het gevolg van die conclusie.

  • „Als ik alle kritiek op Rita Verdonk lees, dan kan ik alleen maar concluderen dat zij de zaak Hirsi Ali niet goed heeft aangepakt.”

Willekeurige correlatie

Zoeken van correlaties tussen om het even wat.

  • „Gisteren vlogen de zwaluwen hoog en het is vandaag mooi weer. Nu vliegen de zwaluwen weer hoog, dus het zal morgen ook mooi weer worden.”

Hier wordt een verband gezien tussen twee zaken die niets met elkaar te maken hebben.

Negeren van alternatieve hypothesen

Over het hoofd zien van alternatieve hypothesen.

De genegeerde alternatieve hypothese is dat UFO-meldingen op misverstanden of grappenmakerijen berusten.

Secundum quid (Overhaaste generalisatie)

De wet van de kleine getallen of overhaaste generalisatie; (zie ook Misbruik van statistische gegevens).

  • „Het is de afgelopen vijf jaar erg warm geweest, dus het klimaat verandert.”

De denkfout is hier dat er een algemene regel wordt afgeleid uit slechts enkele gevallen.

Drogredenen gebaseerd op onjuiste premissen

Dit zijn drogredenen waarbij in de premissen verkeerde aannames worden gedaan en dus onjuiste premissen worden gebruikt.

Ad hominem (aanval op de persoon)

Persoonlijke aanval op de tegenstander om zijn geloofwaardigheid in twijfel te trekken en zodoende ook zijn standpunt. Op de man spelen en niet op de bal.

  • „Wat weet een dronkenlap zoals jij van politiek?”

Tu quoque (jij net zo, jij-bak)

Verwijt van schijnheiligheid, je ontzegt de ander recht van spreken vanwege zijn eigen gedrag of uitspraken in het verleden. Dit is een specifieke vorm van de persoonlijke aanval.

  • „Waarom verwijt je mij dat ik steel? Dat heb je zelf vroeger ook gedaan...”

Onjuiste premisse: er wordt gesteld dat men alles wat men zelf doet of gedaan heeft altijd moet goedkeuren.

Ad verecundiam (autoriteitsdrogreden)

Bij de drogreden ad verecundiam gebruikt men de (veronderstelde) autoriteit van een externe persoon of instantie als argument voor de juistheid van een bewering. Op zichzelf is het autoriteitsargument geen drogreden. Het steunt echter op een onderliggende, verborgen aanname, namelijk dat spreker en toehoorders de betreffende autoriteit ook als zodanig erkennen. Klopt die verborgen aanname niet, dan is logischerwijs ook het autoriteitsargument niet correct. In dat geval is sprake van een drogreden.

  • „Graancirkels zijn echt van buitenaardse wezens, want dat staat op internet.”

Onjuiste premisse: informatie die op internet staat is altijd waar.

Zijn de discussiepartners het erover eens dat elk woord van Swami Bami waar is, dan vormt „zingen is slecht, want Swami heeft het gezegd” geen drogreden in een discussie tussen die gesprekspartners. De juistheid van de stelling volgt immers logischerwijs uit de (tussen partijen vaststaande) premisse „alles wat Swami zegt is waar”.

Wordt ook graag in de reclame gebruikt. Voorbeeld: Een bekende sporter beveelt een merk van koelkasten aan. De sporter is geen „autoriteit” op het gebied van koelkasten.

Ad populum (met het oog op het volk)

Hiervan is sprake wanneer men de juistheid van een stelling tracht te bewijzen door aan te voeren dat er een meerderheid voor te vinden is. Soms ook nog veralgemeend, bijvoorbeeld: „Iedereen doet het.” Zie ook populisme.

  • „Registratie van e-mailverkeer schendt de privacy niet, want 55% van de Nederlanders heeft er geen enkel bezwaar tegen.”
  • „De monarchie is een goede zaak, want de meerderheid is er voorstander van.”

Onjuiste premisse: de meerderheid heeft altijd gelijk.

Argumentum ad Google ranking of Argumentum ad Google

Een vorm van argumentum ad populum.

  • „De spelling is ’stropop’ en niet ’stro-pop’, want ’stropop’ levert de meeste treffers op Google.”
  • „Dit is niet encyclopedisch, want Google geeft hierover geen zoekresultaten.”

