Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Boudewijn I van Vlaanderen

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Boudewijn I met de IJzeren Arm)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Boudewijn I (Laon?, ca. 840 – Abdij van Sint-Bertinus, Sint-Omaars, 2 januari 879[1]), bijgenaamd Boudewijn met de IJzeren Arm[2] of Boudewijn de Goede[3] staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen.

Leven

Afkomst

Traditioneel wordt de forestier Odoaker als zijn vader gezien, maar Odoaker (als vader van Boudewijn) en zijn voorouders worden tegenwoordig als speculatief beschouwd omdat dit alleen is gebaseerd op teksten uit de twaalfde eeuw.[4] Een andere theorie is dat Boudewijns vader wel Odoaker heette maar een lagere hoveling was.

Schaking van en huwelijk met Judith van West-Francië

Boudewijn is bekend als grondlegger en eerste graaf van het graafschap Vlaanderen. Hij schaakte op kerstmis 861 Judith van West-Francië, dochter van de koning van West-Francië, Karel de Kale.[5] De 17-jarige Judith was al twee keer weduwe: zowel van koning Aethelwulf van Wessex als van diens zoon koning Aethelbald.[6]

Haar vader wilde haar natuurlijk een derde keer gunstig uithuwelijken, maar ze vluchtte met Boudewijn. Het stel werd daarbij geholpen door Judiths broer Lodewijk de Stamelaar, die steeds in conflict was met zijn vader. Ze vluchtten naar het noorden. Maar Karel de Kale stuurde brieven aan Rorik van Dorestad en bisschop Hunger van Utrecht dat zij de vluchtelingen geen onderdak mochten geven. Karel liet het paar door bisschoppen excommuniceren.[7] Het paar reisde via Lotharingen naar Rome en bepleitten hun zaak bij paus Nicolaas I, waarop de excommunicatie door de paus werd ongedaan gemaakt.[8] Twee jaar lang schreef paus Nicolaas brieven naar de woedende vader, Karel de Kale, waarin hij voor verzoening pleitte.

Op 13 december 863 volgde het officiële huwelijk te Auxerre met de uiteindelijke toestemming van Karel, alhoewel hij niet bij het huwelijk aanwezig was.[9]

Omstandigheden en belang van zijn huwelijk met Judith

Boudewijn was vaak te gast aan het Karolingisch hof en kende Lodewijk, later bekend als Lodewijk de Stamelaar, zoon van keizer Karel en broer van Judith. Lodewijk verving zijn vader tijdelijk toen die probeerde het graafschap Provence bij Frankrijk te voegen. Toen Lodewijk Judith in een klooster te Senlis opzocht, nam hij Boudewijn mee. Een huwelijk tussen beiden gaf Judith de kans om aan het kloosterleven te ontsnappen, terwijl Boudewijn lid werd van de Karolingische dynastie.

Ook Lodewijk trouwde later zonder toestemming van zijn vader en zijn jongere broer Karel. Hincmar, de aartsbisschop van Reims, tekende het verhaal van de vlucht en het huwelijk op. Hij excommuniceerde Judith ook en beriep zich daarvoor op de canon 10 van het Romeins concilie van 721. Die slaat echter op roof van een vrouw met geweld en aangezien zij instemde kon er geen sprake zijn van roof.

De legende van de Brugse Beer

Het Brugse Beertje van de Loge verwijst naar de schaking van Judith: toen Boudewijn met Judith naar Vlaanderen terugkeerde, werden zij in het bos aangevallen door een reusachtige witte beer (een bruine beer wit van sneeuw), volgens de legende "de oudste bewoner van Brugge". Deze beer was al eerder gesignaleerd omdat hij de omgeving onveilig maakte. Reizigers die zich buiten de muren van Brugge waagden, werden vaak door de beer aangevallen. En dus ook Boudewijn I. Hij wierp zich zonder aarzelen in de strijd met de beer. Niemand durfde dichterbij te komen, ook niet om hun leenheer te helpen. Op een bepaald moment stelde de beer zich recht op zijn achterste poten en ging met zijn rug tegen een boom staan om zo met meer kracht opnieuw aan te vallen. Maar net op dat moment sprong Boudewijn vooruit en doorboorde de beer met zijn lans. De stoot was zo hevig en krachtig dat de lans zich door de beer onwrikbaar in de boom vaststak. Boudewijn was zijn naam met den ijzeren arm dus waardig. Volgens de legende schonk de stad Brugge Boudewijn een gebeeldhouwde, rechtopstaande beer toen later zijn aanstelling als nieuwe leenheer gevierd werd.

