Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Winschoten en zijn omgeving

Uit Wikisage
Versie door Lidewij (overleg | bijdragen) op 28 jun 2016 om 10:55 (http://genealogy.henny-savenije.pe.kr/mediawiki/index.php?title=Winschoten_en_zijn_omgeving&oldid=13242)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een wandeling door Winschoten

Een wandeling uit de "Geillustreede Gids voor Winschoten en Omstreken" (1907)
Het boekje werd geschreven door H. Schuurmans.

Op een avond van de maand Juni in het jaar 1907... begaf ik mij naar 't station om een vriend af te halen.

Voor een paar jaren had ik dien vriend — den heer Jurjens, zal 'k hem noemen leeren kennen te Amsterdam en onze eerste kennismaking was allengs gegroeid tot vriendschap.

Toen ik, een jaar geleden, de hoofdstad van ons land bezocht; ontmoette ik daar, zooals ik verwachtte, mijn vriend . J.

Op zekeren avond kwam ons gesprek op Winschoten en omgeving en ik, als oud Winschoter, sneed daarvan nog al op.

Jurjens hoorde mij aan met een ongeloovig glimlachje op de lippen. Hij geloofde niet veel —zei hij — van 't geen ik hem vertelde; hij meende, dat ik de dingen te Winschoten door een gekleurden bril zag, enz.

Eenigszins korzelig antwoordde ik, dat het toch niet aanging een oordeel te vellen over 't geen men niet kende.

',Kom dan eens te Winschoten'— zei ik — „en neem er een kijkje; dan heb je recht te oordeelen.”

„Welaan” — zei mijn vriend „ik moet 't volgende jaar toch te Groningen wezen, ik zal dan mijn reis met eenige dagen verlengen en Winschoten een bezoek brengen, op voorwaarde, dat jij dan mijn gids zult zijn.”

„Aangenomen” — antwoordde ik.

Ik had dit gesprek reeds geheel vergeten en dacht er niet aan, dat Jurjens zijn belofte zou vervullen, toen ik de gepasseerde week een brief ontving, waarin J. mij mededeelde, dat hij hedenmorgen uit Amsterdam zou vertrekken, zich eenige uren in Groningen dacht op te houden en dan met een lokaaltje te Winschoten te arriveeren.

Dit bericht was voor mij een aangename verrassing; ik schikte mijn werkzaamheden zoo, dat ik aan mijn bezoeker mijn tijd -kon wijden en ik bevond mij nu aan 't station om Jurjens te verwelkomen.

Daar floot de trein nog eenige oogenblikken en ik drukte mijn bezoeker de hand.

„Welkom in Winschoten! 't Is regenachtig weer en ik heb daarom een rijtuig besteld om je naar je hotel te brengen. Waar denk je te logeeren?”

„In 't hotel „Wissemann”. Daarvan heb ik van hooren zeggen nog al goeds vernomen, zoodat ik daar wel, zonder al te veel te moeten ontberen, eenige dagen zal kunnen doorbrengen."

„Dat geloof ik wel, je zoudt het minder kunnen treffen. Maar stap nu in. Voerman, door de Emma-straat, Burgemeester-Vene­mastraat, Liefkensstraat, Visschersdijk naar „Wissemann"!”

Mijn vriend had intusschen een blik geworpen op ons station. Hij zei niets, maar haalde de schouders op, als om te zeggen : wanneer heel Winschoten aan dit staal beantwoordt, dan is 't niet veel.

Nu, ons station munt zeker niet uit door sierlijkheid en 't maakt op den bezoeker geen gunstigen indruk.

Toen wij echter de Emma-straat insloegen en de nette gebouwen daar hem in 't oog vielen, klaarde het gezicht van den bezoeker wel wat op.

„'t Ziet er hier wel aardig uit!” - zei hij.

We reden de Burgemeester-Venemastraat in en Jurjens riep uit: „Welk groot gebouw heb je daar?”

„Dat is onze ambachtsschool.”

„Een kolossaal gebouw. Is dat een gemeentelijke inrichting?”

„Neen, ze is door particulieren opgericht en wordt door par­ticulieren bestuurd, maar ze ontvangt financieelen steun van het rijk, de provincie en de gemeente.”

„Ik ben een krachtig voorstander van ambachtsonderwijs en zou wel graag nader met deze inrichting kennis maken.”

„Nu, dat kan zeker wel. Ik zal je wel voorstellen aan den beer directeur der inrichting en deze zal ongetwijfeld bereid zijn je de gewenschte inlichtingen te verschaffen.”

„Het groote gebouw, tegenover de ambachtschool, is het post­kantoor, dat dezer dagen is gereed gekomen.”

Het rijtuig hield eenige oogenblikken later stil.

„Is hier 't hotel „Wissemann?” vroeg Jurjens.

„Zooals je ziet. 't Laat zich zoo uiterlijk nog al goed aanzien, nietwaar?”

We traden binnen. Jurjens had reeds per brief een kamer besteld. De hotelier, de heer Dommering, was in de ontvang­kamer en verwelkomde zijn gast vriendelijk.

„U treft het van avond, mijnheer” — zei hij tegen Jurjens — „we hebben juist concert in de groote zaal.

„Een concert? Van wie?”

,,Het Winschoter Symphonie-orkest geeft een uitvoering. Kenners zeggen, dat 't heel mooi werkt. Ik heb er zoo geen verstand van"

„Heb je pleizier, Jurjens," vroeg ik," 't concert 'bij te wonen ?”

„Ik heb een groot deel van den dag in den trein gezeten en te Groningen nog al eenigen tijd op duffe kantoren doorgebracht. Nu den avond doorbrengen in een heete zaal, dat lacht mij weinig toe.”

„Nu” antwoordde ik — „we kunnen een paar nommers van 't programma hooren en dan nemen we plaats onder een der veranda's in den tuin. De regen heeft intusschen opgehouden en de avond is recht aangenaam.”

„Goed zoo. Ik ga dan even naar mijn kamer om mij te verfrisschen en te kleeden. Binnen een half uur ben ik weer bij je.”

1k amuseerde mij eenige oogenblikken met het doorzien van de op de tafel liggende kranten en brochures. Weldra kwam Jurjens beneden en nu begaven we ons eerst naar de zalen van de societeit „De Harmonie”.

,Toen Jurjens die ruime, prachtige zalen zag, waar alles zoo comfortabel mogelijk is ingericht, zette hij groote oogen op. „Dat had ik in Winschoten niet verwachtl”

Geloof het graag" — was mijn antwoord. „Laten we nu naar, de concertzaal gaan.”

We traden de groote concertzaal, die negenhonderd a duizend personen kan bevatten, binnen. Zij was nu maar dun bezet. 't Orkest speelde juist de ouverture van de opera „Don Juan”, van Mozart.

„Dat orkest werkt goed” — zei mijn vriend, toen, na eenige oogenblikken, het stuk geëindigd was.

„Ja,” —antwoordde ik — „vooral als men in aanmerking neemt, dat men hier in hoofdzaak met dilettanten te doen heeft, ,moet men zich wel verwonderen, over 't geen het orkest presteert.”

„Wie is directeur ervan?”

„Dat is de heer Vlietstra, een degelijk musicus, die ten voile voor zijn taak berekend is.”

We hoorden nog een paar nommers, toen verzocht Jurjens mij mee te gaan naar den tuin, aan welk verzoek ik voldeed.

We namen plaats onder een der veranda's, staken een sigaar op, de kellner bracht ons een flesch rijnwijn, een zacht koeltje ruischte ons tegemoet — om kort te gaan: we zaten recht op ons gemak.

In de verte hoorden we nu en dan flauw de tonen der muziek in de groote zaal en dat gaf mijn vriend aanleiding om te vragen, of men te Winschoten nog al aan muziek deed.

„Zeker” - was mijn antwoord. — ,,We hebben hier o.a. een groote Gemengde Zangvereeniging, eveneens onder leiding van den heer Vlietstra, die groote werken ten gehoore brengt, o.a. „Die Jahreszeiten”, van Haydn, „Elias”, van Mendelssohn Bar­tholdy, enz."

„En de solo-partijen, hoe redt men 't daarmee?”

„Wel, men redt zich daarmee niet, maar men laat solisten overkomen, liefst solisten van den eersten rang;.: o.a. Anna .Kap­pel, Rogmans, Jan 'Sol, enz. Den laatsten keer werd het koor begeleid:. door vol orkest.”

, Ei,En wordt zoo'n concert druk bezocht?"

