Valère Passelecq

Valère Maximillien Passelecq (Elsene, 22 maart 1919 – 7 juni 1944) was een SOE-agent tijdens de Tweede Wereldoorlog.^[1]

Passelecq studeerde Rechten aan de ULB op het ogenblik dat de oorlog uitbrak. Via de ontsnappingslijn Comète werd hij op 8 juli 1940 opgepikt door een Engels schip. In Engeland werd hij gerecruteerd door de SOE.

Passelecq en zijn radio-operator René Copinne werden in het najaar van 1941 gedropt nabij het Franse Douai. Bedoeling van de missie was passief verzet te organiseren in de staal- en steenkoolindustrie met als doel de productie te vertragen. Tijdens zijn missie, die verspreid was over de industriegebieden in België (Antwerpen, Borinage, Luik) ontmoette hij onder meer de SOE-agent Robert Thonon.

De SOE was zich niet bewust dat Duitsers Gaston Aarens haden gearresteerd en in het bezit waren van zijn radio. De Engelsen stuurden Aarens een aantal adressen, waaronder het adres van Copinne’s vader. Dit adres werd door Passelecq en Copinne als safe-house in Brussel gebruikt, zodat de Duitsers beide SOE-agenten makkelijk kon arresteren op 9 juli 1942.

SOE-Agent Wendelen rapporteerde op 10 februari 1944 dat Passelecq na zijn arrestatie samenwerkte met de Duitsers en dat Copinne’s radio door de Duitsers werd overgenomen.

Copinne werd op 18 januari 1943 gefusilleerd, Passelecq werd op 22 mei 1943 gedeporteerd naar Duitsland. In Kamp Esterwegen hielp hij onder meer een radio te bouwen voor de gevangenen. Toen hij betrapt werd tijdens een ontsnappingspoging kreeg hij de doostraf. Hij werd op 7 juni 1944 onthoofd in Wolfenbüttel.

In de plek waar hij woonde, de Mercelisstraat te Elsene werd in 1955 een gedenksteen aangebracht ter herinnering van Valère Passelecq. Jaarlijks hielden de rechtenstudenten van de ULB begin juni een herinneringsherdenking aan Passelecq.^[2]^[3]