Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Bastiaan Willink
Bastiaan Willink | ||
Afbeelding gewenst | ||
Algemene informatie | ||
Geboren | 1945 | |
Land | Nederland | |
Werk | ||
Bekende werken | De Tweede Gouden Eeuw | |
Dbnl-profiel |
Bastiaan Willink (1945) is filosoof en historisch socioloog.
Leven en loopbaan
Vader: Carel Willink (zanger in het Nederlands Kamerkoor), afkomstig uit een textielfabrikantenfamilie uit Winterswijk. Een grootmoeder Korteweg komt uit de geleerdenfamilie Korteweg.
Opleiding: Vondel Gymnasium 1957-1964 (gymnasium bèta), Universiteit van Amsterdam 1964-1972: doctoraalstudie systematische filosofie met bijvakken Engels en Nederlands. In 1988 promoveerde hij in de politieke en sociale wetenschappen bij J. Goudsblom en A. Rip.
Loopbaan: 1969-1972 kand. assistent Instituut voor Grondslagenonderzoek Universiteit van Amsterdam; 1973-1980: redacteur en uitgever van de Aulapocketreeks van uitgeverij Het Spectrum in Utrecht; 1980-1982: hoofdmedewerker alfa-wetenschappelijk onderzoeksbeleid Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; 1982-2006: diverse part-time functies onderzoekbeleid en onderzoeksinformatiebeheer Erasmus Universiteit Rotterdam.
Willink was van 1968 tot 1972 columnist Wetenschappelijk Leven bij het maandblad De Gids.
Filosofie
Als filosoof deed hij eerst onderzoek naar de methodologie van de algemene taalwetenschap en de rol van theoretische termen in deze wetenschap en in de identiteitstheorie van hersenen en bewustzijn. Op het gebied van de geschiedenis van de filosofie publiceerde hij vooral over de Signifische Beweging van de Nederlandse wiskundehoogleraar Gerrit Mannoury en diens medestanders.
De Tweede Gouden Eeuw
Na de publicatie van de vertaling van het boek van Kuhn ging hij zich primair bezighouden met de historische sociologie van de exacte wetenschappen en hun vertegenwoordigers, in de 19-de eeuw de hoogleraren aan de universiteiten en de Technische Hogescholen. Centraal stond in Nederland de bloeiperiode in de bètawetenschappen na rond 1870 als gevolg van opkomst van dem sociale middengroepen. Deze konden zich ook profileren via prestaties in de wetenschap. Ze konden gebruik maken van de invoering van de Hogere Burgerschool (HBS), waarin veel nadruk werd gelegd op wetenschappelijke scholing, maar ook van de sterke groei van het aantal leerstoelen aan de universiteiten. In zijn proefschrift (1988) vergeleek Willink Nederland met enkele buurlanden. Hij ontwikkelde een maat voor wetenschappelijke bloei in de 19-de eeuw, gebaseerd op internationaal vergelijkende tellingen in Poggendorff’s Biographisch-literarische Handwörterbuch zur Geschichte der exacten Wissenschaften (1863-1962) en de Dictionary of Scientific Biography (1980-1990). In 1980 introduceerde hij de term ‘De Tweede Gouden Eeuw’ als Nederlandse bloeiperiode in vooral de exacte wetenschappen in een artikel in Hollands Maandblad. In 1998 werd dit artikel uitgebreid tot een boek dat deel uitmaakt[1] van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Historische sociologie van de Oost-Nederlandse textielfabrikantenelite
Vanaf 2000 verschoof zijn belangstelling naar een ander deel van de Nederlandse bourgeoisie: de Twents-Gelderse textielbaronnen. In een aantal boeken verdedigde hij de stelling, dat de ondergang van de Oost-Nederlandse textielbedrijven niet te wijten was aan ‘familisme’ (een door F. van Heek geïntroduceerde term, die door A. van Schelven in 1984 werd toegepast om de ondergang van Van Heek & Co te verklaren: een wijze van bedrijfsvoering waarbij het streven naar winst ondergeschikt wordt gemaakt aan de bloei, het aanzien en de continuïteit van de sociale positie der kapitaalbezitters). Ook andere vaak genoemde factoren die de ondergang en het negatieve imago van de vroegere textielindustrie zouden hebben veroorzaakt worden door hem gerelativeerd, zoals spilzucht (terwijl bijna alle persoonlijke vermogens werden belegd in de eigen onderneming) en heerszucht (immers: de scherpe sociale tegenstellingen in bijvoorbeeld Enschede waren te wijten aan het ontbreken van een middenklasse in door de textiel gedomineerde gemeenten, zodat de ‘textielbaronnen’ als slechter werden gezien dan bijvoorbeeld de Rotterdamse havenbaronnen, die vaak rijker waren, maar leefden in een omgeving met minder scherpe sociale contrasten).