Beroep op traditie

Bij het beroep op traditie wordt uitsluitend het feit dat iets in het verleden zus of zo gedaan is als argument aangevoerd om het op die wijze te doen. De verborgen aanname is, dat alles wat in het verleden goed gewerkt heeft, ook nu nog goed zal werken. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. De drogreden gaat eraan voorbij dat er intussen betere methoden kunnen bestaan.

  • „Ik zie niet in waarom ik e-mail nodig zou hebben. Onze familie heeft een lange traditie van brieven schrijven.”

Argumentum ad antiquitatem (met een beroep op het verleden)

Deze drogreden wordt gebruikt om een reputatie uit het verleden op te rakelen om er de huidige reputatie mee op te krikken. Zij lijkt op de ad populum, maar ditmaal is niet het grote aantal mensen, maar de tijdsduur van belang.

Onjuiste premisse 1: zo’n oud middel moet wel probaat zijn, anders werd het niet al zolang gebruikt!

Onjuiste premisse 2: de mensen in die oude culturen hadden evenveel of zelfs meer geneeskundige kennis dan wij en daar valt het middeltje uiteraard ook onder. Zowel de medische kennis als het middeltje in kwestie kunnen echter intussen sterk achterhaald zijn. Bovendien is vrijwel niet met zekerheid na te gaan hoe goed de middelen vroeger werkten doordat dit niet zo uitgebreid is gedocumenteerd.

  • „Al meer dan 2000 jaar geloven mensen in God. Dan moet Hij wel bestaan.”[4]

Onjuiste premisse: mensen kunnen en zullen zich niet zo’n lange tijd vergissen.

Reductio ad Hitlerum

Op internet komt dit vaak voor als Wet van Godwin.

  • „Dat zeiden de nazi’s ook”.
  • „Hitler was ook vegetariër”.
  • „Hitler vond ook dat er meer snelwegen moesten komen”.
  • „Het is fout om naar muziek van Wagner te luisteren, want Hitler luisterde daar ook naar.”

Onjuiste premisse: Alles wat iemand zegt dat in verband kan worden gebracht met een slecht persoon moet vanzelfsprekend verkeerd zijn (bij Jeremy Bentham is dit de hobgoblin fallacy (naar de hobgoblin, een kwaadaardige geest uit de Angelsaksische folklore).

Beroep op angst (ad metum, in terrorem, ad baculum)

Drogreden met beroep op angst, ook wel „drogreden met de stok” genoemd.

  • „Als jij je eten niet opeet, kan papa wel eens héél boos worden...”

Beroep op medelijden (ad misericordiam)

Dit is proberen iemand te overtuigen door een beroep te doen op zijn medelijden.

  • „Maar ik heb drie jaar aan dit rapport gewerkt, dus je moet me gelijk geven.”

Beroep op wrok (ad odium)

  • „Als jij voor mij stemt in plaats van voor Jan, dan kun je hem er eindelijk voor terugpakken dat hij een deuk in jouw auto maakte.”

Onjuiste premisse: „je pakt Jan terug” is het logische gevolg van „jij stemt voor mij”.

Let wel: dit is een drogredenering omdat de premisse niet klopt. Maar het kan in werkelijkheid wel juist zijn.

Tijdsaanduidingen als argument

  • Reini: „Erik, ik wil niet dat Lucy (leerlingverpleegster) jou als arts tutoyeert.”
  • Erik: „Maar dat hoort toch bij deze tijd.” (voorbeeld uit Medisch Centrum West)

Het tijdstip of jaartal wordt zonder verdere toelichting gebruikt als argument om de bewering te verdedigen. Het naakte verspringen van een jaartal maakt een voorheen onjuiste bewering niet waar, tenzij dat jaartal zelf deel uitmaakt van de bewering, bijvoorbeeld: „De jaren tachtig zijn voorbij.”

De drogreden van de bezieldheid (Pathetic fallacy)

De neiging om iets abstracts, zoals kapitalisme, te behandelen alsof het bezield is.[5]

Misplaatste precisie

De betrouwbaarheid, exactheid of nauwkeurigheid van een statistiek wordt schromelijk overdreven.

De idealistische denkfout

Mensen worden behandeld alsof ze altijd rationele handelen.

