Eerste expeditie naar Bali
De Nederlandse Expeditie naar Bali in 1846 was gericht tegen de Radja van Buleleng (in het noorden van Bali) om de verdragen van de Nederlandse overheid af te dwingen. Commandant van deze expeditie was de viceadmiraal E.B. van den Bosch. De KNIL-expeditiemacht stond onder leiding van luitenant-kolonel G. Bakker.
Een legermacht van 1.800 man, voorzien van drie batterijen artillerie en ondersteund door 30 marineschepen nam tijdens de expeditie de woonplaats van de radja, Buleleng, in, terwijl de naburige handelsplaats Singaraja werd platgebrand. Het expeditieleger slaagde er echter niet in de Balinese vesting Jagaraga die ten zuiden van Buleleng op een heuvel aan de weg naar het binnenland van Bali lag, te veroveren. 8.000 Balinezen, bewapend met handvuurwapens en lansen, verdedigden de sterke en van 60 kanonnen voorziene vesting hardnekkig en wisten de Nederlandse troepen te verdrijven. De radja en zijn medestrijder, de prins van Karangasem, werden desondanks gedwongen tot overgave en tekenden een overeenkomst met de Nederlanders.