Vertalingen
- Thomas Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions , vertaald als: De structuur van wetenschappelijk revoluties , Boom, Meppel, 1972
- Kenneth E. Boulding, A Primer on Social Dynamics , vertaals als: Inleiding tot de sociale dynamica , Boom, Meppel, 1973
Wetenschappelijke publicaties
- 1971-1975: grondslagenonderzoek en taalwetenschap
- ‘Linguïstiek en methodologie. Kritiek op de opvattingen van R.P. Botha in The Function of the Lexicon in Transformational Generative Grammar', Studia Neerlandica, vol. 1 (1971), 179-188 (met Jaap P. Hoepelman, later Honorarprofessor in Stuttgart)
- ‘Brinkman over grammatica's als theorieën’, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 65 (1973), 52-55
- ‘Theoretical terms in linguistics and mind-brain identity theory’, Methodology and Science, 8 (1975), 188-208
- 1975-: geschiedenis van de taalfilosofie
- ‘Inleiding’ bij de heruitgave van Frederik van Eeden's Redekunstige Grondslag van Verstandhouding, Het Spectrum, Utrecht, Aula 545, 1975, 7-25
- ‘De taalfilosofie van Mannoury's hoofdwerk’, Wijsgerig Perspectief, 20 (1975) nr. 2, 39-47
- ‘Neurath and Mannoury. The clash of significs with logical empiricism’, in: Audiatur et altera pars. Kommunikationsforschung zwischen Historiographie, Theorie und empirischer Forschung. Festschrift für H. Walter Schmitz, Achim Eschbach, Mark A. Halawa, Jens Loenhoff (Hg.), 2008, 242-254
- 'The Vienna Circle versus the Signific Circle: the 1937–1940 debate between Otto Neurath and Gerrit Mannoury’ (met Fred A.Muller, bijzonder hoogleraar wijsbegeerte der exacte natuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam), te verschijnen in: G.Alberts e.a. (red.), Dutch Significs and early criticism of the Vienna Circle, 2017
- 1980-: historische wetenschapssociologie
- ‘Een inleiding tot de Tweede Gouden Eeuw. De wetten van 1863 en 1876 en de wedergeboorte van de Nederlandse natuurwetenschap’, Hollands Maandblad, 22 (1980), 3-9
- Burgerlijk Sciëntisme en Wetenschappelijk Toponderzoek. Sociale Grondslagen van Nationale Bloeiperioden in de 19-de Eeuwse Bètawetenschappen, proefschrift Universiteit van Amsterdam, 632 pp. (promotoren: Johan Goudsblom en Arie Rip)
- ‘Origins of the Second Golden Age of Dutch Science after 1860: Intended and Unintended Consequences of Educational Reform’, Social Studies of Science , 21 (1991), 503-526
- ‘The structure of a scientific Golden Age: University investments and Germany's discontinuous rise to 19-th century scientific hegemony’, Berichte zur Wissenschaftsgeschichte, Organ der Gesellschaft für Wissenschaftgeschichte , 19 (1996), Heft 1, 35-49
- ‘Goudsbloms invloed. Een analyse van gegevens uit de Social Sciences Citation Index’, in: Alles verandert. Opstellen voor en over J.Goudsblom , (red. Nico Wilterdink, Johan Heilbron, Abram de Swaan), Amsterdam: Meulenhoff, 1997, 106-110
- 1998: De Tweede Gouden Eeuw. Nederland en de Nobelprijzen voor natuurwetenschappen 1870-1940, Amsterdam: Bert Bakker
- ‘Een nieuwe kijk op het ontstaan van de Tweede Gouden Eeuw in de Nederlandse natuurwetenschap?’, Tijdschrift voor Geschiedenis , jrg. 114, 583-586 (reactie op Ad Maas, ‘Tachtigers in de wetenschap. Een nieuwe kijk op het ontstaan van de Tweede Gouden Eeuw in de Nederlandse natuurwetenschap', in: Tijdschrift voor Geschiedenis , 114 (2001), 354-376
- ‘Een speurtocht naar persoonlijkheden. De samenwerking tussen Korteweg en De Vries’, Nieuw Archief voor Wiskunde , vijfde serie, 7 (2006), nr. 3, 179-185
- ‘The origins of the Korteweg-de Vries equation. Collaboration between Korteweg and De Vries’, Physics as a calling. Studies in honour of A.J. Kox, Leiden, 2013, 61-80
- Karakters. Uitblinken en mislukken bij de geleerdenfamilie Korteweg 1840-1970, Den Haag: Geen Punt. 2013, 254 blz.
- 2000-: historische sociologie van de Oost-Nederlandse fabrikantenelite
- Heren van de stoom. De Willinks, Winterswijk en het Twents-Gelders industrieel patriciaat 1680-1980, Zutphen, De Walburg Pers, 2006, 367 blz. (bijgewerkte tweede druk 2015)
- De grillige lotgevallen van een stoompionier. De Almelose familie Hofkes en haar firma’s 1750-1989, Aalten: Fagus, 2008, 69 blz.
- Twentse doopsgezinde fabrikeursfamilies. Een genealogisch overzicht. Aalten: Fagus, 122 blz.
- De textielbaronnen. Twents-Gelders familisme en de eerste grootindustrie van Nederland 1800-1980, Walburg Pers Zutphen, 2010, 224 blz. (bijgewerkte tweede druk 2015)
- ‘Waarom werd Enschede de grootste stad van Oost-Nederland?’, Jaarboek Twente, 2013, 120-131
- ‘Gerrit Jan van Heek, de belangrijkste Enschedese ondernemer van zijn tijd’, ’t Inschrien, 4 (2015), 6-11
Bronnen, noten en/of referenties |