„In den regel wordt een concert der Gemengde Zangvereeniging gegeven voor een stampvolle zaal. Uit Winschoten en omliggende plaatsen verschijnt het publiek.”

„En waarvoor wordt die groote zaal nog meer gebruikt?” „De societeit „De Harmonie” geeft er haar partijen. Welke partijen?"

„Tooneelvoorstellingen, die gegeven worden door de Konink­lijke Vereeniging „Het N.ederlandsch Tooneel' door de „Neder­landsche Tooneelvereeniging”, door het gezelschap Van Eysden, van Rotterdam, enz. Dan concerten, zoo vocale als instrumentale. In 't vorige jaar hadden we hier o.a. het Boheemsch Strijkkwartet. Men kan wel zeggen, dat de directie van „De Harmonie” er zooveel mogelijk voor zorgt, dat we hier krijgen, wat er in ons land op 't gebied der kunst merkwaardigs is. Een enkelen keer hebben we hier een opera gehad, maar slechts een enkelen keer. Je weet, dat aan 't optreden van een opera-gezelschap nog al bezwaren zijn verbonden."

„Dat erken ik'— zei Jurjens. — „haar dat je zoo veel op 't gebied der kunst krijgt te hooren in een plaats als Winschoten, is toch wel merkwaardig. Hoe is 't mogelijk, zou ik zeggen.”

„Dat is ook alleen mogelijk geworden, doordat hier een vereeniging bestaat „De Soeieteit -De Harmonie”.

,,De vereeniging telt het grootste deel der burgers van Win­schoten onder haar leden. De contributie voor de gewone leden bedraagt f 10 per jaar.

,,De directie sluit overeenkomsten of met tooneelgezelschappen of met artisten op ander gebied en vraagt van de leden en hun dames een kleine entree, gewoonlijk 50 cts. per persoon. Vreemdelingen betalen een hoogeren toegangsprijs.

„Op die manier is 't mogelijk, dat we de beste artisten op verschillend gebied ten onzent zien optreden.

,,Overigens wordt de zaal ook nog gebruikt door den hotelier, als te Winschoten feesten worden gegeven, die vooral de om­geving interesseeren, bijv. Hippique-feesten, Concoursen van den Rederijkersbond „Oldambt en Westerwolde' enz.

„Bij zoo'n gelegenheid moest je eens hier wezen, Jurjens, dan zou je verwonderd staan kijken naar de pracht, die door de dames uit de omgeving wordt tentoongespreid!”

„Je maakt me werkelijk verlangend naar 't bijwonen van zoo'n feest, maar daarvan zal, voor dezen keer althans, wel niets komen. Je weet 't, mijn tijd is maar beperkt.

„Ik heb evenwel nog een verzoek aan je. Zie, morgen zullen we beginnen met de stad te bezien en wellicht ook reeds in haar omgeving gaan, en nu zou ik graag vooraf op de hoogte worden gebracht met de geschiedenis van de plaats, als die tenminste de moeite waard is verteld te worden.”

„Welnu” — antwoordde ik — „aan dien wensch zal ik voldoen. Ik zou het direct wel kunnen doen, maar 't is reeds tien uur, je hebt vandaag een vermoeiende reis gehad, je verlangt misschien naar bed.”

„Integendeel, ik ben niet gewoon zoo vroeg ter ruste te gaan; daarbij 'k voel me op 't oogenblik recht prettig. Ik zal de glazen nog eens vullen, we zullen een versche sigaar aansteken en dan ben ik geheel oor.”

„Nu daar gaat dan de geschiedenis van Winschoten.”

De geschiedenis van Winschoten

„Winschoten is een oude plaats, dat blijkt o.a. uit het kerk­gebouw der Nederl. Herv. Gemeente aldaar, dat dagteekent uit de 13e eeuw. Van de oudste geschiedenis van Winschoten weten wij evenwel zeer weinig.

„,,Eerst in de 18e en speciaal in de 19e ,eeuw” — zoo schreef mr. Feith, rijksarchivaris te Groningen aan den heer Tielemans 1) - „heeft Winschoten zich van een klein fort tot een flinke plaats weten te ontwikkelen. Van het verleden van Winschoten kan weinig worden gevonden, bij gebrek aan bronnen"”.

,,Nu leeft er te Winschoten een legende, volgens welke het archief der plaats in 1672 door de Munsterschen, die toen een inval deden in 't Noorden van ons land, zou zijn weggevoerd. Dat archief zou zich — volgens de legende — bevinden te Burg Steinfurth of te Emsbuhren.

,,Er is echter door verscheidene personen, o.a. door den hoog­leeraar Blok, op die plaatsen een onderzoek naar het Winschoter archief ingesteld, maar zonder eenig resultaat. Het archief is niet gevonden.

,,Heeft het wel ooit bestaan? vraag ik.

,,Wel is het intusschen gelukt hier en daar enkele bijzonder­heden omtrent Winschoten op te diepen en men heeft die bijzonderheden, door de fantasie te laten spelen, tot een geheel zoeken te vereenigen, maar als men zich gaat bewegen op 't gebied der gissingen, loopt men licht gevaar te verdwalen.

„Evenwel, we hebben niets anders en daarom zal ik je mee­deelen, hoe de heer Tielemans, die zeer veel 'werk van het onderzoek naar Oud-Winschoten heeft gemaakt, zich het ontstaan dier plaats voorstelt.

I) De heer L. J. Tielemans, hoofd eener bijzondere R. K. School te Veendam, heeft eene interessante studie gemaakt over het ontstaan en de ontwikkeling van het kerspel Winschoten, welke studie hij te mijner beschikking heeft gesteld. DE SCHRIJVER.

,,Ten zuiden van Winschoten, Westerlee, Meeden, Zuidbroek verheft zich de bodem aanmerkelijk. Die hooge streek was in overouden tijd met groote bosschen bedekt, waaruit de hooge venen zijn ontstaan, die men een paar eeuwen geleden daar nog aantrof, maar die nu voor 't grootste deel zijn afgegraven.

„Op den zoom van het woud, dat den zandgrond bedekte, zullen hoogstwaarschijnlijk menschen hebben gewoond. Zij woon­den er hoog genoeg om beveiligd te zijn tegen de overstroomin­gen der zee, die bij hooge vloeden uit Eemsmond en Dollard het laaggelegen land heinde en ver bedekte. Ook hebben ze wellicht hier en daar vluchtheuvels opgeworpen, zooals men in 't noorden onzer provincie bij menigte vindt.

„De oude bewoners woonden tevens dicht genoeg bij de vette weidestreken om daarvan voordeel te trekken. Klotste ook al bij een enkelen springvloed het water in den rand van het bosch, veel verder dan in den rand kon het, door de vrij aan­zienlijke rijzing van den bodem, al niet komen.

,,Deze woudzoom bood aan de ruwe bewoners al wat ze konden wenschen: een woud om te jagen, water om te visschen, weide voor het vee en een veilige woonplaats voor hen zelven.

„Het is een geschiedkundige waarheid, dat de eerste bewoners eener streek juist de randen der bosschen, liefst waar een rivier of een Meer het loover weerspiegelde, uitkozen om er op den zandgrond of op hoogten hun schamele hutten te bouwen. Waarom zou dan deze woudzoom een uitzondering gemaakt hebben

,'t Lijdt bij mij geen twijfel” — aldus de heer Tielemans „of deze streek is reeds in zeer vroegen tijd bewoond geweest
Wel zal de bevolking dun gew'eest zijn, maar velen zullen, liever daar hebben gewoond dan in de laag gelegen kleigebieden.

,;,Ze1fs mag men aannemen, dat vele bewoners der lagere landen, door hevige vloeden uit hun woonplaatsen verdreven, zich ook op de zandhoogte vestigden, waardoor de bevolking dus toenam. En zoo zullen zich daar waarschijnlijk buurten of kleine dorpen hebben gevormd, zullen Eextermeeden (meeden= made = weiland), Westerlee (Westerloo), Asterloo (Oosterloo, later Heiligerlee) en Winschoten zich hebben ontwikkeld.”

,,Waarschijnlijk is te Winschoten een kerk gesticht door de abdij te Corvey, behoorende tot het bisdom Osnabruck. De kerk te Winschoten was ook toegewijd aan denzelfden heilige St: Vitus, als Corvey en het Osnabrucksche kapittel. Een buurt bij Winschoten, vroeger een bezitting der kerk, heet nog St. Vitus­holt.

