Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Johannes Hageman Jcz.
Johannes Hageman Jcz. ('s Gravenhage, 30-09-1817 – Pasoeroean (Ned. Indië), 30-11-1871) is een negentiende-eeuwse auteur op geschiedkundig en ethnografisch gebied. Hij is opgevallen door zijn bijzondere levensgeschiedenis en door zijn talrijke publicaties, zowel boeken als tijdschriftartikelen, die ruimschoots in bibliotheken en antiquariaten te vinden zijn, bijvoorbeeld in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Zie ook het hierna volgende.
De toevoeging ‘Jcz.’ aan zijn achternaam wordt door hem als auteur steevast gebruikt, en betekent zoon-van-Jo(h)annes-Casparus, naar de voornamen van zijn vader.
Johannes Jcz. vertrekt al jong als soldaat naar 'Nederlands Indië', hetgeen misschien verband houdt met het feit dat zijn vader overlijdt wanneer hij pas veertien jaar oud is. Dat de geschiedkundige en ethnografische publicaties van Johannes Hageman Jcz. in zijn eigen tijd niet onopgemerkt zijn gebleven blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat uit De Gids (P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, 1857):
“...eene ‘Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleijers’, door den Heer J. Hageman Jcz., te Soerabaja, een verdienstelijk beoefenaar der historie van Nederlandsch Indië, die ook de verschillende Indische Tijdschriften en later ook het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap, gelijk wij nog nader zien zullen, met menige belangrijke bijdrage verrijkte...”
En W.C. Muller schrijft in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW), een tussen 1911 en 1937 in tien delen verschenen lexicon dat meer dan 22.000 beknopte levensschetsen bevat van belangrijke of op zijn minst opvallende Nederlanders (deel 1, p. 1019):
“HAGEMAN (Johannes), zoon van Johannes Casparus en Maria Kazander, geb. te 's Gravenhage 30 Sept. 1817, overl. 30 Nov. 1871 te Pasoeroean, was aanvankelijk bestemd voor den geestelijken stand, scheen daarvoor geen roeping te hebben en vertrok als soldaat naar Indië. In 1836 ging hij in burgerlijken dienst over, vervulde verschillende administratieve betrekkingen van lageren rang tot het jaar 1860, toen hij, door zijn huwelijk een onbekommerde toekomst te gemoet gaande, ontslag uit den dienst nam en verder ambteloos burger bleef.
Schitterde Hageman dus geenszins door een hooge maatschappelijke positie, zijn onafgebroken wetenschappelijke werkzaamheid heeft zijn naam aan de vergetelheid ontrukt. Een groot aantal zijner geschriften is, 't zij afzonderlijk, 't zij in tijdschriften, uitgegeven. Hoofdvak van zijn studie was de geschied- en oudheidkunde van den indischen archipel. De ind. regeering verleende hem toegang tot de oude archieven, waaraan hij veel heeft ontleend, doch het is te betreuren, dat hij daarbij niet kritisch genoeg is te werk gegaan, vooral waar zijn mededeelingen ontleend werden uit aanteekeningen, welker authenticiteit door de kritiek nog niet geheel boven allen twijfel verheven is; ook miste hij de gave de verzamelde stof behoorlijk te verwerken, te verklaren uit de omstandigheid, dat hem geen wetenschappelijke opleiding ten deel was gevallen.
Zijn belangrijkste werken zijn: Algemeene geschiedenis van Java, van de vroegste tijden af aan, tot op onze dagen in Indisch Archief 1849 en 50, Tijdschr. Bat. Gen. 1853 en 54; in beknopten vorm ook afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Handleiding tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde van Java (Bat. 1852, 2 dln.); Geschiedenis van den oorlog op Java, van 1825 tot 1830 (Bat. 1856); Javaansche tafereelen. Fragmenten uit aanteekeningen van 1836-1864 (Samarang 1865); Geschiedenis der Soenda-landen in Tijdschr. Bat. Gen. 1867, 1869, 1870; Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleyers in Verhand. Bat. Gen. 1852; Geschiedenis van het Bataafsch en Hollandsch gouvernement op Java in Tijdschr. Bat. Gen. 1855, 1856, 1857.
Zie: T.C.L. Wijnmalen in Nederl. Spectator 1872, 42 vlg.
