Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Paul Auguste Alting von Geusau

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 14 mei 2016 om 11:04 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Paul_Auguste_Alting_von_Geusau&diff=cur&oldid=32298183 13 aug 2012 Menke 24 jan 2009 Vvangeus brief)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Alting van Geusau, 2de luitenant der infanterie. Gesneuveld 26 augustus 1894.jpg
Jhr. Paul Auguste Alting von Geusau, tweede luitenant, gesneuveld op 26 augustus 1894.

Paul Auguste Alting von Geusau (Maastricht, 21 februari 1867 - Lombok, 26 augustus, 1894) was een Nederlands officier in het Indische leger en publicist.

Familie

Geusau was zoon van jhr. W.A. Alting von Geusau (1836-1885), officier en laatstelijk luitenant-kolonel, en M.E.J. Colen (1842-1925). Zijn broer jhr. George August Alexander Alting von Geusau (1864-1937) was minister van Oorlog 1918-1920, zijn jongste broer jhr. J.Th. Alting von Geusau (1881-1940) was ook officier, laatstelijk generaal-majoor, en directeur van de Hogere Krijgsschool. Hij trouwde in 1892 met Victorine Marie Dumonceau (1867-1938) met wie hij een zoon kreeg.

Loopbaan

Alting von Geusau volgde het gymnasium in Amsterdam, waar zijn vader toen als kolonel der artillerie in garnizoen was. Hij maakte het gymnasium niet af maar ging over naar de cursus in Kampen om een militaire loopbaan te volgen. Hij nam dienst in het Nederlands Indische leger en werd als commandant van de derde sectie Madoerezen, tijdens de Lombok-expeditie op 26 augustus 1894 dodelijk gewond. Eerst werd hij door een schot in zijn dij getroffen, en terwijl hij zijn slagader aan het opbinden was opnieuw geraakt, ditmaal door een kogel in zijn borst. In de tijd dat Alting von Geusau in Kampen verbleef publiceerde hij zijn eerste gedicht: Gevallen (dat handelde over de dood op het veld van eer, met als laatste zin: Gevallen - zijn roeping vervuld). Later, tijdens zijn militaire loopbaan, bleef hij onder zijn pseudoniem Fabian de Indische warongpraatjes schrijven voor Het Weekblad.

Gevallen - zijn roeping vervuld

Gevallen - de slapen met lauw'ren omkroond,
neen, ook hem heeft de grijnzende dood niet verschoond,
want noch jeugd, noch verwachting wordt door hem geteld,
en het moordende lood heeft hem nedergeveld.
gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - bezield met dat hemelsche vuur,
dat den krijgsman verzelt in het hachelijkste uur,
ging hij voorwaarts in 't felst van den woedenden kamp,
in een nevel van stof en van aschgrauwen damp,
gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - de gapende wonde in de borst,
en de lippen ontkleurd door den brandenden dorst,
het nog drupplende bloed en het brekende oog,
't zendt alles het bitter verwijt naar omhoog:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - en straks, als met plechtigen tred
men hem wegdragen gaat van het eervolle bed,
ja, dan slaken zijn makkers een droevige klacht,
en bij de opene groeve daar fluist'ren ze zacht:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - en straks, als, door tranen verblind,
de moeder komt bidden op 't graf van haar kind,
en zij stil nog een zucht van vertwijfeling loost,
dan weerklink' in haar ooren de zalige troost:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - o krijgsman, uw streven is schoon,
gij verwerft u op aard' een onsterflijke kroon,
en in stilte blijft steeds ons de smeekbede bij,
dat, o God, ook bij ons eens de lijkrede zij:
Gevallen - zijn roeping vervuld.


Brief van Jhr Paul Auguste Alting von Geusau

Op 19 augustus 1894 schreef Alting von Geusau de volgende brief aan zijn moeder:

"Lombok, bivak Mataram, 19 Augustus 1894.