,,De kerk, die in de11e eeuw te Winschoten zou gesticht zijn, is echter - volgens den heer Tielemans — niet de kerk, die thans behoort aan de Nederlandsche Hervormde Gemeente. Laatst­genoemde kerk is — meent hij gesticht door de kloosters te Heiligerlee en Beerta. De ingezetenen van het toenmalige Win­schoten waren niet bij machte een gebouw als deze kerk te stichten en naar behooren in te richten. De kloosters bezaten daartoe wel de middelen.

„Zeker gevoelden de nonnen van beide inrichtingen wel be­hoefte om samen te komen en wat konden ze nu beter doen dan gemeenschappelijk een kerkgebouw stichten, ruim genoeg voor allen, waar ze haar kerkelijke feesten door gezamenlijke godsdienstoefeningen konden vieren?

„Waar is het, dat de nonnen van Heiligerlee met Winschoten betrekkingen onderhielden. De straat toch, welke van haar klooster naar de kerk te Winschoten voerde, heette vroeger Witte Vrouwenstraat, natuurlijk naar het witte gewaad der Norbertijnen. „Voor 't oogenblik zal ik echter over de kerk te Winschoten niet verder uitweiden. Later, wanneer wij haar bezien, kom ik er op terug.

„Wie over Winschoten gezag uitoefende in dien ouden tijd, onder wiens bewind het stond?

'Ook hierover valt met zekerheid niet veel te zeggen.

„Of Winschoten stond onder 't bewind der heeren Gockinga te Zuidbroek en Houwerda te Terrnunten ? Of het heeft gestaan onder den Heer van Westerwolde, die te Wedde resideerde?

,Zeker is het, dat de familie Addinga, die 'te Wedde haar verblijf hield, omstreeks 1400 zekere rechten in Winschoten uitoefende. De abdij Corvey beleende de; Addinga's „mit den lande toe Wersterwolde und alle sijner toebehoringe, Geestlic und Weltlic unde mit de 5 kerken” alsmede met de voogdij over Win­schoten. Die beleening omvatte evenwel niets anders dan de kerk en de kerkegoederen.

„In .'t laatst der 15e eeuw' maakte de stad Groningen zich meester van 't Oldambt en Westerwolde. Ook Winschoten kwam onder de heerschappij der stad Groningen stichtte aan de Pekel A, hoogstwaarschijnlijk ter plaatse, waar heden de weg van Blijham de vaart snijdt, een nieuw slot: de Pekelborg genoemd, waar de ambtenaar der stad,. de drost, resideerde, die uit haar naam zoowel het Oldambt als Westerwolde berechten zou.

„'t Is waar, dat Groningen voor een tijd weer 'de heerschappij over Oldambt en Westerwolde verloor, maar slechts tijdelijk. Want toen deze streken voor goed aan de Unie` van Utrecht kwamen, kreeg Groningen. weer 't gezag over 't Oldambt en in de 17e eeuw werd het door aankoop ook meester van Wes­terwolde.

Ook van 't geen in Winschoten is gebeurd in de 16'e en 17e eeuw kan ik je niet veel vertellen. Van het jaar 1580 (de overgang van Rennenberg naar de Spaansche zijde) tot 1594 (toen prins Maurits en graaf Willem Lodewijk van Nassau de Span­jaarden voor goed uit het Noorden des lands verdreven) hadden in deze streken herhaaldelijk schermutselingen plaats en Win­schoten heeft, evenals andere plaatsen, den last van den oorlog zwaar gevoeld. Enkele bijzonderheden uit dien tijd zijn er wel mee te deelen. Zoo was Winschoten in 1593 door Willem Lo­dewijk op de Spanjaarden veroverd, doch het werd in hetzelfde jaar door den Spaanschen bevelhebber graaf Frederik van den Berg hernomen. Bij die gelegenheid werd de kerk te Winschoten tegen de Spanjaarden verdedigd door een sergeant Joan Moda.

„ln 1624 werd het door de Spanjaarden nogmaals veroverd en verbrand, Ik zei dus niet te veel, toen ik beweerde, dat men in deze streken den last des oorlogs zwaar heeft gevoeld.

„In 't laatst der 16e eeuw is Winschoten met goede vesting­werken omringd.

„In 1630 vreesde men hier voor een inval van het keizerlijke leger, dat onder Wallenstein in Noord-Duitschland den baas speelde. Frederik Hendrik heeft toen de vestingen in 't Noorden des lands opnieuw versterkt en heeft nieuwe laten aanleggen. Uit dien tijd dagteekent het ontstaan van Nieuwe-Schans.

„In de oorlogen, welke wij in de 17e eeuw hadden te voeren, met Barend van Galen, den krijgshaftigen bisschop van Munster, hadden deze streken vrijwat te lijden. In den oorlog van 1672 vielen Oude- en Nieuwe-Schans en Winschoten zonder noemens­waardigen tegenstand in zijn handen. Toen de Munsterschen het beleg voor Groningen moesten opbreken, trachtten de Gronin­gers het behaalde voordeel te vervolgen en zoo lezen wij :

„,,den 7 September 1672 trokken 's avonds 2000 man ruiterij en voetvolk met 12 veldstukken uit Groningen onder commando van kolonel Jorman op Winschoten los, waar de Bisschop met 1400 manschappen was gelegerd en bezig was de oude vervallen vesting weer te herstellen, teneinde van hieruit Bourtange, Delfzijl en Groningen te bedreigen. Bij het naderen der Groningers begaven zich de Munsterschen voor het grootste gedeelte te velde en stelden zich in slagorde. Na een hevig gevecht werden zij echter op de vlucht gedreven en lieten omstreeks. 200 man, 6 stukken, vele wagens, schoppen en houweelen in den steek. Terstond werden nu ook de schans bij Winschoterzijl en het slot te Wedde heroverd, waarop de vijand onverwijld naar Oude­ en Nieuwe-Schans vluchtte.”

„Later heeft de Bisschop hier nog wel strooptochten onderno­men. Zoo lezen wij: „In Maart 1674 zond de bisschop van Munster 1000 soldaten over de bevroren moerassen naar deze streken. Zij kwamen den 12 Maart bij klooster Ter Apel in het land, plunderden Winschoten en omliggende plaatsen, roofden weg wat hun goeddacht en keerden daarna naar Bentheim terug.”

„Ook in de 18e eeuw vernemen we van Winschoten nog weinig. Wet begon het toe te nemen in bloei en welvaart. Er bestond een geregelde correspondentie met Groningen, het lag aan den grooten weg naar Duitschland en toen Groningen kanalen aan­legde naar 't Oldambt en door de Veenkolonien profiteerde Win­schoten daar ook van.

„Zoo werd in 1653 het Schuitendiep, dat toenmaals niet verder dan Zuidbroek liep, doorgegraven naar Winschoterzijl. Het rivier­tje de Rensel, dat door Winschoten stroomde, werd gekanaliseerd. Het gedeelte van het Winschoterdiep van Winschoten naar Winschoterzijl heet nog altijd de Rensel. Tevens werd een trekpad en een wagenweg aangelegd van Zuidbroek naar Winschoten. Ook de Pekel A werd vergraven en nam bij Winschoterzijl het water op uit het Winschoterdiep.

„Zoowel door de verbetering der verkeersmiddelen als door het energieke optreden der bevolking begon Winschoten allengs van grooter beteekenis te worden dan de omliggende dorpen. Dat blijkt ook hieruit, dat ingevolge raadsresolutie van Groningen werd bepaald, dat te Winschoten, wegens de talrijkheid der ge­meente, twee predikanten zouden zijn.

„Maar de eigenlijke opkomst van Winschoten dagteekent uit de vorige eeuw. De groote revolutie, die in 1789 in Frankrijk begon en geheel Europa op zijn grondvesten deed schudden de groote revolutie bracht in West- en Midden-Europa groote veranderingen teweeg. In 1795 maakten de Franschen zich mees­ter van ons land, de oude orde van zaken werd aan kant gezet en nieuwe toestanden kwamen ervoor in de plaats.

