Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Claire Prowizur
Claire Prowizur' (Hamburg-Altona 1923 - ) was een Pools-Joodse trotskiste.[1]
Levensloop
Interbellum
Prowizur werd nabij Hamburg geboren tijdens de vlucht van haar ouders uit Polen naar Brussel. Ze was de oudste van vier kinderen. Haar vader heeft een winkel die failliet gaat, waarop hij wordt opgesloten. Claire moet op 14-jarige leeftijd beginnen werken.
Toen ze 12 jaar oud was werd ze lid van de socialistische jeugdbeweging Rode Valken, op 14-jarige leeftijd werd ze lid van de socialistische Joodse vereniging 'Bund', een organisatie waar ze Philippe Szyper leerde kennen met wie ze in 1942 zou trouwen. Szyper was een trotskist die door de Revolutionair Socialistische Partij (RSP) opdracht had gekregen om in de Bund te trachten leden te werven. Prowizur werd op haar 17de trotskiste, waarna ze brak met het Joodse geloof.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de RSP de facto een verzetsgroep en Claire kwam in contact met Abraham Léon en eenmalig met Ernest Mandel.
Na de arrestatie van Mendel legde Prowizur de contacten met een dame die voor de Duitsers werkte, en die hielp de bewakers om te kopen zodat Mendel kon ontsnappen. (Mendel zou na de oorlog volhouden dat hij zelf ontsnapte).[2]
De Duitsers hielden sinds 1942 razzia's in België, en ze was getuige hoe haar vader werd gearresteerd na te zijn verraden door Icek Glogowski. In januari 1943 hield de Gestapo een huiszoeking in het huis van Szyper en Prowizur, waarbij illegale pamfletten werden ontdekt in een dubbele bodem van een aktentas, waarna beide partners werden overgebracht naar het hoofdkwartier van de Gestapo op de Louizalaan. Ze werden allebei overgebracht naar de Dossinkazerne, waar ze haar vader terugvind. Ze werden op de transportlijst gezet van het Twintigste treinkonvooi naar het concentratiekamp Auschwitz.
Via hun trotskistische kameraad Albert Clément kwamen ze in het bezit van een ijzerzaagje en ze wisten op die manier te ontsnappen uit de trein. De Gestapo schoot enkele ontsnappers door, maar Claire en Philippe ontsnapten nabij Luik. Het paar liet Claire's hierbij zieke en bewusteloze vader achter op het transport en hij zou omkomen in Auschwitz.[3] De ontsnapten werden opgevangen door gewapende kameraden o.l.v. Clément, dien hen terugbrachten naar Brussel, waar ze tijdelijk in Tervuren bleven tot ze valse identiteitspapieren konden bemachtigen, waarna ze naar Gilly (Charleroi) werden gestuurd waar ze werden opgevangen bij mijnwerkers (o.m. Florent Galloy).
Prowizur hielp er het verzet door de pamfletten die in Brussel werden gedrukt te proeflezen. Na de arrestatie van Abraham Léon bezocht een Duitse soldaat de schuilplaats van Claire: de soldaat wilde Léon helpen ontsnappen door hem te verkleden als Duits soldaat. Léon werd echter zo hard mishandeld door de Gestapo dat hij met een vertimmerd gezicht onmogelijk kon doorgaan voor een normale soldaat, zodat het plan niet kon doorgaan, waarna Léon uiteindelijk in Auschwitz zou worden omgebracht.
In September 1944 werd Charleroi bevrijd door het Amerikaanse leger. De bevolking was euforisch, de trotstkistische Prowizur was teleurgesteld omdat de bevolking zich niet tegen de nieuwe kapitalistische onderdrukkers in opstand kwam.
Na de oorlog
In mei 1945 trokken Claire en Philippe terug naar Brussel, waar ze de partij vroegen om adem te mogen komen en hun activisme terug te schroeven.
Ze verhuisde met haar man naar Tel Aviv (Israel).[4][5]
Bibliografie
Prowizur schreef haar levensverhaal neer in het boek 'Conte à rebours, une résistante juive sous l’occupation' (Muzin, Brussel, 1979)