Voorbeeld: Maimonides kan dit niet geschreven hebben, wan ergens anders schreef hij net het tegenovergestelde.

Willekeurig pluralisme

Meerdere oorzaken opsommen zonder hun relatieve belang te onderzoeken.

Semantische drogredenen

Dit zijn drogredenen waarbij de conclusie bereikt wordt (of de toehoorder overtuigd wordt) door een onjuist gebruik van woorden.

  • „Vergeet je niet te liegen?” „Neen.”

Ontduiken van bewijslast (Engels: shifting the burden of proof)

Voorkomen van tegenspraak door de tegenstander als incapabel af te schilderen.

  • „Ieder weldenkend mens zal het ermee eens zijn dat...”

Het is de bedoeling dat tegenstanders hierdoor weerhouden worden het standpunt tegen te spreken, doordat ze van tevoren als niet-weldenkende mensen voorgesteld worden.

Ad nauseam (misleidende herhaling)

Bij een misleidende herhaling wordt een niet-onderbouwd standpunt telkenmale herhaald, zodat (ten onrechte) de indruk kan ontstaan dat er overeenstemming over bestaat.

Ook wel: stokpaardje. Weerhoudt de opponent in de discussie ervan om nieuwe argumenten te kunnen aandragen, omdat steeds op hetzelfde gereageerd moet worden.

Retoriek

Proberen de stelling van de ander met welsprekendheid te weerleggen, bijvoorbeeld met een absurdisme.

  • „Als jij bent gestopt met roken, dan ben ik koningin Beatrix.”

Puzzel-denkfout

Er van uitgaan dat een stelling juist is zolang men er maar een consistent en coherent verhaal bij heeft.

Ignoratio elenchi (Onbekendheid met de weerlegging)

De spreker weerlegt de argumenten niet. Indien een burger de overheid verzoekt op een bepaalde regel een uitzondering te maken om redenen (a) en (b), is het correcte antwoord dat (a) en (b) niet van toepassing zijn, of dat het maken van de gevraagde uitzondering ongewenste consequenties kan hebben. Het antwoord kan niet bestaan uit het herhalen van de tekst van de regel.

Bewijs per intimidatie

De stelling wordt verdedigd door de ander bij voorbaat te intimideren:

  • „Zie je dat dan niet? Het is triviaal!”

Het ligt aan de ander dat het niet begrepen wordt.

Bewijs per voorbeeld

De juistheid van de stelling wordt aangetoond met een voorbeeld. (Anekdotisch bewijs kan hierbij horen.)

  • „Dit geval klopt, zie je wel.”

Bewijs door claim van nodeloze herhaling

De juistheid wordt aangetoond door verwijzing naar elders.

  • „Zoals we op het vorige college/in het vorige hoofdstuk al hebben gezien...”

Bewijs van wapperende handen

De juistheid wordt met gebaren aangetoond.

  • „En hier tussen stap 136 en 137... gebeurt er een wonder!”

Bewijs op krediet

De spreker neemt een voorschot op het nog te leveren bewijs.

  • „Zoals ik zal aantonen in mijn binnenkort te publiceren artikel...”

Bewijs vanuit ontoegankelijkheid

De juistheid wordt aangetoond door verwijzing naar niet-traceerbare bronnen.

  • „Dit toonde dr. Pjtrovski al aan in 1931 in de Verslagen van het Slowaaks Filologisch Genootschap.”

Bewijs bij genade

De spreker toont mededogen met de toehoorder door niet in te gaan op het complexe bewijs met hoge moeilijkheidsgraad.

  • „Ik bespaar u de details.”

Bewijs door subsidie

De juistheid wordt aangetoond door de steun die het verkrijgt.

  • „Drie ministeries geven steun aan mijn project, hoe kan het dan fout zijn?”

Deze drogredenering lijkt op het beroep op autoriteit.

Andere drogredenen

Cirkelredenering (petitio principii)

Van een cirkelredenering is sprake wanneer de bewering wordt aangevoerd als argument voor zichzelf.

  • „Ik ben de baas omdat ik het hier voor het zeggen heb.”
  • „Natuurlijk had ik er een reden voor, want anders had ik het niet gedaan.”
  • „God bestaat, want het staat in de bijbel. Wat in de bijbel staat is waar, omdat het Gods woord is.”
  • „Ik heb dat niet gestolen, want ik ben geen dief.”