„Tot dusverre had Groningen hier het gezag gevoerd. „,,Win­schoten” - schrijft mr. Feith, archivaris te Groningen — ,,Win­schoten behoorde tot het Wold-Oldambt. Aan het hoofd van de beide Oldambten (het Wold-Oldambt en het Klei-Oldambt) stond in de 16e en in 't begin der 17e eeuw een drost of ambtman, door de stad Groningen aangesteld. Sedert 1623 waren er twee drosten, een voor het Wold-Oldambt en een voor het Klei-Oldambt. De drost of ambtman van het Wold-Oldambt woon­de, beter gezegd, had zijn zetel te Zuidbroek. In het Wold-Oldambt waren vier rechtstoelen, nl. te Zuidbroek, Winschoten, Midwolde en Finsterwolde, waar de ambtman als alleensprekend rechter zitting hield. Zoo is het gebleven tot 1803. In dit jaar werd ingesteld de Jurisdictie der beide Oldambten met Zuidbroek als hoofdplaats, waar de drost of baljuw voortaan alleen zitting hield; dus met opheffing der andere rechtstoelen. Dit heeft geduurd tot einde Februari 1811. Toen kwamen in werking „un Tribunal de premiere Instance” te Winschoten en „un Juge de Paix” in het kanton Winschoten. Dit is zoo gebleven in hoofd­zaak, alleen in het voorjaar van 1813 werden de namen ver­hollandscht en sprak men in 't vervolg van de Rechtbank van eerste Instantie en het Vredegerecht. Later werden het een Arrondissements-Rechtbank en een Kantongerecht, terwijl de grenzen enkele malen eenige veranderingen ondergingen o.a. bij de vet op de Rechterlijke Organisatie van 1877."

„Doch niet alleen op 't gebied der rechtspraak kwam veran­dering. Tot aan de Fransche Omwenteling was de Groningsche raad meester in 't Oldambt. De raad oefende een vaderlijk maar tevens een streng gezag uit. Dat ondervonden de bewoners der stad zelf, dat ondervonden de bewoners van plaatsen, die aan de stad ondergeschikt waren in nog meerdere mate. Op alles hielden de Groningsche regenten een wakend oog. Een enkel voorbeeld. In „De Handel en Ontwikkeling der stad en provincie Groningen”, van H. A. Wijnne, lezen wij :

„ Vooral in geldzaken lieten Borgemeesteren en Raad niet met zich schertsen. In 1762 werd de rekening der kerkegoederen van Winschoten ingenomen en de verteringen enorm hoog be­vonden. Daarom werd die kerk gelast „om voortaan bij die verteringen alle mogelijke menage te betragten” en bij de jaar­lijksche rekening niet meer dan 35 en bij de keuze van een predikant, kerkvoogd of schoolmeester niet meet dan 100 caroli ­guldens uit te geven.”

„Aan die rechten der stad maakte de revolutie evenwel een einde. Gelijk recht voor allen! was haar leuze en waar zij zegevierde, werden alle voorrechten van adel, geestelijkheid en steden afgeschaft.

„Maar niet het minst op godsdienstig gebied oefende de revo­lutie invloed uit. Alle godsdiensten werden nu gelijk gesteld voor de wet. Een staatsgodsdienst zou voortaan niet meer be­staan. ,,Aan de verdrukking en miskenning der katholieken” — zegt de beer Tielemans — „was een einde gekomen en voortaan waren zij burgers van den staat, die, terwijl zij alle plichten vervulden, ook alle rechten genoten.”

,,Dat was een gevolg der revolutie. Aan de revolutie danken het de katholieken, dat zij in Nederland dezelfde rechten genieten als de calvinisten. Zoolang dezen 't gezag in handen hadden, was de positie der katholieken in ons land verre van benijdens­waard.

,,Thans is vergeten, dat er tusschen katholieken en calvinisten eens zoo'n felle strijd is gevoerd. Dr. Kuyper heeft ontdekt, dat katholieken en calvinisten eigenlijk staan op denzelfden wor‑tel des geloofs en gezamenlijk bestrijden zij in onze dagen krachtig het beginsel der revolutie: gelijk recht voor allen, aan de doorvoering waarvan toch de katholieken het te danken heb­ben, dat ze ten onzent niet meer gebukt gaan onder het cal­vinistische juk.

,,Maar onwillekeurig zou ik me gaan bewegen op staatkundig gebied en dat komt hier niet te pas. Toch wil ik er met een enkel woord op wijzen, hoe de katholieken hier tijdens de Unie van Utrecht werden behandeld.

,,Toen in 1594 Groningen en daarmede ons geheele gewest bij de Unie werd gevoegd, was bet met de vrijheid van gods­dienst der katholieken gedaan. „ „Mocht de Unie” aldus de beer T. — „al eenige vrijheid op het stuk van godsdienst toestaan, de geloofsijver van den Frieschen Stadhouder zorgde wel, dat land en luyden bekeerd werden.

„Vraagt men zich af, hoe het mogelijk was, dat in zoo menig dorp zoowel de gemeente als de pastoor tot den nieuwen gods­dienst overging, dan moet men antwoorden, dat de geloofsijver verzwakt en de verzoeking groot was. De classis (vereeniging van predikanten) en de provinciale regeering deden bun best de herders en leeraars te trekken en de meesten waren daartegen niet bestand.”

„De regeering schreef de pastoors, die zich in hun parochie hadden weten te handhaven, aan, dat zij ter eerstkomende ver­gadering van de classis moesten verschijnen, onder bedreiging, dat zij bij 't niet voldoen aan dit bevel uit hun pastorieën zouden worden gezet.

,,Tal van geestelijken voldeden aan 't bevel der regeering; die weigerden, werden van hun posten ontzet en moesten het land verlaten. Het gevolg van deze rnaatregelen was, dat in 't begin der 17e eeuw in gansch Groningerland de nieuwe leer de heer­schende was geworden.

„De laatste pastoor van Winschoten, Gerhardus Weenhof, ging in 1595 tot den hervormden godsdienst over en was de eerste hervormde predikant te Winschoten. De katholieke leer mocht in Groningen niet meer in 't openbaar worden beleden. De Nor­bertijner nonnen van Heiligerlee en Beerta waren reeds lang voor het wapengeweld gevlucht. Haar vreedzaam verblijf te Beerta lag reeds voor 1600 in puin; het klooster te Heiligerlee werd in 1621 door de vlammen verteerd.

,,Toch bleven nog velen in 't geheim aan de oude leer gehecht en geestelijken uit Asschendorf en van het verderop gelegene Clemenswerth kwamen vermomd over om in 't geheim de belijders van het katholieke geloof te steunen. Zoo wandelde in 1650 door Winschoten een kloosterling, vader Peter geheeten, door de straten,. verkleed als kuiper, en duigen en hoepels in de hand dragende, terwijl hij de huizen, voor welke een oud vat bij de deur stond, ten teeken dat daar geestelijke hulp gevraagd werd, binnentrad. Een andere geestelijke reisde Drenthe af in de uni­form van een soldaat, met een verlofpas, die hem door een katholiek officier van een Fransch regiment te Koevorden was verstrekt. Nog een ander liep steden, dorpen en buurtschappen af met grof aardewerk, dat hij in een kiep op zijn rug droeg.

,,Dat die lui bij hun werk gevaar liepen in handen der overheid te vallen, is te begrijpen.

„In de 18e eeuw begon de hevigheid der vervolging af te nemen en oogluikend werd toegelaten, dat te Sappemeer een katholieke kerk werd gesticht. Daarheen begaven zich de katho­lieken van Veendam, Pekela, Winschoten, Stadskanaal, enz. om een godsdienstoefening bij te wonen. En moeilijk was hun kerk­gang. De heer Tielemans schrijft ervan:

„ „Langs half gebaande veen- en zandwegen, zoogoed als on­berijdbaar in het natte jaargetijde, langs moeilijk te passeeren voetpaden, in regen, sneeuw en storm trokken zij - in het winterhalfjaar alleen de mannen - tempelwaarts, bij uitzonde­ring eenige jonge dochters en vrouwen. Van de laatsten verhaalt men, dat zij geschoeid waren in manslaarzen om door modder en veen te kunnen baggeren. In het korte van de dagen vertrok men uit Winschoten en Pekela lang voor zonsopgang om na zonsondergang eerst terug te zijn.”"

,,Ook in de nabijheid van Winschoten deed men pogingen om een katholieke kerk te stichten en in 1750 werd te Winschoterzijl, met voorkennis van den drost te Wedde, een godsdienstoefening der katholieken gehouden. Nauwelijks echter was de mis geëindigd, of eenige honderden boeren en boerenknechts, gewapend met gaffels, stokken, knuppels en ander moordgeweer, vielen op het huis aan, waar de gemeente was verzameld. De geeste­lijke, die de godsdienstoefening had geleid en vele katholieken werden deerlijk mishandeld.

