Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Aandacht
Aandacht is het cognitief proces van zich selectief richten op één aspect van de omgeving, terwijl ander aspecten worden genegeerd. Aandacht wordt soms ook opgevat als het toekennen van verwerkingscapaciteit. Het is verwant aan begrippen als: focus, alertheid, concentratie en selectief verwerken van informatie. Voorbeelden zijn het naar iemand luisteren in een drukke omgeving, het kijken naar een spannende film op de televisie, of het geconcentreerd volgen van de bal door een tennisspeler. De term focussen duidt meer op iets of iemand dat/die reeds aanwezig / waarneembaar is, en alertheid meer op wat nog gaat/kan gebeuren oftewel (nog) niet waarneembaar is. De termen concentratie en ook opletten gebruikt men bij beide. Personen en/of zaken welke het waard zijn om op te letten noemt men merkwaardig, en het goede opletten of nauwkeurig achtgeven (op zich) noemt men opmerkzaam zijn of opmerkzaamheid.
Het vermogen (de mate) zich te concentreren noemt men concentratievermogen.
Bij een minder goed concentratievermogen spreekt men over concentratieproblemen, welke zeer hinderlijk kunnen zijn in het dagelijkse leven, en soms ook een onderdeel van een bepaalde psychische aandoening kunnen zijn. Bekend hiermee zijn mensen met ADHD of ADD. Sommigen kunnen daarbij baat hebben met aandachtstraining, zoals mindfulness (oorspronkelijk uit het boeddhisme), waarbij getraint wordt middels beter te waarnemen een groter bewustzijn te krijgen, en daarmee een betere aandacht.
Algemeen
Aandacht kan variëren in intensiteit (sterkte) en selektie (scherpte). Aandacht kan verslappen in een toestand van slaperigheid, of als men door iets anders wordt afgeleid. Het is een van de meest onderzochte onderwerpen binnen psychologie en cognitieve neurowetenschappen. Van de verschillende cognitieve processen in het menselijke brein (beslissen, geheugen, emotie, enz.) wordt verondersteld dat aandacht de meest concrete is, omdat het veel te maken heeft met perceptie. Aandacht is daarom de poort naar de rest van cognitie. William James, één van de eerste grote psychologen, formuleerde de beroemdste definitie van aandacht:
„Everyone knows what attention is. It is the taking possession by the mind in clear and vivid form, of one out of what seem several simultaneously possible objects or trains of thought... It implies withdrawal from some things in order to deal effectively with others.”
Principles of Psychology, 1890
Vormen van aandacht
Aandacht kan op verschillende manieren worden gericht. Men kan ook spreken van verschillende vormen van aandacht.
- Actief vs. passief
James (1890) maakte onderscheid tussen actieve en passieve modi van aandacht. Aandacht is actief als het top-down (d.w.z. bewust en 'van binnen uit') door het individu zijn doelen of verwachtingen wordt gestuurd, het is passief als het 'bottom-up' (d.w.z passief van buitenaf) door externe stimuli wordt gestuurd. Een model van bottom-up aandacht is de Saliency Map.
- Ruimtelijk vs. niet-ruimtelijk
Het lijkt wel of het richten van de aandacht altijd gekoppeld is aan posities in de ruimte: we letten op een fietser of een geluid links van ons, een bal die van links naar rechts beweegt, enzovoort. Toch is het mogelijk ook de aandacht te richten op een niet-ruimtelijk kenmerk, zoals een specifieke kleur of vorm. Bijvoorbeeld bij het wachten voor een rood stoplicht bereiden we ons voor op het moment dat het licht op groen zal springen.
- Op één aspect of meerdere aspecten
Aandacht kan voor korte of langere tijd op een specifiek detail of aspect van de omgeving zijn gericht, zoals een kleur, bepaald geluid, specifiek persoon, stemgeluid etc. Dit noemt men ook wel gefocuseerde aandacht (focused attention). Bijvoorbeeld: het voeren van een gesprek met een persoon in een drukke omgeving. Hij kan echter ook gericht zijn op meerdere aspecten tegelijk. Dit heet verdeelde aandacht (divided attention) Voorbeelden zijn een piloot die tijd een vlucht moet letten op verschillende zaken zoals de radio, de visuele omgeving, het bedienen van apparatuur. In het laatste geval moet de aandacht snel omschakelen van de ene bron naar een andere.
