Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Overleg gebruiker:Rodejong/PNES
https://en.wikipedia.org/wiki/Psychogenic_non-epileptic_seizures
Epilepsie, aanvalsregistratie & epilepsiechirurgie
Micro, Meso & Macro
Micro
Als verpleegkundige zorg je ervoor dat je over de juiste kennis beschikt en op de hoogte bent van wat voor soort aanvallen jou cliënt kan krijgen. En dat je weet hoe je jou cliënt moet begeleiden tijdens een aanval.
Meso en macro
Kempenhaeghe werkt samen met veel andere epilepsiecentra en academische ziekenhuizen. Ook zitten ze in de Nederlandse Werkgroep voor Epilepsiechirugie. Dit is een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse epilepsiecentra: - Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (Heemstede & Zwolle) - Kempenhaeghe (Heeze) - Hans Berger Kliniek (Breda) En de Universitaire Ziekenhuisafdelingen van: - Het Universitair medisch Centrum Utrecht, - Het Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam - Het Academisch Ziekenhuis Maastricht De werkgroep bestaat sinds 1973 en is sindsdien verantwoordelijk voor de patiéntenselectie, het vooronderzoek en de uitvoering van alle epilepsiechirurgische ingrepen in Nederland.
Tevens werkt Kempenhaeghe nu samen met de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
Oorzaken
- Idiopathisch epilepsie = oorzaak onbekend (ruim 50 %)
- Symptomatische epilepsie = Epilepsie door een hersenbeschadiging:
- Hersenvliesontsteking - Hersentumor - Zware hersenschudding - Hersenbloeding
- Littekenweefsel in de hersenen (infectie, abces, zuurstoftekort of operatie)
- Epilepsie door ziekte of infectie tijdens zwangerschap
- Zuurstoftekort tijdens de bevalling
- Aangeboren hersenafwijking
- Vergiftiging (bv. alcoholisme)
- Erfelijkheid, aanleg
- Chemische veranderingen in de hersenen (o.a. dementie)
Gemiddelde leeftijd Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat epilepsie het vaakst ontstaat (incidentie) in de jeugd, vóór het twintigste jaar. Tussen 20 en 65 jaar relatief weinig nieuwe gevallen. Na het 65e jaar is er weer grotere kans om epilepsie te krijgen, kans stijgt met toenemen leeftijd.
Weetjes
- 1 op de 150 mensen heeft epilepsie
- 1 op 3 bij verstandelijk beperkten
- Ontstaat het vaakst voor 20ste levensjaar
- Na 65ste levensjaar weer grotere kans om epilepsie te krijgen, deze kans stijgt met toenemen leeftijd
- Per jaar worden in Nederland ongeveer 75 mensen met epilepsie geopereerd om de aanvallen onder controle te krijgen.
Soorten aanvallen
1. Partiële aanvallen (met of zonder bewustzijnsstoornis)
1.A Eenvoudige partiële aanvallen (helder bewustzijn) 1.A.1 Met plaatselijke schokken of verkrampingen 1.A.2 Met lichamelijke of zintuiglijke ervaringen 1.A.3 Met lichamelijke reacties (bijv. bleek worden) 1.A.4 Met veranderde beleving van de omgeving (bijv. déjà-vu-gevoel)
1.B Complexe partiële aanvallen (verlaagd of opgeheven bewustzijn) 1.B.1 Beginnend als 1.A, gevolgd door een daling van het bewustzijn 1.B.1.a Zonder automatische handelingen 1.B.1.b Met automatische handelingen
1.B.2 Met bewustzijnsstoornis vanaf het begin 1.B.2.a Zonder automatische handelingen 1.B.2.b Met automatische handelingen
1.C Secundair gegeneraliseerde aanvallen. Hiermee wordt bedoeld dat een partiële aanval kan overgaan in een gegeneraliseerde aanval.