,,Herhaaldelijk zijn pogingen aangewend bij den raad der stad Groningen, bij de staten van 't gewest, bij de algemeene staten en zelfs bij stadhouder Willem V om verlof te bekomen tot het stichten eener kerk, maar 't was tevergeefs. Tot de Fransche revolutie uitbrak en aan de katholieken in Nederland vrijheid van godsdienst schonk.

„In 1800 werd te Winschoten een katholieke kerk gesticht. Gemakkelijk ging dat niet, want de financieele draagkracht van het handjevol katholieken te Winschoten was nog zeer luttel. Collecte op collecte werd gehouden, in de eerste plaats bij ka­tholieken van Winschoten en omstreken, verder in Groningen en in het Hoogeland (in 't Noorden van Groningen), ja zelfs tot in Oost-Friesland toe. Ook de protestanten van Winschoten droe­gen op aandringen van domine Cannegieter hun penningen bij om de katholieken bij hun kerkbouw te steunen.

,,Eindelijk ging men daartoe over en op 1 October 1800 werd voor den eersten keer in de nieuwe kerk godsdienstoefening gehouden.

,,Die kerk was klein en bekrompen, maar de gemeente breidde zich uit; zij ontving ook steun van de regeering, — in 1834 werd het kerkgebouw vergroot en in 1847 nogmaals.

„Intusschen bleef het streven der katholieken naar een grooter en doelmatiger ingericht kerkgebouw aanhouden. In 1880 kwam de thans bestaande kerk tot stand, nadat eenige jaren tevoren een nieuwe pastorie was gebouwd.

„In 1900 vierde de katholieke kerk te Winschoten op luister­rijke wijze haar honderdjarig bestaan. De katholieken hier kun­nen zeker met zelfvoldoening op de afgeloopen eeuw terugzien.


„Met den ondergang van de Unie van Utrecht deelde Win­schoten natuurlijk met het geheele land de gedurige wisselingen van staatsvorm en regeering, waarvan Nederland toen profiteerde. Al heel spoedig bleek, dat de onafhankelijkheid van ons land niet meer dan in schijn bestond, want wij moesten ons in alle opzichten schikken naar den wil van Frankrijk. De beheerscher van Frankrijk, de stoutmoedige Corsicaan, Napoleon Bonaparte, nam in 1804 den titel aan van Keizer van Frankrijk en bezorgde ons in 1806 zijn broeder Lodewijk als Koning.

„En toen deze 't niet naar den zin kon maken van zijn broeder en in 1810 de kroon neerlegde, werd ons land bij Frankrijk ingelijfd. Alles werd nu op Fransche leest geschoeid ; onze pro­vincie en Drente heetten voortaan samen het departement van de Wester-Eems; de Fransche taal werd op de scholen onder­wezen; Fransche ambtenaren werden hier aangesteld: in 't kort, wij moesten allengs Franschen worden.

„Dat ons land in die dagen veel te lijden had, behoef ik je wel niet te zeggen. Wij moesten eerst als bondgenooten, later als onderdanen van Frankrijk deelnemen aan de oorlogen, die de Keizer voerde; ons leger was, zoolang wij nog onafhankelijk heetten, steeds op voet van oorlog en onze schatkist ondervond daarvan de schadelijke gevolgen.

,In 1807 werd Oost-Friesland bij ons land gevoegd. De Oost-Friezen waren daarmee destijds niet bijzonder ingenomen. Zij vreesden - zegt Wynne in zijn „Handel en Ontwikkeling der stad en provincie Groningen” — dat zij door de Hollanders met minachting zouden worden beschouwd, ,, ,,indem die Hollander aus einem eingebildeten, sich auf ihren vorigen Reichthum grundenden National-Stolz, gewohnlich den Deutschen mit dem unedlen Namen Moffett belegten.""

„Intusschen moet erkend worden, dat de Oost-Friezen, wat hun volkskarakter, taal, zeden en gewoonten betreft, zeer goed over­eenstemden met de Nederlanders en zelfs, toen Oost-Friesland later weer aan Duitschland kwam, bleef het volk nog lang het Nederlandsche karakter behouden. Dank zij het streven der Hannoversche en later der Pruisische regeering, is Oost-Friesland allengs gegermaniseerd.”

„Op welke manier geschiedde dat dan?

,,Dat zal ik je zeggen. Men plaatste ambtenaren uit het midden van Duitschland, die weinig of geen Nederlandsch verstonden, naar Oost-Friesland; in de scholen, waar tot dusverre bijna uit­sluitend Nederlandsch werd onderwezen, werd het Duitsch onder de leervakken opgenomen. Eerst werden een paar uren per week eraan gewijd, allengs meer, tot eindelijk het Nederlandsch geheel verdween en plaats maakte voor 't Duitsch.

„In de kerken ging 't op dezelfde manier. Een 70 jaren gele­den werd daar in 't Hollandsch gepredikt. Predikanten zoowel als onderwijzers werden uit Oost-Friesland naar Groningen en Drente en omgekeerd beroepen. De regeering verordende, dat er een keer in de maand in het Duitsch moest gepreekt worden; allengs werd het Nederlandsch ter zijde gesteld en ik geloof niet, dat thans nog in de Oost-Friesche kerken onze taal wordt gebruikt. -- Maar ik zal verder gaan.

„Tengevolge van den voortdurenden oorlog met Engeland leed onze handel zeer veel en toen de Keizer in 1806 aan zijn onder­danen en aan de bewoners der met Frankrijk verbonden landen verbood, handel met Engeland te drijven (het continentaal stelsel) stond onze handel zoo goed als stil.

„Napoleon's doel met dezen maatregel was Engeland ten gronde te richten, en misschien zou hij zijn doel bereikt hebben, als hij Langer aan 't bewind was gebleven.

„Intusschen ondervond Engeland nu reeds in ruime mate de nadeelige gevolgen van het verbod; men was daar met zijn waren verlegen en trachtte daarom de goederen, niettegenstaande, het verbod, toch op het vasteland aan den man te brengen.

,,Tal van lui, ook in deze streken, door de groote winsten aangelokt, waagden zich aan den door den Keizer verboden handel en er werd een sluikhandel gedreven op zoo groote schaal als zeker nimmer te voren het geval was.

„'t Is waar, dat bij ontdekking zware straffen te wachten waren, maar daar stonden de enorme winsten tegenover en er waren lui genoeg te vinden, die de kans waagden.

„Ook in onze streken werd veel aan den sluikandel gedaan.

„De Engelschen hadden op het eiland Helgoland (,,'t heilige land” noemde men 't hier) een stapelplaats van goederen, die zij vandaar het land trachtten in te brengen. .

,,De Fransche regeering had een heirleger van douanen en kommiezen op de been om den sluikhandel te beletten, maar niettegenstaande de grootste waakzaamheid werden groote en rijke ladingen binnengebracht.

,,Maar de dagen van het Fransche keizerrijk waren geteld. De nederlaag, die 's Keizers leger leed in Rusland, in 1812, gaf ook Duitschland den moed om zich tegen Napoleon te verzetten; in 1813 werd in Duitschland de beslissende strijd gestreden en in den slag bij Leipzig leed de Keizer een zoo vernietigende nederlaag, dat hij over den Rijn moest vluchten en Duitschland niet weder betrad.

„Het jaar 1814 zag nu zijn laatsten heldhaftigen worstelstrijd tegen het vereenigde Europa; toen deed hij afstand van de regeering en Lodewijk XVIII, de broeder van den in 1793 onthoofden Koning beklom den Franschen troon.

,Intusschen was reeds in 1813 ten onzent een beweging ont­staan om het Fransche juk af te schudden. In Den Haag traden eenige mannen, de heeren Van Hogendorp, Van Limburg Styrum, Van der Duim van Maasdam e.a. openlijk op tegen de Fransche heerschappij. Zij namen ’t voorloopig bestuur des lands in handen in naam van den Prins van Oranje.

„De Fransche troepen, hadden reeds voor 't grootste deel ons land verlaten. Napoleon kon ze elders beter gebruiken. De overgeblevenen trokken zich terug naar enkele vaste punten, als Delfzijl, Gorkum en Antwerpen; de troepen der geallieerde vorsten drongen ons land binnen en 't was te voorzien, dat Nederland weldra zijn vrijheid zou terugbekomen.