Vandaag is in de gevel van de Poortersloge aan het Jan van Eyckplein in Brugge nog een beeldje van een rechtopstaande, schilddragende beer te zien. De beer die een schild vasthoudt, verscheen echter pas in 1304, dus het gaat niet om hetzelfde beeldje als het geschenk aan Boudewijn. De Poortersloge was van 1417 tot 1715 het lokaal van het Genootschap van de Witte Beer, een selectieve steekspelvereniging die een tijdje na de heldendaad van Boudewijn werd opgericht. Het belangrijkste evenement dat ze organiseerden was de Wapenpas van de Gouden Boom, van 3 tot 11 juli 1468, ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York. In 1417 had het gezelschap van de stad de toestemming gekregen een beeldje van hun mascotte, een rechtopstaande beer, in de gevel te plaatsen.

Graaf van Vlaanderen

Als onderdeel van de verzoening kreeg Boudewijn het bestuur over de pagus Flandrensis, het gebied rond Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.[10] Dit was in de ogen van Karel waarschijnlijk een onbetekenende functie: Vlaanderen lag in een uithoek van zijn koninkrijk en werd geteisterd door de Vikingen.

Boudewijn bleek echter een succesvol bestuurder. Hij wist de invallen van de Vikingen te stoppen en bouwde daarvoor versterkingen in Arras, Gent en Brugge. In Brugge bouwde hij een kerk die aan Donatianus van Reims werd gewijd en gaf relieken van de heilige aan de kerk. In Veurne stichtte hij een Benedictijner klooster, waaraan hij relieken van heilige Walburgis schonk. In 870 werd zijn bezit uitgebreid en was hij heer van geheel Vlaanderen en Ternois. Hetzelfde jaar werd hij lekenabt van de Sint-Pietersabdij in Gent.

In 877 steunde hij Lodewijk de Stamelaar bij de opvolging van Karel de Kale.[11] Kort daarna trok hij zich terug en werd monnik in de abdij van Sint-Bertinus, waar hij ook werd begraven.

Kinderen

Boudewijn en Judith van West-Francië hadden vier kinderen:[12]

  • Karel, geb. ca. 864, jong gestorven
  • Boudewijn
  • Rudolf van Kamerijk
  • vermoedelijk nog een dochter, want kronieken van het klooster van Waulsort vermelden dat bij de moord op Rudolf van Kamerijk een zekere Walter, zoon van Rudolfs zuster, hem probeerde te wreken.[13]

Gunhilda, gehuwd in 877 met Wilfred I el Velloso, graaf van Urgel en Barcelona, wordt ook vaak als dochter van Boudewijn en Judith genoemd, maar dit is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van een middeleeuwse tekst. Zij was afkomstig uit de omgeving van Barcelona.

Trivia

  • Op het Brugse stadhuis staat een beeld dat Boudewijn voorstelt.
  • In de satirische strip Pest in 't Paleis (1983) van Guido Van Meir en Jan Bosschaert wordt de toenmalige Belgische vorst koning Boudewijn opgevoerd als de zestiende-eeuwse koning Boudewijn met de IJzeren Rug, een verwijzing naar Boudewijn met de IJzeren Arm en ook de rugklachten van koning Boudewijn.

