Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Abraham Johan Daniël Steenstra Toussaint
Abraham Johan Daniël Steenstra Toussaint (Aarlanderveen, 5 juni 1813 - Batavia, 24 juni 1876) was een Nederlands arts en eerste stadsgeneesheer van Batavia.
Familie
Toussaint was een lid van de familie Toussaint en een zoon van mr. Johan Daniël Steenstra Toussaint (1779-1863), schout, maire en burgemeester van Aarlanderveen, en diens tweede echtgenote Jannigje Bronk (1786-1825). Hij trouwde in 1839 met Elisabeth Wilhelmina Petronella Couperus (1821-1889), lid van de familie Couperus. Zij waren oom en tante van de schrijver Louis Couperus (1863-1923) en grootouders van diens echtgenote Elisabeth Couperus-Baud (1867-1960).
Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, onder wie:
- Catharina Johanna Elisabeth Steenstra Toussaint (1840-1879); trouwde in 1857 Jean Marie Adrien Casimir Troplong (1824-?), in Franse diplomatieke dienst, laatstelijk consul-generaal en chargé d'affaires te Bogota
- Johanna Wilhelmina Petronella Steenstra Toussaint (1844-1927), verkreeg en gebruikte een concessie tot ontwikkeling en exploitatie van steenkolenmijnen in Zuidoost-Borneo 1899-1910; trouwde in 1865 met haar neef Jan Carel Willem Ricus Theodore Baud (1838-1883), assistent-resident van Meester-Cornelis, lid van de familie Baud en zoon van Guillaume Louis Baud en Wilhelmina Jacobina Theodora Couperus
- Elisabeth Couperus-Baud (1867-1960), vertaler en letterkundige; trouwde in 1891 met haar achterneef Louis Couperus (1863-1923), letterkundige
- Wilhelmina Jacobina Theodora Baud (1879-); trouwde in 1896 met Willem Wijnaendts van Resandt (1873-1954) (naamstoevoeging bij Gouverneursbesluit dd. 25 dec. 1901, nr. 7), genealoog, lid van de familie Wijnaendts
- William Louis Henri Steenstra Toussaint (1851-1932)
- Abraham Johan Daniël Steenstra Toussaint (1904-1988), ambassadeur
Loopbaan
Vroege loopbaan
Steenstra Toussaint studeerde medicijnen aan de Hogeschool te Groningen en verkreeg tijdens zijn studie een gouden medaille voor zijn antwoord op de door de faculteit der wis- en natuurkunde uitgeschreven prijsvraag inzake de natuurlijke historie.[1] Hij werd in juni 1837 als medisch doctor benoemd tot officier van gezondheid der derde klasse bij de medische dienst in Nederlands-Indië[2] en werd in januari 1838 belast met de stedelijke geneeskundige dienst te Samarang, ter vervanging van de uit die betrekking op verzoek eervol ontslagen chirurgijn der tweede klasse, K. Schmidtmuller.[3] In juli 1839 werd Steenstra Toussaint definitief aangesteld als stadsgeneesheer van Samarang; hij was toen tevens lid van de commissie tot ondersteuning van behoeftige christenen in de Batavische afdeling. In augustus 1843 werd hij op zijn verzoek eervol ontslagen uit die functie.[4] Hij oefende vervolgens particulier praktijk uit te Batavia en werd in november 1850 benoemd tot lid der commissie voor de bruggen en wegen in de residentie Batavia en de afdeling Buitenzorg.[5] Datzelfde jaar werd hem een machtiging verleend van een acte tot toelating tot de genees-, heel- en verloskundige praktijk te Batavia.[6]
Steenstra Toussaint werd in mei 1851 benoemd tot officier van gezondheid der tweede klasse bij de Batavische schutterij.[7] In het voorjaar van 1853 wendde hij zich tot het gouvernement en zei dat hij het voornemen had om zijn etablissement te Gadok, op het landgoed Tjicoppo (Buitenzorg) zodanig te veranderen en te vergroten dat het geschikt zou worden tot de opname en verpleging van een groot aantal particuliere zieken en reconvalescenten. Hij had de daartoe benodigde fondsen bijeen weten te krijgen, en mocht deze som tekort schieten, dan wilde hij de dan nog benodigde som voorschieten uit eigen middelen. Hij gaf daarbij tevens aan dat hij aan het hoofd van deze onderneming op Java een tot de praktijk toegelaten geneesheer wenste te zien. Het verzoek van Steenstra Toussaint werd ingewilligd, dan voorlopig voor de periode van twee jaar.[8] In 1854 werd hij penningmeester van de ook in Nederland erkende vereniging Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in Nederlands-Indië.[9]