„Op 12 November 1813 vertoonde zich in de nabijheid van Nieuwe Schans een bende kozakken, sterk ruim 1000 man. De weinige Fransche soldaten, die zich in de vesting bevond(en ontruimden haar bij 't naderen der Russen en trokken langs den Dollarddijk terug op Delfzijl, nu en dan schoten wisselende met de kozakken, die hen eenigen tijd vervolgden

„Ik heb iemand gesproken, die destijds in Nieuwe Schans woonde, toen de kozakken het bezetten. 't Moet daar in die kleine plaats een verbazende drukte geweest zijn, toen die massa Russen er ingekwartierd moest worden en ook de paarden ver­zorgd moesten worden.

„Aan gewelddadigheden maakten de ruwe steppen bewoners zich echter niet schuldig en de last, dien zij veroorzaakten, was slechts van korten duur, want den volgenden morgen reedsverlieten zij Nieuwe Schans om naar Winschoten te marcheeren.

,,Op den 13 November 1863 is te Winschoten een luisterrijk feest gevierd ter herinnering aan de verlossing van Nederland van de Fransche overheersching. Men koos daartoe 13 November omdat men rekende, dat met de komst der kozakken te Win­schoten op 13 November 1813 de heerschappij der Franschen ten onzent een einde had genomen.

„Je weet, dat ons land in 1814 een koninkrijk werd en in 1815 met België werd vereenigd tot het Koninkrijk der Neder­landen en de lotgevallen daarvan zal ik, als bij je bekend, met stilzwijgen voorbijgaan.

„Wat Winschoten betreft, het ontwikkelde zich meer en meer. Dat er de arrondissementsrechtbank en een kantongerecht ge­vestigd werden, bevorderde den bloei der plaats, maar nog meer werd die bevorderd door het energieke optreden van het be­stuur der plaats, dat door 't aanleggen en verbeteren van wegen 't gemakkelijk maakte Winschoten te bereiken, terwijl de inge­zetenen der plaats ervoor zorgden, dat de omgeving er altijd het noodige in ruime mate kon bekomen.

„In 1835 had te Winschoten een gebeurtenis plaats, die ik je moet mededeelen.

„In 1832 was in ons land het 'kadaster ingevoerd. Alle perceelen grond werden in klassen verdeeld, en de opbrengst van ieder in 't bijzonder geschat. Die opbrengst diende dan tot grondslag van het bedrag, waarvoor elk perecel in de grondbelasting moest deelen.

„In Nieuwbeerta was de grondbelasting aanmerkelijk verhoogd en vele boeren konden, anderen wilden die belasting niet betalen. Aan 't einde van 1834 was door geen der landbouwers de verschuldigde belasting voldaan.

„De autoriteiten gingen tot dwangmaatregelen over. De ont­vanger uit Beerta liet de losse goederen der landbouwers in beslag nemen. In 't laatst van December werd het vee van vele landbouwers opgeschreven en in 't openbaar ten verkoop aan­geboden. Maar alsof 't een vooraf beraamd plan, was, er werd geen bod gedaan.

„Nu werd besloten het in beslag genomen vee naar Winschoten te transporteeren en het daar publiek te verkoopen. Op Zaterdag 3 Januari 1835 begaf zich de deurwaarder Uchtman naar Nieuw­beerta en nam daar veertien koeien in beslag, die hij naar Winschoten voerde. Reeds dien Zaterdag heerschte er in de dorpen in 't Oldambt een opgewonden stemming. en den vol­genden dag liepen in Winschoten reeds geruchten omtrent een voorgenomen gewelddadig verzet der boeren.

„En Maandag zag men talrijke scharen landbouwers met hun arbeiders en knechts Winschoten binnentrekke; ze verkeerden in opgewonden stemming en 't gebruik van sterken drank maakte hen nog opgewondener.

„Om elf uur zou bij den logementhouder Raabe, waar thans de ijzerhandel van den heer Bosker zich bevindt, een paar huizen van hier, de verkooping plaats hebben, maar nauwelijks had de deurwaarder een aanvang gemaakt met den verkoop, of de storm brak los. Men viel den deurwaarder aan, die te nauwer­nood zijn leven redde en onder wild en woest getier verspreidde zich de massa door de plaats. De Burgemeester en de Officier van Justitie trachtten tevergeefs de menigte tot kalmte te brengen; de schutterij werd onder de wapenen geroepen, maar deze zorgde in de eerste plaats voor haar eigen veiligheid; zij verschanste zich in het huis van den heer A. Groenier, gemeente-secretaris, die woonde, waar thans de heer G. J. Groeneveld, ijzerhandelaar woont, vlak tegenover 't hotel „Wissemann”. Om in geval van nood een veiligen aftocht te kunnen maken, had zij achter 't huis van den secretaris, in 't Winschoterdiep een schuit gelegd, waarop zij zich, als 't haar in huis te benauwd werd, kon terugtrekken.

,,Ten einde raad, wendden zich de autoriteiten eindelijk tot den heer Hovinga, dien men als den leider der beweging be­schouwde. Hem werd gevraagd; of hij zijn invloed wou aan­wenden om 't volk te kalmeeren; de in beslag genomen koeien zouden teruggegeven worden. Hovinga nam deze voorwaarde aan; de koeien werden teruggegeven en onder luid gejuich keerde de massa, opgewonden door den drank en niet minder door haar zegepraal, huiswaarts.

,,Maar de 'vreugde over deze overwinning was van korten duur. Naar Groningen was bericht gezonden van den toestand te Winschoten en nog op den avond van den onrustigen Maandag arriveerde hier een corps van 500 man; 't was een gedeelte der troepen, die een paar jaren geleden de citadel van Antwerpen zoo dapper hadden verdedigd.

,,Driehonderd man begaven zich direct naar Nieuwbeerta; de hoofdleider van 't verzet, de heer Hovinga, werd gevangen ge­nomen en naar Winschoten gevoerd, waar hij eerst werd opge­sloten in den toren, later in 't huis van bewaring.

,,De boeren in Nieuwbeerta kregen zware inkwartiering en deze maakte hen weldra geneigd de belasting te betalen.

,,Winschoten had een recht militair aanzien. De krijgswet werd afgekondigd en streng gehandhaafd. Een onschuldige, de deur­waarder Van Dijk, heeft bij deze troebelen nog het leven inge­schoten. Hij wilde op zekeren avond naar 't gerechtsgebouw gaan en hoorde niet (de goede man was stokdoof), dat de schildwacht hem aanriep. Van Dijk liep door, de schildwacht loste een schot over zijn hoofd ook dat bemerkte de man niet. Toen volgde een tweede schot; de kogel trof den ongelukkige in 't hart.

„Welk een sensatie deze droevige gebeurtenis verwekte, kun je je gemakkelijk voorstellen.

„De beweging had verder een zeer kalm verloop. De heer Hovinga en eenige andere leiders hebben nog te Groningen terecht gestaan, maar ze zijn er met een scherpe berisping af­gekomen. Ze hadden trouwens geruimen tijd in voorarrest ge­zeten. -- De soldaten verlieten na eenigen tijd Winschoten en daarmee was de geschiedenis ten einde. —

„Dat men in deze streken ook leed onder de gevolgen van den strijd tegen Belgie en van de zware belastingen vooral; die noodzakelijk werden, doordat de Koning jaar in jaar uit ons leger op voet van oorlog hield, behoef ik je niet te zeggen.

„En toen na 1840 zich meer en meer een streven openbaarde naar uitbreiding der volksrechten, stond Winschotens burgerij, althans een groot deel ervan, in de voorste gelederen der democraten.

„Je weet, dat in 1848 een wijziging in de Grondwet werd gebracht, waarbij o.m. bepaald werd, dat de leden der tweede kamer voortaan rechtstreeks door het volk zouden gekozen worden,

„Aan het hoofd der democraten te Winschoten stonden destijds de heeren G. A. Venema (later burgemeester van Winschoten); G. A. de Boer, D. Mulder Dzn., J. H. Phaff, H. Roelfsema, W. Feis Rzn. e.a. Verscheidene van die heeren heb ik persoonlijk ge­kend. Zij waren van geestdrift vervuld voor de democratische begin­selen van die dagen en dweepten met den beroemden staatsman J. R. Thorbecke.

„Dat die lui bij de behoudsgezinden in den lande niet in den besten reuk stonden, is te begrijpen. Eenvoudige lui spraken toen met een soort van huivering van de „rooden”. Die „rooden” werden destijds door velen met denzelfden afkeer beschouwd, dien velen in onze dagen tegenover de sociaal-democraten aan den dag leggen:

„En toch, hadden die mannen in onze dagen geleefd, ze zouden hebben behoord tot hen, die men thans conservatieven noemt; zij zouden met hun beginselen hebben gestaan in de gelederen, der oud-liberalen.