Beste Moeder, Ik schaam mij dat ik nu al zes weken op Lombok zit en nog eens niets van mij heb laten horen. Maar ik wil het goed maken en op dezen dag schrijven om te toonen dat ik aan U denk. Ik heb door het ongewone leven geen felicitatiebrief kunnen schrijven, maar dat doe ik nu en u moet maar denken dat ik telegrafeer. 't Is niet te verwonderen dat men hier langzamerhand versuft. Les jours se suivent et de ressemblent terwijl we hierheen waren gekomen vol vuur en vol ambitie in die mooie expeditie, op elf schepen van de Pakketvaartmaatschappij, terwijl we alle emoties (en ze zijn vele) van den soldaat hebben doorleeft die voor 't eerst de kogels zal horen piepen, na speech op speech te Magelang, te Willem I, te Semarang te Soerabaya … telegram van de Koningin voor het welslagen, brieven geschreven van meer betekenis, komen we voor Ampenan op de westkant van Lombok. 't Was een onvergetelijk mooi gezicht, ziet u, met die gemoedsstemming, die trosche vloot van elf stoomers en vier kolossale oorlogsschepen op de reede van een vijandelijk land. De proclamatie

van de koningin werd reeds voorgelezen, de drie muziekkorpsen speelden, hoerageroep, enz, enz. Dat was werkelijk een mooi moment in het leven al gevoelt men zich dan ook zoo klein bij die groote massa. De landing werd bepaald voor de volgenden dag. Men wist niet of die bemoeilijkt zou worden, er scheen nog in 't geheel niets bekend te zijn van de bedoelingen van den vijand. Toen, en ik verzeker u, dat ik daar alle emoties van het oorlogsveld had, de volgende morgen voor zonsopgang alles gereed gemaakt, ontbijten kon ik moeilijk. Aangetreden op het dek van de boot (ik was op de Jan Pieterszoon Koen) en daarna afgedaald in de sloepen met geweren en uitrusting en dat met z'n zessen gesleept door een barkasje, ik hoef u niet te zeggen dat dat een angstig idee was, op die wiegelende zee (de zee was gelukkig nogal kalm) met het idee straks krijgen we de volle laag van de kust. En dat is het ergste wat ons kan gebeuren als haringen in een ton opgepakt beschoten te worden. Een massa gewapende sloepen van de marine zouden aanvankelijk de landing dekken terwijl de kanonnen van de schepen nauwkeurig gericht waren op verschillende punten van de kust om dadelijk bij het eerste schot van de kust alles te vernielen. De Hotchkiss kanonnen in de mast van het pantserschip Sumatra zouden met hun snelvuur de rest doen. Zoo kwamen de barkassen nauwkeurig

in bataille en daar lagen we te wiegelen en ons lot af te wachten. Plotseling werd het sein voorwaarts gegeven en stortte zich om zoo te zeggen de heele massa op de kust, 't was een steeplechase, een overstrooming, geen schot werd gelosten we kwamen aan wal, waar terstond de bataillevorm werd aangenomen om op alle eventualiteiten te zijn voorbereid. Generaal van Heus, die de landing commandeerde ging als een echte waaghals dadelijk voor de troepen uit naar den vlaggestok, trok de vlas naar beneden, hetgeen met een donderend hoera! van de troepen werd begroet. In zulke momenten gevoelt men de hooge poezie van het soldatenleven, maar ook alleen in zulke momenten. We rukten op om een bivak te Ampenan te betrekken. Met de grootste voorzichtigheid ging het voorwaarts, alles was rustig, geen schot, de chineezen wandelden met joajongs de inlanders hurkten in verbazing in onze nabijheid, gewapend (zoals ze altijd zijn) met krissen van een halven meter lengte. Maar van vijandelijkheden geen spoor. Toen hebben wij daar evenwel, door de stomme keuze van bivak van den grooten Vetter een paar nachten gehad, die met geen pen zijn te beschrijven. We zaten daar geheel geisoleerd, konden niet achteruit en niet opzij en ook niet vooruit, onversterkt, en hoorden toen het bericht dat Anak agoeng madé, de radja die ingeleverd moest worden, van plan was

zich met zijn 500 laatste getrouwen (alles was hem afgevallen) dood te vechten en dat te zullen doen op de plaats waar wij stonden. Verbeeld u nu mijn gemoedstoestand toen (ik was op wacht voor het fronts, maar vlak tegenover een muur van een Balische kampong) midden in den nacht ± half vier, het uur waarop de inlander gaarne overvalt op eens alarm wordt geblazen. Ik kijk om en zie om zoo te zeggen Ampenan geheel in brand staan (zoo leek het mij). Nu zullen we 't hebben, dacht ik, en ik zette mij in postuur, ik dacht niet anders dan een oogenblik later in het pikdonker 500 kerels met krissen op ons af te zullen zien komen. Ik moet zeggen mijn Madureezen waren toen nogal moedig, en vreemd, ik die oogenblikken van zwakheid had gehad aan boord, ik was op dat oogenblik dat er een vreselijk gevaar dreigde, zoo kalm dat ik niet begreep of het gelatenheid, of moed of vertrouwen was. De bamboezen knapten zoo hevig dat het net was of er aan de andere kant geschoten werd. Zoo hebben we een uur in alarm gestaan, de brand nam af, en om vijf uur was alles afgeloopen. 't Was een gewoon brandje geweest, dat spoedig gebluscht was en dat in de oost-moesson natuurlijk dikwijls gebeurt. Den volgende nacht waren we gewaarschuwd dat er nu positieve berichten waren dat Madé nu den aanval zou wagen. En toen (de kolosale fout werd