In bovenstaand citaat wordt aan het slot verwezen naar een artikel van T.C.L. Wijnmalen, in de Nederlandsche Spectator van 1872. Dit blijkt de door Wijnmalen geschreven necrologie over Johannes Jcz. te zijn, waar ook in het onderstaande citaat naar wordt verwezen. Dit citaat dateert uit het jaar na zijn overlijden (1872) en is afkomstig uit het “VERSLAG VAN DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VAN DE TAAL, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEDERLANDSCH-INDIE OVER 1871”, en werd uitgesproken op de “ALGEMEENE VERGADERING” van het instituut “GEHOUDEN 3 0 MAART 1872” door de secretaris van dit instituut, Mr. P.A.S. van Limburg Brouwer:
“Door den dood verloor het Instituut onlangs den heer Hageman in N. Indië.
Omtrent diens ijver voor de Indische land- en volkenkunde en zijne rustelooze werkzaamheid vindt men tal van bijzonderheden in de necrologie door den heer
Dr. Th. Ch. L. Wijnmalen in het nommer van 10 Februari van den Nederlandschen Spectator. Het Instituut bezit nog verscheidene manuscripten van zijne hand; met de inventarisatie van deze hoopt zich een der bestuursleden bezig te houden terwijl dan
later zal kunnen beoordeeld worden, wat van die nalatenschap nog voor uitgave geschikt mocht zijn.”
(Wijnmalen is in die jaren Secretaris van zowel de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als van
het Koninklijk Instituut van de Taal, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie.)
Johannes Hageman Jcz. wordt in de wetenschappelijke literatuur van zijn eigen tijd geciteerd, maar ook vandaag de dag nog, bijvoorbeeld in het proefschrift van Martine Barwegen: GOUDEN HOORNS, De geschiedenis van de veehouderij op Java, 1850-2000, Academisch Proefschrift, Wageningen Universiteit, 2005.
Johannes Hageman Jcz. schenkt tijdens zijn leven boeken en artikelen aan instellingen. Hij laat ook middels zijn testament kaarten na en instrumenten waar hij kennelijk mee werkte, alsmede de bij zijn dood nog aanwezige manuscripten.
Hij overlijdt in 1871 in Pasoeroean in ‘Nederlandsch Indië’, ca. zeventig kilometer van Soerabaja waar hij blijkens het eerste citaat ook heeft gewoond.
Over Pasoeroean, een havenplaats op Oost-Java, valt te vertellen dat Louis Couperus er ca. dertig jaar later (in 1899) een begin maakte met zijn roman ‘De stille kracht’. De beschrijvingen van straten en gebouwen in het fictieve stadje in ‘De stille kracht’ zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de werkelijke situatie in Pasoeroean. Het schijnt in het algemeen een gewilde standplaats voor Nederlandse bestuursambtenaren te zijn geweest. Ook Multatuli (Eduard Douwes Dekker) probeerde er in 1859 - zo’ n veertig jaar eerder dan Couperus’ verblijf en nog tijdens het leven van Johannes Jcz. - benoemd te worden tot resident, welk verzoek echter door de toenmalige Minister van Koloniën werd afgewezen.
De naam van de echtgenote van Johannes Jcz., met wie hij volgens één van bovenstaande citaten “door zijn huwelijk een onbekommerde toekomst te gemoet gaande” in (ca.) 1860 trouwde, is onbekend. Evenmin of hij voorkomt in koloniale archieven en of er ooit een grafsteen in Pasoeroean is geweest met zijn naam.
Uit alles blijkt dat Johannes Jcz. autodidact is. Opmerkelijk is dat hij zich vanuit een milieu van ambachtslieden begin negentiende eeuw op eigen kracht heeft ontwikkeld tot iemand die tot op de dag van vandaag in wetenschappelijke publicaties wordt geciteerd. Bij alle woorden van waardering in de commentaren over zijn inzet en toewijding bij het wetenschappelijke werk wordt hier en daar ook gewezen op het feit dat hij autodidact was, en dat hij geen theoretische wetenschappelijke opleiding had genoten. Niet zo vreemd voor iemand die op jonge leeftijd al als soldaat naar Indië vertrok. Opmerkelijk is ook dat in het tweede bovenstaande citaat wordt vermeld dat hij “aanvankelijk bestemd (was)
voor den geestelijken stand”. Wellicht waren deze generaties in de familie Hageman serieus geïnvolveerd in zaken van geloof en religie, en was de mogelijkheid aanwezig dat een zoon geestelijke (dominee, predikant) zou worden. Het typeert wellicht een klimaat van maatschappelijke betrokkenheid van de familie waar hij uit voortkwam, een klimaat waarin je dominee maar kennelijk ook geschiedkundige kunt worden.