Beroep op gevolgen (ad consequentiam)

Een drogredenering met het oog op de consequenties. Men beargumenteert dat een stelling waar of juist onwaar is, omdat het tegendeel nadelige consequenties zou hebben.

  • „Er dreigt geen kernoorlog. Als dat wel zo was zou ik geen oog dicht doen.”
  • „Deze Rembrandt is echt, want anders gaan we voor miljoenen het schip in.”
  • Lambik in Suske en Wiske: „Ik een egoïst?! Dan zou ik het zelf toch weten.” (Onjuiste premisse: alle karaktereigenschappen van een mens zijn aan hem bekend.)

Hellend vlak-redenering

Argumentatie waarbij niet de zaak zelf als slecht wordt betiteld, maar de overtreffende variant die algemeen bekend staat als slecht, als logisch gevolg wordt aangedragen. Daarmee wordt de zaak alsnog als slecht betiteld, zonder dat het logisch gevolg wordt bewezen.

  • „Alle alcoholisten zijn ooit met limonade begonnen.”
  • „Als we homo’s laten trouwen, laten we dieren later vast ook trouwen.”

Bij het argument van het hellend vlak gaat het erom dat er onterecht wordt gesteld dat uit maatregel Q uiteindelijk een afschrikwekkend gevolg Z volgt. Echter, de kans dat uit maatregel Q via gevolg R, vervolgens S, daarna T, en uiteindelijk Z voortkomt wordt steeds kleiner en is in vele gevallen zelfs nihil te noemen.

Deze drogreden wordt ook regelmatig aangeduid met de termen Domino-argument en Slippery Slope. Overigens is omstreden of het wel werkelijk een drogreden betreft: voorstanders van een dergelijke redenering stellen dat het gaat om een waarschuwing voor een, gelet op de verdere gevolgen, ongewenst precedent.

Stropopredenering (stroman)

Een standpunt van de tegenstander (impliciet) verdraaien of er een zelfbedachte karikatuur van op te trekken, waardoor het gemakkelijker aan te vallen is, of al van tevoren in de ogen van velen bespottelijk lijkt.

  • „Ik ben tegen A.” „Maar dan voldoe je toch niet aan B?”

Hier wordt het standpunt „ik ben tegen standpunt A” impliciet veranderd in „ik ben tegen B”.

Red herring (rode haring)

Van het eigenlijke onderwerp afleiden door uit te wijken op een niet relevant onderwerp.

  • „Waarom krijg ik een boete omdat ik met de fiets aan de verkeerde kant van de straat reed? Zou u niet beter iets doen tegen de drugshandel?”

Meervoudige vraag

Ergens ten onrechte van uitgaan wanneer men een vraag stelt.

  • „Sla je je vrouw nog steeds?”

Als de ondervraagde ’ja’ zegt erkent hij dat hij zijn vrouw slaat en als hij ’nee’ zegt erkent hij dat hij vroeger zijn vrouw heeft geslagen.

  • Verslaggever in 1985 in bijzijn advocaat mr. Max Moszkowicz, toen Holleeder voor de ontvoering van Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer was opgepakt: „Heb je er spijt van?”, waarop Moszkowicz ingreep en zei: „Deze vraag beantwoordt de cliënt niet, daarmee zou hij impliciet schuld erkennen.”

Deze vraag is eveneens niet met ’ja’ of ’nee’ te beantwoorden, als de verdachte niet onschuldig is, omdat „ervan” niet in de conjunctivus te zetten is, zoals wel met een werkwoord kan om de niet-werkelijkheid te benadrukken.

Verschuiving van de bewijslast

Bij voorbaat al argumenten van de tegenstander verlangen.

  • „Ik vind dit een goed plan. Bent u het niet met mij eens? Kom dan eerst maar eens met argumenten!”

Selecteren van testresultaten

Bewust of onbewust selecteren van testresultaten, ook wel selectieve waarneming genoemd. Het kan ook bekend staan als onderdrukken van bewijs, onvolledig bewijs, argument op basis van halve waarheden, uitsluitingsfout, kaartstapeling of verdraaiing. In het Engels heet dit cherry picking, wat verwijst naar het zorgvuldig uitzoeken van (de mooiste) kersen.