„Zoo veranderen de tijden! Wel mag men zeggen: de denk­beelden marcheeren snel. Wat voor een halve eeuw ultra­democratisch heette, noemt men thans conservatief!

„Bij de verkiezingen voor de tweede kamer en de provinciale staten waren de Winschoter liberalen in hun element, en 't was zeker voor een goed deel aan hun ijverig werken te danken, dat het kiesdistrict Appingedam, waartoe Winschoten destijds behoorde, liberale afgevaardigen ter tweede kamer zond.

„Later was Winschoten gecombineerd met Veendam tot een kiesdistrict en 't vaardigde toen o.a. de heeren dr. Jonckbloet en mr. Goeman Borgesius af. Thans is Winschoten een af­zonderlijk district en heeft als afgevaardigde den heer dr. D. Bos, die behoort tot de vrijzinnig-democratische partij.”

„Ik heb wel eens hooren zeggen” merkte Jurjens op ,dat Winschoten eigenlijk sociaal-democratisch is.”

„Dan heeft men je verkeerd ingelicht” — antwoordde ik. — Wel is hier in 1897 gekozen mr. Troelstra, in herstemming met dr. Bos, maar dat gebeurde niet, omdat men een sociaal-.democraat verkoos boven een vrijzinnige, maar omdat een groot deel der liberalen dr. Bos niet wilde. Er was destijds een levendige strijd over de vraag: vrijhandel of protectie? Vele landbouwers waren krachtige voorstanders van protectie, terwijl dr. Bos een ijverig strijder was voor den vrijen handel. Daarom stemden vele protectionisten mr. Troelstra.

„Maar” — zei Jurjens — „de heer Troelstra was toch een even krachtig tegenstander van protectie als dr. Bos.”

„Daaraan heb je gelijk. Maar velen hoopten, dat mr. Troelstra te Winschoten en te Weststellingwerf zou gekozen worden en dan voor laatstgenoemd district zou optreden. Dan kreeg men hier een nieuwe vrije verkiezing. En dezen hebben hun doel bereikt. Niet alleen is toen Troelstra te Winschoten gekozen, maar hij heeft voor Winschoten bedankt en de nieuwe verkiezing heeft de overwinning gebracht aan den heer B. L. Tijdens, die reeds eenige jaren ons district in de tweede kamer had vertegen­woordigd en die voorstander was van protectie. In 1901 heeft de heer Tijdens bedankt om weer voor 't lidmaatschap der tweede kamer in aanmerking te komen: Toen is de heer Bos gekozen en in 1905 is deze bij eerste' stemming herkozen.”

„De heer Tijdens, van wien je zooeven spraakt, heeft die niet den stoot gegeven tot de kanalisatie van Westerwolde?”

„Precies. In 1891 heeft de heer Tijdens de beweging op touw gezet, die nu zoover is gevorderd, dat met het kanaliseeren der oude heerlijkheid een begin is gemaakt. De heer Tijdens is een paar jaren geleden overleden, maar 'zijn naam zal door de bewoners van Westerwolde niet vergeten worden. 't Plan bestaat een gedenkteeken voor hem op te richten.”

„Dat zal natuurlijk de herinnering aan den man, die zich ten opzichte van Westerwolde zoo verdienstelijk gemaakt heeft, levendig houden” — zei Jurjens.

Op 't zelfde oogenblik hoorde ik de torenklok elf slaan en ik zei tegen Jurjens: „Zal ik ook liever voor van avond eindigen? 't Is reeds laat en je hebt een vermoeienden dag achter den rug.

„Ga alsjeblieft met je verhaal verder. — We zitten hier recht aangenaam en ik luister met belangstelling.”

„Dan” hernam ik — „zal ik mijn, verhaal ten .einde brengen. Veel heb ik je ook niet meer te vertellen.

„Het bestuur van Winschoten” zoo vervolgde ik _ ,,heeft in de laatste helft der vorige eeuw zijn best gedaan om de belangen van de plaats zooveel mogelijk te bevorderen. In de eerste plaats heeft het getracht door 't aanleggen van wegen en daaronder tramwegen, 't voor de omgeving gemakkelijker te maken in Winschoten te komen.

,,Toen in 1868 de spoorlijn Groningen-Winschoten werd geopend, vreesden sommigen, dat Winschoten de concurrentie met Groningen niet zou kunnen volhouden: De omgeving van Winschoten zou nu — zoo beweerde men — gemakkelijk de hoofdstad der provincie kunnen bereiken ; zij zou daar gaan koopen en dat zou op den duur de ondergang van Winschoten zijn.

,,Maar die pessimistische verwachtingen zijn niet bewaarheid. De handelsstand te Winschoten heeft getoond op de hoogte der zaken te zijn; zij heeft zich staande gehouden, niet alleen, maar de handel onzer plaats heeft zich eer uitgebreid, dan dat hij zou zijn achteruit gegaan.

,,Ook op 't gebied van onderwijs heeft het bestuur van Win­schoten veel gedaan. Al vroeg bestond hier een Latijnsche school.

In 1842, bij een bezoek van koning Willem` II aan Winschoten; werd die Latijnsche school tot een gymnasium verheven. Dat gymnasium deed ook eenigszins dienst als hoogere burgerschool; er was een afdeeling aan verbonden, die niet opleidde voor de academies maar voor het practische Leven.

,,ln 1879 heeft een reorganatie van 't gymnasium plaats gehad. Het is toen een volledig gymnasium geworden, dat sedert tal van leerlingen aan de hoogeschool heeft geleverd en dat nog altijd een goeden naam weet te handhaven.

„Tevens is toen een hoogere burgerschool met driejarigen cursus opgericht, die zich tot nu toe in een grooten bloei mag verheugen.

,,Voor 't lager onderwijs wordt uitstekend zorg gedragen. Zeven lagere scholen vindt men hier, waaronder, een met twaalf klassen en een die voorbereidt voor gymnasium en hoogere burgerschool.

,In 1845 was in de Blijhamsterstraat een gebouw gesticht, dat zou `dienen voor rechtsgebouw en tevens voor gemeentehuis,. Daarachter werd het huis van bewaring gebouwd. Bij onze wandeling door Winschoten zal ik je er attent op maken. "Intusschen bleek allengs, dat het gebouw, dat tegelijk rechtsgebouw en gemeentehuis zou zijn, daarvoor geen voldoende ruimte aanbood. De gemeente-administratie, die zich allengs uit­breidde, moest zich zeer behelpen, de arrondissementsrechtbank en het kantongerecht moesten dat eveneens.”

„Toen besloot onze gemeente in de Langestraat een nieuw stadhuis te bouwen. 't Staat hier dicht bij en morgen zal ik het je laten zien. 't Is een prachtig gebouw; een sieraad van onze plaats.

,Op 13 Juni 1896 werd het nieuwe stadhuis feestelijk ingewijd. De vaderlandsche driekleur wapperde van tal van gebouwen en onze plaats had een recht feestelijk aanzien. 't Muziekcorps van het eerste. regiment infanterie uit Assen luisterde de feest­viering op.

„lk zal je niet vermoeien met een beschrijving van de fees­telijkheden, welke dien dag plaats hadden. Alleen wil ik je iets meedeelen van 't geen gebeurde bij het officieele gedeelte van het feest, omdat daarbij door een lid der feestcommissie in duidelijke woorden een beeld werd gegeven van den geest, die het toenmalige Winschoten bezielde. Toevallig heb ik de courant in den zak, waarin dat wordt vermeld.

„Toen 's avonds de feestcommissie, vergezeld van de afge­vaardigden der verschillende vereenigingen, die in Winschoten bestonden, de raadzaal binnentrad om het bestuur en den raad der gemeente, die daar aanwezig waren; te complimenteeren, sprak een lid der feestcommissie o.m. de volgende woorden :

,,Edelachtbare Heeren

„„Namens. de burgerij van Winschoten begroeten en verwel­komen.wij u in dit nieuwe stadhuis. Namens Winschotens burgerij begroeten en verwelkomen wij u in dit nieuwe stadhuis.

„„Namens Winschotens burgers brengen wij a hulde voor de stichting van dit gebouw, en met u aan allen, die, op welke wijze dan ook, hebben medegewerkt tot. het totstandkomen van dit monumentaal gebouw, dat met recht mag heeten: een sieraad van de plaats onzer inwoning.