- Overt vs. covert
Overte aandacht is het richten van de ogen naar een stimulusbron. Coverte aandacht is het mentaal richten van de aandacht op een bepaald punt in de ruimte: de ogen kunnen bijvoorbeeld naar links kijken maar de aandacht is gericht op iets aan de rechterzijde van het lichaam. Coverte aandacht wordt beschouwd als een neuraal proces dat het signaal van een bepaald deel van het zintuiglijke panorama versterkt.
- Extern vs Intern.
Aandacht kan op aspecten of objecten in de buitenwereld zijn gericht, of op interne gebeurtenissen, zoals een beeld of indruk in het geheugen. Bij externe aandacht overheersen de zintuiglijke, bij interne aandacht de geheugenprocessen.
Zie ook : introvert en extravert (naar binnen of naar buiten gekeerd).
- Volgehouden aandacht
Bij volgehouden aandacht (Engels: sustained attention) wordt de aandacht voor lange tot zeer lange gericht op een of meerdere gebeurtenissen. Denk aan paneelbewakers bij spoorwegen of luchthavens die een beeldscherm voor lange tijd moeten bewaken. Met moet alert blijven voor gebeurtenissen die zo nu en dan en vaak met lange tussenpozen plaatsvinden. Door slaperigheid of verveling kan de aandacht verslappen en kunnen details worden gemist.
Aandacht als een filter
Selectieve aandacht wordt wel eens vergeleken met een filter of poort. Deze filtertheorie die oorspronkelijk bedacht is door de Engelse psycholoog Donald Broadbent[1] veronderstelt dat een mechanisme is de hersenen in een vroeg stadium relevante informatie scheidt van niet relevante formatie. Alleen de relevante informatie wordt verder verwerkt en bewust ervaren. Deze theorie lijkt goed aan te sluiten bij het receptie-fenomeen (Engels: cocktail-party effect). Op een drukke receptie of in een druk café zijn we meestal goed in staat ons te concentreren op het gesprek met een specifiek persoon. Het lijkt dan wel of all andere geluiden op de achtergrond wegvallen. Helemaal klopt deze theorie niet, want in het genoemde voorbeeld zal een saillante gebeurtenis (bijvoobeeld iemand roept onze naam) toch ineens onze aandacht kunnen trekken. Dit laatst verschijnsel noemt men ook wel intrusie (Engels: intrusion). Mogelijk berust het laatste op een oud evolutionair mechanisme; een dier dat aandachtig zijn prooi verorbert, zal zich niet volledig van de omgeving moeten afsluiten en prikkels kunnen blijven waarnemen die een mogelijk gevaar betekenen. In tegenstelling tot theorieën die stellen dat aandacht berust op een mechanisme in de hersenen dat relevant prikkels versterkt (zie ook de volgende paragraaf), ging de filtertheorie uit van het principe dat aandacht de niet relevante prikkels onderdrukt. Bij mensen met het Aspergersyndroom is er meestal een onbewuste alertheid, waarbij opvallende kenmerken automatisch opvallen.
Aandacht als mentale inspanning
Mentale inspanning heeft vaak te maken met situaties waarbij op meerdere zaken tegelijk moet worden gelet (hierboven verdeelde aandacht genoemd). De zaken waarop moet worden gelet kunnen betrekking hebben op externe informatie (zoals gebeurtenissen uit de omgeving) of op informatie die intern is opgeslagen, zoals bij denk- of geheugenprocessen. De hersenen zijn echter niet in staat alle informatie tegelijk te verwerken: men spreekt ook wel van een beperkte capaciteit of hulpbron (Engels: resource). Volgens een invloedrijke aandachtstheorie kan door mentale inspanning het beroep op de beperkte capaciteit van de hersenen ten dele worden overwonnen[2] Mentale inspanning kan met behulp van specifieke cognitieve taken in het laboratorium worden nagebootst. Een voorbeeld zijn visuele zoektaken waarbij men op een beeldscherm moet zoeken naar een specifieke object te midden van andere soortgelijke objecten. Interne aandachtfuncties zijn onderzocht door middel van geheugenzoektaken of taken waarbij men een probleem (bijv. een rekensom) moet oplossen. In geheugenzoektaken moet men aangeven of een bepaald object (letter of figuur) deel uitmaakt van een lijst objecten die van tevoren in het geheugen is geprent. Weer een ander voorbeeld is de mentale rotatietaak waarbij men een mentale voorstelling van een figuur in gedachten moet roteren. Een gemeenschappelijk element in dit soort taken is dat zij een beroep doen op het werkgeheugen.