Zie ook

Noten

  1. º M. Guérard (ed.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, Parijs, 1840, p. 11, Annales Vedastini 879 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 197), Annales Blandinienses 879 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, V, Hannover, 1844, p. 24) (Balduvinus, filius Audacri, obiit; Blandinio sepelitur).
  2. º M. Guérard (ed.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, Parijs, 1840, p. 11 (Balduinus Ferreus), Annales Blandinienses 862 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, V, Hannover, 1844, p. 24) (Iudith secuta est Baldwinum Ferreum, filium Audacri), Genealogia Comitum Flandriæ Bertiniana (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 305) (Balduinum Ferreum), Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Balduinum Ferreum ... Balduinus autem Ferreus ... Balduino Ferreo). Deze bijnaam dateert uit de 11e eeuw: D.M. Nicholas, Medieval Flanders, Londen, 1992, p. 16.
  3. º Annales Vedastini 879 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, II, Hannover, 1829, p. 197) (Balduinus comes, cognomine Bonus).
  4. º M. Guérard (ed.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, Parijs, 1840, p. 11 (filius Audachri), Annales Blandinienses 862 en 879 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, V, Hannover, 1844, p. 24) (Baldwinum Ferreum, filium Audacri ... Balduvinus, filius Audacri), Genealogia Comitum Flandriæ Bertiniana (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 305) (Audacer genuit Balduinum Ferreum), Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Audacer vero genuit Balduinum Ferreum).
  5. º M. Guérard (ed.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, Parijs, 1840, p. 11 (Balduinus Ferreus, primus comes, filius Audachri per Judith uxorem, illustrissimus fuit, cum ea esset Calvi Caroli caesaris et regis Francorum, filia, ex Ermentrude propria uxore), Annales Blandinienses 862 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, V, Hannover, 1844, p. 24) (Iudith secuta est Baldwinum Ferreum, filium Audacri)., Genealogia Comitum Flandriæ Bertiniana (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 305) (Balduinum Ferreum, qui duxit filiam Karoli Calvi nomine Iudith).
  6. º Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Iudith vidua Adelbaldi regis Anglorum)
  7. º Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Quod ut rex comperit, episcopos et principes Francorum consulens, iuxta edicluni beati Gregorii depromi sententiam ab episcopis peciit. At illi iuxta illut: Si quis viduam in uxorem furatus fuerit, anatema sit, Balduinum et Iudith excommunicaverunt).
  8. º Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Quo audito Balduinus Romam profectus est ad Nicolaum papam, huius rei petens indulgentiam. Nicolaus autem misericordia motus, misit 30 legatos suos, Radoaldum scilicet Portuensem episcopum et Iohannem Ficodensem episcopum, Suessionis ad Karolum; quos aliquamdiu secum retinuit, et concessa Balduino indulgentia, pro cuius obtentu venerant, cum epistolis ad apostolicam sedem redire muneratos absolvit).
  9. º Lamberti Genealogia Comitum Flandriæ 1 (= L.C. Bethmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores, IX, Hannover, 1861, p. 309) (Postea rex Karolus ad Autisiodorum civitatem usque perveniens , ibidem filiam suam Iudith , sicut domnus papa eum petierat, Francorum consilio Balduino quem secuta fuerat, legaliter coniugio sociari permisit anno Domini 862.).
  10. º D.M. Nicholas, Medieval Flanders, Londen, 1992, p. 17
  11. º Karoli II Imp. Conventus Carisiacensis 15 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Leges, I, Hannover, 1835, p. 539) (Qualiter et quo ordine filius noster in hoc regno remaneat, et qui debeant esse quorum auxilio utatur, et vicissitudine cum eo sint. ... Ex comitibus vero, aut Teudericus, aut Balduinus ...).
  12. º M. Guérard (ed.), Cartulaire de l'abbaye de Saint-Bertin, Parijs, 1840, p. 11 (ex qua liberi prodierunt: Carolus brevis vite, Balduinus, Rodulphus quoque, Cameracensis comes).
  13. º Historia Walciodorensis Monasterii 8 (= Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, XIV, Hannover, 1883, p. [508.) (surculus nomine Walterus, qui eiusdem pompaticae regalis consanguinitatis tumendo gloriabatur propinquitate, veluti Rodulfi sororis filius)
rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen
rel=nofollow