2. Gegeneraliseerde aanvallen (altijd met bewustzijnsstoornis)
2.A Absences 2.A.1 Typische absences 2.A.1.a Alleen bewustzijnsstoornis, geen andere verschijnselen 2.A.1.b Afwezigheid met lichte spiertrekkingen 2.A.1.c Afwezigheid met lichte spierverslapping 2.A.2 Atypische absences (lijken vaak op 1.B)
2.B Myoclonische aanvallen (kortdurende spierschokken) 2.C Clonische aanvallen (spierkrampen in het hele lichaam) 2.D Tonische aanvallen (verstijvingen van alle spieren) 2.E Tonisch-clonische aanvallen (stijfkramp, daarna schudkrampen) 2.F Atonische aanvallen (valaanvallen met spierverslapping)
3. Niet in te delen aanvallen (niet duidelijk gegeneraliseerd of partieel)
4. Niet-epileptische aanvallen
Elektro-encefalogram
Het EEG is een onderzoek waarbij met een apparaat de elektrische activiteit van de hersenschors wordt gemeten. Op de schedelhuid worden elektroden - verzilverde metalen plaatjes - geplakt op vaste plaatsen. Om een goede elektrische verbinding tot stand te brengen, wordt tussen de elektroden en de schedelhuid een zoute pasta gespoten. Via draden zijn de elektroden verbonden met het EEG-toestel dat de spanningsverschillen tussen de elektroden meet en weergeeft in een lijn op papier: de EEG-curve. Het standaard EEG bestaat uit zestien lijnen die ieder het spanningsverschil tussen twee punten op de schedelhuid weergeven. Dit spanningsverschil is afkomstig van de hersencellen in de hersenschors. Het normale EEG laat een aantal typische ritmen zien, ieder op zijn eigen plaats op de schedel. Door de hypersynchronisatie tijdens epileptische aanvallen, gaan grote groepen hersencellen gelijktijdig opladen en ontladen. Dit levert grotere spanningsverschillen op dan normaal het geval is. Op het EEG zijn dan pieken of piekgolfcomplexen te zien met een heel typisch en goed herkenbaar patroon. Deze EEG-afwijking kan plaatselijk zijn; dan is er sprake van partiële (plaatsgebonden) vormen van epilepsie. Bij gegeneraliseerde (niet-plaatsgebonden) vormen van epilepsie treedt de afwijking algemeen op alle EEG-kanalen tegelijkertijd op. Voor de indeling van de aanvallen is dit verschil belangrijk. Zelfs tussen de aanvallen door zijn vaak kortdurende epileptische ontladingen te zien. Als een dergelijk EEG-patroon wordt gevonden bij iemand met bijpassende aanvallen, bevestigt dit de diagnose epilepsie.
Standaard EEG
Een standaard EEG is een EEG-onderzoek dat altijd wordt uitgevoerd als het vermoeden bestaat dat iemand epilepsie heeft. Het onderzoek vindt plaats terwijl iemand zit of ligt. Het duurt ongeveer vijftien minuten. Tijdens dit EEG moet de persoon zuchten en in een flitsende lamp kijken. Dit zijn provocatiemethoden om epileptische verschijnselen op te wekken.
Langdurige registratie
Soms is het nodig om een EEG tijdens een aanval te maken. In epilepsiecentra en sommige academische ziekenhuizen bestaat de mogelijkheid om langdurige EEG's te maken onder videobewaking, zodat aanvallen nauwkeurig kunnen worden onderzocht. Het EEG kan tegelijk met de video-opname worden beoordeeld. Meestal duurt zo'n registratie 24 uur, maar het is ook mogelijk - afhankelijk van de aanvalsfrequentie - deze langer of korter te laten duren. De persoon is via een lang telefoonsnoer verbonden met het EEG-toestel, zodat hij kan zitten, lopen en slapen.
EEG met diepte-elektroden
Ter voorbereiding op een operatie, moet soms meer nauwkeurige info beschikbaar zijn. De neurochirurg kan dan elektroden inbrengen via een opening in de schedel tot vlakbij de plaats in de hersenen die mogelijk verantwoordelijk is voor de aanvallen. De aanvallen worden vervolgens geregistreerd op zowel het EEG als video in een EEG-laboratorium.