Aandacht als selectie
Aandacht kan ook gezien worden als een proces van selectie. Men spreekt ook wel van gefocuseerde aandacht. Deze vorm van aandacht is vooral met perceptuele (waarnemings) functies geassocieerd. De wereld die ons omringt, bevat namelijk vaak zóveel informatie dat wij niet in staat zijn dit allemaal tegelijk te verwerken. Selectie is nu het proces waardoor bepaalde gebeurtenissen of prikkels uit de omgeving met voorrang door de hersenen worden behandeld. In een typisch selectieve aandachtsexperiment (zie ook figuur) worden bijvoorbeeld op linker- en rechterlocaties van een beeldscherm door elkaar rode of zwarte vierkanten aangeboden. De kleur en locatie van de vierkanten is onvoorspelbaar. De opdracht luidt nu zo snel mogelijk op een knop te drukken als er een rood vierkant verschijnt. De proefpersoon moet daarbij steeds de ogen op het midden van het beeldscherm gefixeerd houden. Als nu kort voor het verschijnen van een vierkant op met een pijl (een zogenaamde cue) wordt aangegeven waar het vierkant zal verschijnen, zal men sneller op het rode vierkant reageren dan wanneer voorafgaande aan de figuur een neutrale cue, zoals een kruis, op het scherm verschijnt. Kennelijk helpt de informatieve cue ons om de locatie van het vierkant alvast voor te selecteren. Eenzelfde soort experiment kan men opzetten met geluidsprikkels, hoewel de opzet daarbij iets anders is. In een beroemd experiment van Cherry [3].werden bijvoorbeeld via een koptelefoon verschillende zinnen tegelijk aangeboden aan het rechter- en linkeroor. De opdracht daarbij was alleen de zinnen op één oor na te zeggen (dit noemt men ook wel 'schaduwen'). Het bleek dat na afloop de proefpersoon geen details meer wist te noemen van het oor waarop hij niet had hoeven te letten. Blijkbaar was alleen de geattendeerde informatie geselecteerd: d.w.z. tot het geheugen doorgedrongen
Neurale mechanismen van selectieve aandacht
Er is veel onderzoek gedaan naar mechanismen in de hersenen die selectieve aandacht reguleren. Enkele van deze mechanismen worden hieronder besproken.
Sensorische versterking: ERP en fMRI onderzoek
De toestand van selectieve aandacht blijkt in de hersenen gepaard te gaan met een versterking van de verwerking van prikkels uit de omgeving. Dit principe noemt men ook wel sensorische versterking (in Engels: sensory gain). Dit is onderzocht met technieken als event-related potentials (ERPs) en de fMRI. Zo blijkt dat ERP-componenten als P1 en N1 die door visuele prikkels worden opgeroepen, in amplitude toenemen als de deze stimuli aandacht krijgen.In het eerder genoemde experiment zullen bijvoorbeeld P1 en N1 groter zijn voor vierkanten die na een locatie cue komen, dan voor vierkanten die na een neutrale cue komen. Het P1-effect treedt op tussen 70-90 ms na aanbieding van de stimulus en wordt gezien als de vroegste manifestatie van selectieve aandacht. Het effect treedt echter alleen op bij spatiële selectie (bijvoorbeeld: let op links en niet op rechts) en niet bij selectie van bijvoorbeeld kleur of vorm, of selectie van complete objecten (zoals let op tafels en niet op stoelen). Van P1 en N1 op visuele prikkels is bekend dat zij een afspiegeling zijn van verwerking in de visuele secundaire gebieden van de hersenen, zoals het gebied V4 dat gelegen is in de area extrastriata van de visuele cortex. Kennelijk is het zo dat visueel-ruimtelijke aandacht de verwerking van visuele informatie in dit gebied ‘aanscherpt’. Ook fMRI laat zien dat gebied V4 sterker geactiveerd wordt door geattendeerde dan door niet-geattendeerde visuele stimuli. Het mogelijk effect van deze versterkte activatie is dat herkenning van gebeurtenissen uit de buitenwereld sneller en meer accuraat geschiedt. In studies naar aandacht voor geluidsprikkels zijn soortgelijke (P1/N1) resultaten gevonden. Het auditieve P1 effect trad hier zelfs nog vroeger op, namelijk rond de 20-50 ms na stimuluspresentatie. Ook bleek uit ERP en ERN studies dat auditief-ruimtelijke aandacht de verwerking van prikkels in de primaire auditieve cortex moduleert.