„„Het werd dan ook tijd, dat Winschoten in 't bezit kwam van een nieuw raadhuis. Er is wellicht een tijd geweest, dat het oude raadhuis voldeed aan de eischen, welke men aan een stadhuis voor Winschoten mocht stellen, - maar die tijd is dan ook lang voorbij.

„„Want Winschoten breidde zich uit, zijn bevolking nam steeds toe en weldra werd geklaagd, dat het raadhuis te klein te bekrompen was; meer en meer deed zich de behoefte gevoelen aan een grooter en doelmatiger ingericht raadhuis,

,,,,Door de stichting van het nieuwe gebouw, waarin , wij u complimenteeren, is in die behoefte voorzien.""

,,,,Toch zullen de ingezetenen van Winschoten het oude raad­huis niet spoedig vergeten.

,,Want was dat oude raadhuis klein, daar binnen zetelde een bestuur, dat niet terugdeinsde voor het maken van groote, omvangrijkc plannen.

,,,,Was het oude raadhuis bekrompen, daar binnen vergaderde een raad, die zich nimmer bekrompen toonde, als 't er op aan­kwam de belangen van Winschoten te behartigen.

„,Wat door Winschotens gemeentebestuur gedurende een halve eeuw in dat oude raadhuis is tot stand gebracht, is u allen bekend, zoodat ik er hier niet over behoef uit te weiden. Een feit is het, dat Winschoten het aan het energieke optreden van zijn bestuur voor een goed deel dankt, dat het meer en meer het centrum, de hoofdstad is geworden van Oldambt en Westerwolde.

„„En thans, het oude raadhuis heeft als zoodanig afgedaan, het oude is voorbijgegaan en 't is alles nieuw geworden — mogen wij zeggen.

„„Met de stichting van het nieuwe, prachtige stadhuis, breekt een nieuw tijdperk voor Winschoten aan; met goeden moed en goed vertrouwen gaan wij de toekomst tegemoet, omdat de mannen, aan wie de leiding der zaken ten onzent is toe­vertrouwd, geheel voor hun taak berekend zijn.

„„Het nieuwe stadhuis is voor ons een symbool der toekomst. Zooals dit stadhuis in alle opzichten het oude raadhuis overtreft, zoo zal ook hopen wij de toekomst van Winschoten grooter zijn dan zijn verleden.

„„'t Is ongeveer twee en een halve eeuw geleden, dat het nieuwe stadhuis te Amsterdam, thans het koninklijk paleis werd gesticht. Onze dichter Huygens zong den Amsterdamschen re­genten van dien tijd o.m. het volgende toe:


„„Godt, die u maght en praght met reden gaf te voegen, Godt geeft u in 't gebouw met reden en genoegen Te toonen wie gij zijt, en daar ik 't al in sluyt:

Heyl zij daar eeuwig in en onheyl eeuwig uit.


„„Welnu, M. H., ik eindig, met de laatste woorden van Huygens, eenigszins gewijzigd, tot de mijne te maken. Ik wensch u toe, dat het u moge gegeven zijn in dit gebouw te toonen, wie gij zijt en waar ik 't al in sluit:

Heil zij daar eeuwig in en onheil eeuwig uit.”

„Je begrijpt, dat op deze rede meer volgde. De Burgemeester, de heer H. J. Wichers, zei in een keurige speech, dat het bestuur aangenaam getroffen was door het bewijs van instemming der burgerij met de stichting van het nieuwe stadhuis.

„,,Moge” — zoo eindigde hij,— „,,de verstandhouding tusschen de burgers en het bestuur van Winschoten, gevestigd op ver­trouwen in elkander, steeds een voorbeeldige zijn!'”'

„En nu kan ik je verzekeren, dat de verwachtingen, die men in 1896 van de toekomst van Winschoten koesterde, niet zijn beschaamd. Het bestuur is op den ingeslagen weg voortgegaan en we mogen er bijvoegen, dat de stappen, die het bestuur heeft gedaan, ook nu weer blijk geven van een goeden bilk in de tijdsomstandigheden.

„In 1900 is hier een ambachtsschool verrezen — ik heb je straks het groote gebouw aangewezen — die werkelijk een sieraad van Winschoten mag heeten. Men heeft ten onzent begrepen, dat een der middelen om de welvaart van 't algemeen te bevorderen, is de verheffing van het ambacht. Eerst werd onder 't publiek weinig ingenomenheid met de nieuwe stichting aan den dag gelegd. Men beweerde, dat jongens, die hun op­leiding in de werkplaats, hadden genoten, de voorkeur verdienden boven hen, die de ambachtsschool hadden doorloopen; maar dat vooroordeel begint allengs te verdwijnen en meer en meer wint de overtuiging veld, dat de ambachtsschool voorziet in een dringende behoefte.

,,Dan is hier in 1903 een waterleiding tot stand gekomen, een inrichting, waaraan ongetwijfeld te Winschoten dringend behoefte bestond. 't Is een inrichting, die, in den eersten tijd althans, vrij zware lasten legt op de schouders der belasting betalende ingezetenen, maar daar staat tegenover, dat de gezondheidstoestand der ingezetenen, vooral die der lagere Standen, er belangrijk door is verbeterd.

„In de derde plaats is hier een handelsschool opgericht, een inrichting voor middelbaar onderwijs, die zeer goede vruchten. afwerpt voor hen, wien het, om welke reden dan ook, niet voegt om te profiteeren van hoogere burgerschool of gymnasium.

,,Door onzen afgevaardigde ter tweede kamer, den heer dr. D. Bos, is het initiatief genomen om te geraken tot een uitbreiding der verkeerswegen in 't Oosten der provincie Groningen en 't is in 't belang van Winschoten en zijn omgeving te wenschen, dat de maatregelen, welke reeds genomen zijn en nog genomen zullen worden, met een goed gevolg mogen bekroond worden.

,,En dan verrijzen hier allengs meer fabrieken, zoodat ook op het gebied der nijverheid onze plaats een goed figuur begint te maken.

,,Daarmede ben ik aan het eind mijner geschiedkundige mededeelingen omtrent Winschoten gekomen. 1k hoop, dat ze je den indruk hebben gegeven, dat Winschoten is een stadje met een energieke bevolking, die er krachtig naar streeft met den tijd mee te gaan."

„Dien indruk heb ik werkelijk door je verhaal van Winschoten ontvangen” antwoordde Jurjens. „Veroorloof mij nog een enkele vraag: wat beteekent toch de naam Winschoten?”

„Op deze vraag” was mijn antwoord ,,kan ik je geen bepaald antwoord geven. De naamsoorsprong van onze stad ligt in het duister. Wel heeft men verklaringen van den naam gegeven; een paar ervan kan ik je wel meedeelen.

,,Volgens de eene beteekent de naam Windschot. Tusschen het hotel „Wissemann” en 't hotel „De Nederlanden”, hier tegen­over, liep oudtijds het riviertje de Rensel, dat zooals ik je straks meedeelde, later werd gekanaliseerd. Later werd het kanaal door een gedeelte van Winschoten gedempt en het loopt nu om de stad. Ik herinner mij nog zeer goed den tijd, dat het tusschen deze beide hotels doorliep.

„In het oude riviertje de Rensel zou nu een schot zijn ge­plaatst om den waterstand te regelen. Dat schot werd door een windas opgehaald of opgewonden. Vandaar de naam Wind­schot, die allengs zou veranderd zijn in Winschoten.

„Een andere lezing is deze: '

,,Win zou hetzelfde beteekenen als Ven of Venne laag moerassig land. Schot is volgens A. J. Smith hetzelfde als be­schoten weg, houten weg. Men zou oorspronkelijk hebben ge­sproken van Venschot = brug in een ven of wel een houten overloop door moerassig laaggelegen land. Venschot zou allengs veranderd zijn in Winschoten.

,,Of nu een of geen van beide verklaringen de juiste is?

„lntusschen —beste Jurjens is 't laat geworden en ik ga naar huis. Morgen voormiddag kom ik je afhalen voor een wandeling. 't Zal dan misschien wel wat zonnig zijn, maar we zullen de schaduw opzoeken, die we hier overvloedig kunnen vinden.” Met deze. woorden nam ik voor dezen avond afscheid van mijn vriend.

Winschoten en zijn omgeving 2

Met toestemming overgenomen van www.gerardvedder.nl/de_eerste_wandeling.htm

Links

53°8'N, 7°2'O