gedaan) moesten we in het donker terugtrekken om het bivak te vernauwen. Ziet u, al kijkt zo'n generaal als de oneindig hooge Vetter, die geen subaltern officier aankijkt, ook nog zoo deftig en voornaam, toen heeft hij een fout gemaakt, de eenige die hij kon maken, en was er een vijand gekomen, dan hadden wij een catastrophe aan dienzelfden hoogen generaal te danken gehad. Natuurlijk wordt dit door ons allen door den mantel der discipline bedekt. Dat niemand van te voren gezien heeft wat ik terstond heb gezien, dat we in een open bivak stonden, waar een inlandsche vijand 's nachts tusschenin zit, voordat men het weet, dat is mij onbegrijpelijk van den staf die in grooten getale met de expeditie is meegegaan. 't Is waar dat de staf niets aan den opperbevelhebber durft op te merken, die weet alles alleen. U zult zeggen dat ik wat bitter ben tegen Vetter, maar ik ga nu ook al zes weken gebukt onder de druk die hij uitoefent. Wij, mannen van het zwaard, vol illusie opgerukt naar de velden van Lombok, bezield met het heiligste vuur om ons bloed te offeren en lauweren te vergaderen, wij krijgslieden vol strijdlust … wij doen hier in het bivak niets dan voortdurend heen en weer snellen om soep te proeven. En om deze hartverheffende bezigheid te beoefenen zit ik hier midden in een sawah in een stroohut, ver van vrouw en kind! dat is hard.

Enfin, de militaire stand is nu eenmaal zoo. Het klimaat van Lombok is heerlijk. Warmte zoals op Semarang en Batavia kennen we hier niet op klaarlichten dag zitten we in uniform een partijtje te maken. 't Loopt nu naar 12 uur en er is geen idee van hitte. Een lam ding is dat we misschien lang hier zullen moeten blijven. Nu zal ik misschien kunnen ruilen met een jongmensch van een ander bataljon, die graag hierblijft als dat lukt wil ik heel graag van het 7e reg, want de troupiergeest die men hier onder de officieren aantreft is in strijd met de hoogere begrippen van officieren die ik er op nahoud. En nu, beste moeder eindig ik dezen brief om binnen eenige dagen het vervolg te leveren. Misschien komen ze wel gelijk aan. Ik omhels u in gedachte als felicitatie. Ik heb in de courant gelezen dat de cholera in Maastricht is, ik hoop van harte dat het bij eenige sporadische gevallen mag blijven. Vele groeten aan Betje en de jongens, ik beloof u over een paar dagen nog een brief om mijn laatste luiheid weer goed te maken. Dag moeder, een hartelijke zoen van Uw liefste zoon Guus.

Vele groeten aan Gr. Mama

Mijn lief vrouwtje en mijn snoezig kindje, o 't is zoo'n mooi kind, moeder! maken het volgens de laatste berichten heel goed in ons huis te Magelang. Vic is zoo verkwistend geweest om een kinderwagen voor hem te koopen! Het arme vrouwtje verlangt ontzettend naar mijn terugkeer, ik trouwens niet minder. We kunnen mekaar niet meer missen, ziet u. Enfin 't zal wel in orde komen, zoo'n afscheid houdt de nieuwsgierigheid er een beetje in. Salut."

Afbeeldingen


Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  • 1894. Nederland - Lombok. Elsevier.
  • 1895. J.P. Schoemaker. Het verraad van Lombok. W.P. van Stockum & Zoon. Den Haag.
  • 1896. Wouter Cool. De Lombok-expeditie. G. Kolff & Co. Den Haag.
  • 1993. Nederland's Adelsboek 83 (1993), p. 124.
rel=nofollow