De rol van de posterieure pariëtale schors
De effecten van selectieve aandacht in de visuele (en ten dele ook auditieve) cortex blijken door een complex netwerk in de posterieure cortex te worden gereguleerd. Hierbij is niet alleen het eerder genoemde gebied V4 betrokken, maar ook hogere gebieden als de posterieure pariëtale cortex. Mogelijk moduleert dit gebied via verbindingen met de thalamus (met name het pulvinar) de verwerking van informatie in de sensorische circuits van de hersenen. Omdat de posterieure pariëtale schors een centrale rol speelt in verwerking van ruimtelijke informatie, is wel gesuggereerd dat het mechanisme van selectieve aandacht een hoofdzakelijk ruimtelijk karakter heeft. Bij beschadigingen van dit gebied vertonen patiënten vaak een verminderde aandacht voor prikkels of gebeurtenissen in de ruimte tegenovergesteld aan de laesie. Dit verschijnsel, ook wel aangeduid als neglect blijkt vooral op te treden bij laesies aan de rechterzijde van de posterieure pariëtale schors.
De rol van de prefrontale cortex
De prefrontale cortex is betrokken bij de aansturing en organisatie van allerlei vormen van gedrag. Men noemt dit proces ook wel executieve controle. Ook bepaalde vormen van selectieve aandacht worden gestuurd door de prefrontale cortex.[4]. Aandacht wordt dan selectief gericht op objecten die relevantie hebben voor ons gedrag. Hierbij is vaak sprake van meerdere prikkels die met elkaar een soort competitie aangaan. Prikkels waarop de aandacht is gericht, krijgen dan een sterker gewicht of nadruk dan prikkels die dat niet krijgen. Het beroep op de prefrontale cortex zal met name een rol spelen in dynamische situaties waarin de aandacht wisselt wat betreft posities in de ruimte of andere kenmerken waarop de aandacht gericht moet worden. Omdat de hersenen namelijk niet in staat zijn alle indrukken of informatie tegelijk te verwerken, moet een deel daarvan tijdelijk in het geheugen worden opgeslagen. Onderzoek naar hersenactiviteit (zoals fMRI) laat zien dat de prefrontale cortex hierbij een centrale rol speelt. De taak van de prefrontale schors zou kunnen zijn om controle uit te oefenen op andere gebieden in de hersenen, zoals die welke betrokken zijn bij waarneming of geheugen (zie ook executieve functies). Ook is gebleken dat, naarmate deze taken moeilijker worden, er een sterke doorbloeding optreedt in deze gebieden. Mogelijk heeft dit te maken met het vrijmaken van extra ’energie’ of hulpbronnen in de hersenen om de taken goed te kunnen uitvoeren,
Biased Competition
Een belangrijk model van selectieve aandacht is het Biased Competition Model [5]. Als er zich meerdere prikkels in het receptieve veld van een neuron bevinden, zullen deze onderling een soort competitie aangaan. Als nu de aandacht op een enkele prikkel wordt gericht, zal het de neuronen die op deze prikkel reageren bevoorrechten ten opzichte van neuronen op prikkels die niet de aandacht krijgen. Deze neuronen blijven dan actief, terwijl de activiteit van neuronen die vuren op niet-geattendeerde prikkels wordt onderdrukt.
Afwezigheid van aandacht
Het richten van aandacht op objecten in de omgeving zorgt er voor dat wij die objecten scherper waarnemen. Dat heeft echter ook een keerzijde, namelijk dat prikkels die geen aandacht krijgen minder goed of soms in het geheel niet worden waargenomen. Het lijkt wel of we dan 'blind' zijn voor die prikkels. Drie bekende gevallen worden hieronder genoemd.
- Inattentional blindness, wil zeggen dat een persoon een bepaalde gebeurtenis niet opmerkt, als hij met een andere taak bezig is. Een bekend voorbeeld is een experiment waarbij iemand naar een filmpje kijkt waarin mensen elkaar een basketbal toespelen [6]. Na verloop van tijd komt er iemand langs met een gorillapak aan. Het blijkt dat 70% van de proefpersonen dit laatste niet opmerkt[7].
