Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Alfred Dreyfus

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Alfred Dreyfus (Mulhouse, 9 oktober 1859Parijs, 12 juli 1935) was een Joods-Franse officier, afkomstig uit de Elzas. In 1894 werd hij het slachtoffer van een gerechtelijke dwaling, de zogenaamde Dreyfusaffaire, die in Frankrijk leidde tot een politieke crisis.

Leven

Alfred Dreyfus stamde uit een oude familie die reeds eeuwen in de Elzas gevestigd was en de joodse religie aanhing. Zijn grootvader was een bescheiden koopman in Rixheim, niet ver van Mulhouse. Zijn vader, Raphaël Dreyfus, stichtte een kleine katoenspinnerij in Mulhouse en, naarmate de zaken goed gingen, voegde hij er een weverij aan toe. Daardoor kon zijn familie deel gaan uitmaken van de burgerij van Mulhouse. Raphaël trouwde met Jeanne Libmann-Weill en het echtpaar kreeg negen kinderen, van wie er zeven in leven bleven. Alfred Dreyfus was de jongste van het gezin. Zijn jeugd bracht hij door in het familiehuis aan de rue du Sauvage en daarna in een rijk huis aan de rue de la Sinne in Mulhouse. Omdat zijn moeder na zijn geboorte ziek werd, was zijn oudere zus Henriette voor hem als een tweede moeder.

De rust van het gezinsleven werd verstoord door de Frans-Pruisische oorlog van 1870, de Franse nederlaag en het verlies van Elzas-Lotharingen. Na de ondertekening van het Verdrag van Frankfurt werd Elzas-Moezel in 1871 door het Duitse Rijk geannexeerd. De inwoners van Moezel en Elzas hadden de mogelijkheid om de Franse nationaliteit te behouden, maar moesten in dat geval hun woning verlaten en naar Frankrijk gaan. In 1872 koos het gezin Dreyfus voor de Franse nationaliteit en verliet de Elzas.

Het gezin vestigde zich eerst in Bazel, Zwitserland, en vervolgens, in 1873, werd Alfred Dreyfus naar Parijs gestuurd om zijn studie voort te zetten, waar hij slaagde voor zijn baccalaureaat en toetrad tot het Collège Sainte-Barbe om zich voor te bereiden op het toelatingsexamen voor de École polytechnique. Op 19-jarige leeftijd slaagde aan het College en ging naar de École polytechnique. In 1880 studeerde hij daar af en werd tweede luitenant aan de École d’application d’artillerie (de artillerieschool) van Fontainebleau.

Aan het begin van de jaren 1880 was de overgrote meerderheid van de generale officieren legitimist (Frans-koningsgezind) of Bonapartist. De generale staf stond afkerig tegenover de ’Republiek’ en ’democratie’, die door veel officieren werd ervaren als vijandig tegenover het leger.

Alfred Dreyfus bleef twee jaar in Fontainebleau, waar zijn superieuren een goede indruk van hem hadden. Op 1 oktober 1882 werd hij benoemd tot luitenant bij het 31e regiment artillerie van Le Mans. Eind 1883 werd hij ingedeeld bij de bereden batterijen van de eerste cavaleriedivisie in Parijs. In september 1889 werd hij benoemd tot kapitein bij het 21e regiment artillerie, gedetacheerd als assistent bij de Centrale School voor Militaire Pyrotechniek in Bourges. Tegelijkertijd bereidde hij zich voor op de toelatingsexamens voor de École de guerre, waar hij op 20 april 1890 werd toegelaten, de dag voor zijn huwelijk.

Op 18 april 1890 trouwde Alfred Dreyfus met Lucie Hadamard (23 augustus 1869 – 14 december 1945), uit een welgestelde familie van diamanthandelaars uit Metz. Het echtpaar had twee kinderen: Pierre (5 april 1891 – 28 december 1946) en Jeanne (22 februari 1893 – 30 april 1981).

In de herfst van 1890 ging hij naar de École de guerre. Hij kreeg er opnieuw uitstekende beoordelingen van zijn superieuren. In november 1892 studeerde hij cum laude af. Vervolgens werd hij op 1 januari 1893 opgeroepen als stagiair bij de legerstaf van het Ministerie van Oorlog, met de rang van kapitein. Als stagiair doorliep hij achtereenvolgens elk van de stafbureaus.

Vanaf 1892 voerde Édouard Drumont in zijn krant La Libre Parole een felle campagne tegen de aanwezigheid van joodse officieren in het Franse leger. Alfred Dreyfus had geen hoge officier of politicus die hem beschermde. Zijn persoonlijke rijkdom, zijn afkomst uit de Elzas en Joodse afkomst wekten jaloezie en wantrouwen op.