  • „Mijn opa rookte als een ketter en is 98 jaar geworden, dus is roken helemaal niet ongezond.”

Dit voorbeeld, waarbij één specifiek geval uit de omgeving als bewijs wordt aangevoerd, wordt ook wel anekdotisch bewijs genoemd.

Hier is de denkfout dat er slechts gekeken wordt naar één specifiek geval.

Anekdotische argumentatie

Een aantal voorbeelden geven als rechtvaardiging van een stelling.

  • „Er is meer criminaliteit dan vroeger, want Jan is overvallen en bij Piet is er ingebroken.”

Wet van Archimedes (foutieve toepassing daarvan naar analogie)

Het met een simpele vermenigvuldiging schades vaststellen zonder met andere factoren rekening te houden.

  • „Er worden 100 miljard liedjes per jaar illegaal gedownload. Een liedje vertegenwoordigt een waarde van ca. 1 euro. De muziekindustrie loopt dus jaarlijks 100 miljard euro mis.”

Voorbijgegaan wordt aan het feit, dat niet alle nu gedownloade liedjes anders gekocht zouden zijn.

Redeneringen die op drogredeneringen lijken

Sommige soorten redeneringen worden soms aangezien voor drogredeneringen, terwijl het in feite correcte redeneringen (kunnen) zijn.

Reductio ad absurdum (bewijs uit het ongerijmde, contradictie)

Hiermee wordt bewezen dat een stelling niet waar is, door aan te tonen dat men een absurde conclusie kan trekken als het wel waar zou zijn. De stelling van de een wordt zodoende door de ander weerlegd met een absurdisme.

  • „Als de aarde plat is dan kan men er af vallen. Maar niemand kan van de aarde af vallen, dus de aarde is niet plat.”
  • „Je moet de mening van C respecteren, want alle meningen zijn even waardevol en kunnen niet ontkend worden.” „Maar de mening van D dan?” (D heeft een mening waarvan bekend is dat deze verkeerd is) „Ja, je kan D’s mening wel ontkennen.” „In dat geval is het niet waar dat elke mening even waardevol is en niet ontkend kan worden, dus C heeft ongelijk.”

Zie ook

  • Gaslighting: manipulatietechniek. Iemand die in fout is, ontkent de gebeurtenissen, verdraait gesprekken, zaait verwarring en geeft anderen onterecht de schuld.

Bronnen, noten en/of referenties

Literatuur (o.a.)
  • C. L. Hamblin, Fallacies. Methuen Londen, 1970.
  • Fearnside, W. Ward & William B. Holther, Fallacy: The Counterfeit of Argument uitg. Prentice-Hall, Englewood Cliffs, N.J., 1959; Nederlandse vertaling: Drogreden of argument, uitg. Het Spectrum, Utrecht, 1963.
  • D. H. Fischer, Historians’ Fallacies: Toward a Logic of Historical Thought, Harper Torchbooks, 1970.
  • Douglas N. Walton, Informal logic: a handbook for critical argumentation. Cambridge University Press, Cambridge, 1989.
  • Frans H. van Eemeren e.a., Argumenteren voor juristen – het analyseren en schrijven van juridische betogen en beleidsteksten, Wolters-Noordhoff, Groningen (1987 en diverse latere edities) ISBN 90-01-27924-4
  • Frans van Eemeren & Rob Grootendorst, diverse publicaties
  • R. Dijkgraaf, Harde bewijzen. Column in Folia, weekblad voor de Universiteit van Amsterdam, jaargang 62, 2008, nummer 05.
Weblinks
Bronvermelding
  1. º Aristoteles, On Sophistical Refutations
  2. º Jeremy Bentham, The book of fallacies, (1824)
  3. º Harold A. Larrabee (red.) Bentham’s handbook of political fallacies uitg. Baltimore (1952)
  4. º Bart Klink, Drogredenen, veel gebruikte drogredenen in discussies over geloof, filosofie en wetenschap. Met voorbeelden uit discussies over het (christelijk) geloof. Op de website deAtheist.nl
    Willem Ouweneel, november 2004, Bekende atheïstische drogredenen
  5. º https://www.insidehighered.com/blogs/higher-ed-gamma/combating-fallacious-reasoning
rel=nofollow
rel=nofollow