Latere loopbaan
Steenstra Toussaint werd in april 1856 benoemd tot derde stadsgeneesheer van Batavia[10] en werd tevens benoemd tot vicepresident van de Natuurkundige Vereniging in Nederlands-Indië. Hij verkreeg bij Koninklijk Besluit van 18 oktober 1859 nummer 54 vergunning tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder in de Orde van Franz Joseph, hem geschonken door de keizer van Oostenrijk.[11] Hij werd dat jaar ook benoemd tot correspondent voor het eiland Java[12] en was lid, later vicepresident, van het bestuur van de Nederlands-Indische Maatschappij voor Nijverheid.[13] Bij besluit van 27 juni 1862 werd hij gerechtigd tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder in de Militaire Orde van Ontvangenis van Villa Viçosa, hem door de koning van Portugal geschonken.[14] In februari 1863 werd hij aangesteld als eerste geneesheer te Batavia en bij Koninklijk Besluit van 7 april 1865 nummer 53 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In september 1867 kreeg hij toestemming tot het aannemen en dragen der versierselen van de Orde van St. Mauritius en Lazarus[15] en in 1869 kreeg hij bij Koninklijk Besluit van 4 december 1869 nummer 33 vergunning tot het aannemen en dragen der versierselen van Ridder in het Legioen van Eer, hem geschonken door de keizer der Fransen.[16]
Steenstra Toussaint werd in april 1871 op zijn verzoek eervol ontslagen als officier der gezondheid eerste klasse bij de schutterij van Batavia onder dankbetuiging voor de vele en belangrijke diensten door hem in deze functie bewezen en tevens kreeg hij toestemming om het aan de rang verbonden activiteitsuniform te blijven dragen.[17] Datzelfde jaar werd de stad Batavia verdeeld in drie wijken en kreeg hij de verantwoording over de eerste wijk; om half negen 's morgens was hij in het Chinese Hospitaal aldaar te spreken voor alle zieken uit die wijk.[18] Hij werd in oktober 1873 weer hersteld in zijn functie als officier eerste klasse bij de Batavische schutterij en verkreeg datzelfde jaar vergunning tot het aannemen van het bronzen kruis, hem verleend vanwege zijn activiteiten tijdens de Pruisisch-Franse oorlog, door de Franse afdeling van het Rode Kruis.[19] Bij Koninklijk Besluit van 29 april 1876 nummer 1 verkreeg hij, dan werkzaam als officier van gezondheid bij de Bataafse Schutterij, als teken van tevredenheid van Z.M. over zijn langdurige en in de dan laatste tijd onverplicht aan de schutterij bewezen diensten de honoraire rang van dirigerend officier van gezondheid der tweede klasse toegewezen.[20] Hij overleed datzelfde jaar op 63-jarige leeftijd; na zijn dood werd er een commissie opgericht voor de oprichting van een gedenkteken op het graf.[21] Het uiteindelijk monument was een vrij eenvoudig gemetseld gedenkteken, van een vierkante vorm, met aan de ene kant de naam van de overledene en aan de andere de tekst dat het gedenkteken was opgericht door vrienden en vereerders, terwijl aan beide zijden het "virtus nobilitat" en het "bene meruit" was geplaatst. Dit monument stond links bij de ingang van het kerkhof.[22]
Mevrouw Toussaint en De stille kracht van Couperus
De echtgenote van de arts zou rond 1857 verliefd zijn geworden op de Franse diplomaat Jean Marie Adrien Casimir Troplong (geboren 1824). Nadat zij met hem werd betrapt door haar man, zou zij, om de situatie te redden, gezegd hebben dat Troplong zojuist om de hand van haar dochter had gevraagd. In 1857 trouwde Troplong inderdaad met haar dochter Catharina Johanna Elisabeth Steenstra Toussaint (1840-1879).
Couperus zou dit gegeven gebruikt hebben voor zijn roman De stille kracht waarin Léonie van Oudijck door haar man betrapt werd met Addy de Luce die tevens de minnaar van haar stiefdochter Doddy was.[23]
Portaal Louis Couperus |
Bronnen, noten en/of referenties
|