In september 1894 kreeg de afdeling ’statistieken’ (in werkelijkheid de spionage- en contraspionagedienst van het leger) een briefje in handen van de Duitse ambassade waarin werd onthuld dat er een verrader in het Franse leger zat. Alfred Dreyfus, wiens handschrift leek op dat op het papiertje, bleek al snel de ideale verdachte. Politieke ambities, de angst om ’ontslagen’ te worden door de Minister van Oorlog, Auguste Mercier, en het antisemitisme van de generale staf, met name van de afdeling ’statistiek’, werkten samen in zijn nadeel.

Dreyfus werd op 15 oktober 1894 gearresteerd en gevangengezet in de Prison du Cherche-Midi, op beschuldiging van spionage voor het Duitse rijk.[1]

Hij verscheen op 19 december 1894 voor de krijgsraad in Parijs; het proces werd achter gesloten deuren gehouden. Dreyfus werd verdedigd door een getalenteerde strafpleiter, Edgar Demange, een katholiek, uitgekozen door zijn broer, Mathieu Dreyfus. Deze advocaat trachtte voor de rechtbank aan te tonen dat de tenlastelegging tegen de beschuldigde ontoereikend was, aangezien de verschillende deskundigenrapporten die waren opgesteld, elkaar tegenspraken. Eén van de deskundigenrapporten was opgesteld door Alphonse Bertillon, die een antisemiet was en geen kennis had van handschriften.

Tegen alle verwachtingen in werd Dreyfus op 22 december unaniem wegens verraad veroordeeld tot „verwijdering uit zijn rang, militaire degradatie en eeuwige deportatie naar een versterkte omheining”, d.w.z. naar de strafkolonie Duivelseiland in Frans Guyana. Hij werd niet ter dood veroordeeld, aangezien deze straf sinds 1848 was afgeschaft voor politieke misdrijven.

Voor de autoriteiten, de pers en het publiek waren hierdoor de weinige twijfels die vóór het proces bestonden, uit de weg geruimd. Zijn zaak werd in de Kamer van Afgevaardigden aan de orde gesteld en hij vond geen verdedigers, zelfs niet Jean Jaurès, die hem vanaf het spreekgestoelte veroordeelde, of Georges Clemenceau, die er beiden op wezen dat de doodstraf net was toegepast op een onbeschaamde jonge soldaat volgens het Wetboek van Militair Recht.

Op 5 januari 1895 werd hij uit zijn rang gezet, zijn insignes werden afgerukt, zijn zwaard gebroken. ’À mort Judas! Mort aux juif[s]!’ (Ter dood, Judas! Dood aan de jood/de joden!) brulde de meute.

Zijn veroordeling veroorzaakte veel opschudding en diverse personen beijverden zich om hem vrij te krijgen. De bekende Franse schrijver Émile Zola zette zich in voor zijn vrijlating en rehabilitatie met zijn beroemde open brief uit 1898, getiteld J'accuse...!. Daarin werd ook de naam van de werkelijke spion vermeld, de Franse majoor Ferdinand Walsin-Esterhazy.

Op 19 september 1899 kreeg Dreyfus gratie (nog geen vrijspraak) en werd hij vrijgelaten. Pas op 12 juli 1906 werd hij volledig vrijgesproken van de hem ten laste gelegde aanklachten.

Dreyfus zou later weer terugkeren in het leger als majoor maar door zijn slechte gezondheid werd hij in 1907 eervol ontslagen. In de Eerste Wereldoorlog keerde hij nog terug en werd uiteindelijk gepromoveerd tot luitenant-kolonel.

Rehabilitatie

Op 12 juli 2006, precies honderd jaar na de vrijspraak van Dreyfus, werd hij officieel gerehabiliteerd door president Chirac. De plechtigheid vond plaats op de binnenplaats van de École Militaire, de plaats waar op 5 januari 1895 de openbare vernedering van de kapitein had plaatsgevonden. Chirac noemde het vonnis een doelbewuste poging om de haat tegen Joden aan te wakkeren.[2]

Bibliografie

  • Lettres d'un innocent (1898)
  • Les lettres du capitaine Dreyfus à sa femme (1899, geschreven op Duivelseiland)
  • Cinq ans de ma vie (1901)
  • Souvenirs et correspondance (postuum uitgebracht in 1936)

Bronnen, noten en/of referenties

Referentie
  1. º Trouw 14_01-1998
  2. º Het Parool, 13 juli 2006
rel=nofollow
rel=nofollow

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Alfred Dreyfus op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
 
rel=nofollow