- Change blindness, wil zeggen dat men een onverwachte verandering in de plaats, aanwezigheid of identiteit van objecten in bepaalde scène niet opmerkt.
- Attentional blink, wil zeggen dat iemand een tweede visuele prikkel niet opmerkt als deze heel kort (minder dan 1/2 seconde) na de eerste prikkel komt.
Hyperactiviteit
Hyperactiviteit, soms ook ADHD (Attention deficit hyperactivity disorder) genoemd, is een ontwikkelingsstoornis waarbij kinderen veel sterker afleidbaar zijn, of meer moeite hebben met de concentratie dan andere kinderen van dezelfde leeftijd. Deze kinderen hebben moeite met het voor langere tijd vasthouden van de aandacht, zijn vaak impulsief en motorisch onrustig. De kinderen kunnen vaak wel de aandacht richten op zaken die zij interessant vinden (zoals een computerspelletje) maar niet op zaken die in een leer- of schoolsituatie de aandacht vragen. De precieze oorzaken van ADHD zijn nog onbekend, maar er zijn aanwijzingen dat er sprake is van een dysfunctie van gebieden in de hersenen, zoals de prefrontale cortex, die de hogere aandachtsfuncties reguleren [8]. Ook zouden problemen met het dopaminerge systeem een rol kunnen spelen [9]
Negatieve focus
Veelal door negatieve ervaringen veroorzaakt kunnen mensen negatief gefocust zijn, waarbij de betreffende persoon alleen nog, of bijna alleen nog de negatieve dingen in het leven ziet, vanwege dat die alleen daar nog op let, en de positieve dingen niet meer ziet. Elke nieuwe negativiteit wordt opgevat als een bevestiging van de negatieve visie die er al was. Nieuwsberichten, welke vaak vol met negatief nieuws zitten bespoedigen het-één-en-ander. Veelal is generaliseren en discrimineren daar een gevolg van.
Om uit een dergelijk patroon van negatief gefocust zijn te komen, moet de betreffende persoon (eenvoudig gezegd) zich uiterst bewust gaan focussen op de mogelijke positieve kanten van het leven. Dat is dan veelal moeilijk in te zien, doordat het positieve niet meer opgemerkt wordt, wat betekent dat bewust de manier van denken over wat waargenomen wordt veranderd moet worden. Evenals de negatieve kijk kan escaleren, kan een positieve kijk dat ook, oftewel kan het geleidelijk aan steeds beter gaan.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
Voetnoten:
- º Broadbent, D.A. (1958). Perception and Communication. New York:Pergamon
- º D. Kahneman (1973)/ Attention and Effort. Prentic-Hall, Englewood-Cliffs, New Jersey
- º Cherry, E.C. (1953). Some experiments on the recognition of speech, with one and two ears. J. Acoust. Soc.Am., 25, 975-979
- º Duncan, J. (2001). Frontal lobe function and the control of visual attention. In: J. Braun, C. Koch & J.J. Davis. Visual Attention and Cortical Circuits. Bradford Book, MIT press
- º Desimone,R. & Duncan, L. (1995). Neural mechanisms of selective visual attention. Ann. Rev., Neurosci., 18, 1893-222
- º Simons, D.J. & Chabris, C.F. (1999). Gorillas in our midsts: sustained inattentional blindness for dynamic events. Perception, 28, 1059-1074.
- º http://viscog.beckman.illinois.edu/flashmovie/15.php
- º Nigg, J.T. (2001). Is ADHD a disinhibitory disorder? Psychological Bulletin, 127, 571-598
- º Lou, H.D. et al. (1989). Striatal dysfunction in attention deficit and hyperkinetic disorder. Archives of Neurology, 46, 48-52.
Literatuur:
- LaBerge, D. (1995). Attentional Processing. Cambridge, Harvard University Press.
- Desimone, R & Duncan, J. (1995). Neural mechanisms of visual selective attention. Annual Review of Neuroscience, 18, 193-222.
- Hillyard, S.A., Mangun, G.R., Woldorff, M.H. & Luck, S.J. (1995). Neural systems mediating selective attention. In: M.S. Gazzaniga (Ed.) The cognitive neurosciences (pp. 665-682). Cambridge, MIT Press.