EEG met grids
Tegenwoordig wordt vaak gebruik gemaakt van een langdurig EEG met elektrodenmatten (grids) die een groot oppervlak van de hersenen bedekken. Via een schedelopening worden dan meerdere grids onder het buitenste harde hersenvlies geplaatst. De plaats wordt bepaald d.m.v. eerdere onderzoek. Het schedelstuk wordt daarna teruggeplaatst, zodat alleen de draden naar buiten komen. Gedurende 5 á 10 dagen wordt dan een EEG gemeten direct van het hersenoppervlak. Ook kunnen er stimulatiesessies plaatsvinden, waarbij functionele gebieden worden gelokaliseerd zoals taal- en handsturing. Dit gebeurd m.b.v. kortdurende stroompjes. Hierdoor kan een ‘landkaart’ gemaakt worden van de epileptische en functionele gebieden. Daarna wordt gekeken of er voldoende ruimte is om deze eerste te verwijderen zonder schade aan te brengen aan de laatste. Operatieve behandeling
Epilepsiechirurgie
In sommige gevallen is het mogelijk epilepsie operatief te behandelen. Het gaat dan altijd om personen die niet of onvoldoende reageren op behandeling met anti-epileptica of onaanvaardbare bijwerkingen hebben. Voorwaarde voor opereren is dat één aanwijsbaar gedeelte - en niet meerdere plaatsen - van de hersenen verantwoordelijk is voor het ontstaan van de aanvallen. Ook moet het wegnemen van de verantwoordelijke plaats (het epileptisch focus) geen onaanvaardbare neurologische uitvalsverschijnselen geven, zoals spraakstoornissen of verlammingen. De beslissing om te opereren wordt zeker niet lichtvaardig genomen. Alvorens uitspraak te kunnen doen over de mogelijkheid van een operatieve behandeling, moet de persoon met epilepsie zeer uitgebreid worden onderzocht. In veel gevallen blijkt dan helaas toch dat de kans te klein is dat de operatie succes heeft. In Nederland worden jaarlijks enkele tientallen mensen met epilepsie operatief behandeld. Op een totaal van circa 100.000 mensen is dit maar een heel kleine groep. Omdat meer mensen met epilepsie potentiële operatiekandidaten zijn, wordt gestreefd naar uitbreiding van het aantal operaties per jaar. Vooral in de Verenigde Staten en in Canada wordt de operatieve behandeling op grotere schaal toegepast, soms ook op andere indicaties dan in Nederland. Als een bloedvatmisvorming of een hersentumor de epileptische aanvallen veroorzaakt, is dit natuurlijk ook een reden om een hersenoperatie uit te voeren. En dan niet alleen om de aanvallen te bestrijden, maar ook om de achterliggende oorzaak weg te nemen.
Epilepsie chirurgie Een groep van 20-30% van de mensen met epilepsie blijft aanvallen houden, ondanks medicatie. Wanneer deze epilepsie focaal is (partieel begint) is chirurgie een mogelijke optie. Toch worden er veel minder patiënten door verwezen voor epilepsiechirurgie dan zou kunnen. Uit onderzoek blijkt dat dit aantal 2,5keer zoveel zou kunnen zijn.
Jaarlijks worden ongeveer 70 patiënten geopereerd, waarvan 70 tot 80% daarna aanvalsvrij is. Weefsel dat wordt werd genomen is vaak niet functioneel doordat het epileptogeen is. Hierdoor kan dit abnormaal functionerende weefsel een verstorende invloed op de rest van het brein hebben. Een operatie verbeterd dan vaak de hersenfunctie.
Wel is het zo dat lijkt dat hoe eerder geopereerd wordt hoe beter, omdat de plasticiteit en het herstel en terugkeer van functie dan beter is. Na hersenletsel kan het brein zich reorganiseren waardoor aangetaste functies (gedeeltelijk) kunnen herstellen. Plasticiteit betekent bijvoorbeeld dat de hersenen een adaptief element hebben, waarbij het brein zich aanpast aan de veranderde situatie. Delen van de hersenen kunnen niet functionerende delen soms overnemen. Er treden meer complicaties op hoe ouder de patiënt is. Er zijn al patiënten van 4 jaar geopereerd.
Intra-operatieve lokalisatie
Om het complicatierisico zo laag mogelijk te houden wordt ook steeds vaker gebruik gemaakt van intra-operatieve lokalisatie van de belangrijkste hersenfuncties ofwel: ‘functiemapping’. Lokalisatie van bijv. de taakgebieden is mogelijk door gebruik te maken van de ‘wakkere craniotomie’ (het open maken van de schedel). De taalgebieden worden tijdens de operatie, maar voorafgaand aan de resectie d.m.v. direct corticale stimulatie (DCS) gelokaliseerd. De patiënt moet dan bijv. plaatjes benoemen. Op deze manier kan het gehele gebied rond het te opereren weefsel in kaart worden gebracht en kunnen niet alleen de corticale gebieden voor taal maar ook voor de motorische en sensibele cortex gelokaliseerd worden. Op grond van deze ‘landkaart’ kan de toegangsweg en de uitgebreidheid van de resectie worden bepaald. Een complicatie kan zijn dat er een aanval opgewekt kan worden (focale epileptische ontlading) door de gegeven stroompjes. Dit kan vooral gevaarlijk zijn wanneer deze aanval gegeneraliseerd (secundaire generalisatie) wordt tijdens de operatie.