Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Eerste Atjehexpeditie
De Eerste expeditie naar Atjeh in mei 1873 was een strafexpeditie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger tegen Atjeh in 1873 en 1874 met als doel een nieuw traktaat te sluiten, als vervolg op het traktaat uit 1859 (gesloten door generaal van Swieten) teneinde zeeroof tegen te gaan.
De eerste expeditie naar Atjeh
Door het Verdrag van Sumatra werd Nederland verantwoordelijk gehouden voor de gevolgen van de toenemende zeeroverij aan de noordkust van Sumatra na de opening van het Suezkanaal. Regeringscommissaris Nieuwenhuijzen werd naar Atjeh gestuurd om te onderhandelen maar toen dit niet tot een gewenst tractaat leidde, verklaarde hij, na overleg met gouverneur-generaal Loudon, Atjeh de oorlog. Een blokkade van de kust had niet de gewenste uitwerking gehad. De regering stuurde nu een expeditie naar Atjeh, eerst onder leiding van Generaal Köhler en na diens dood van kolonel van Daalen. Op deze expeditie maakte men voor het eerst gebruik van de dan nieuw geïntroduceerde beaumontgeweren, maar de expeditie eindigde met een voortijdige terugkeer naar Java. Weliswaar was de Mesigit twee keer veroverd (na de tweede verovering sneuvelde Köhler) maar ook weer prijsgegeven. Er vond een stormaanval op de Kraton plaats, op 16 april, onder leiding van majoor Cavaljé maar die kon niet doorgezet worden doordat de overmacht van de Atjehnezen te groot was en er een groot aantal doden en gewonden vielen. Men was niet genoeg voorbereid geweest op deze bestorming en op die van de Mesigit, waardoor die in front moest plaatsvinden. Daarnaast was de hoeveelheid (zwaar) geschut (de artillerie) onvoldoende en kende men de vijand niet goed genoeg. De troepen moesten zich terugtrekken naar het strand en in overleg met regeringscommissaris Nieuwenhuijzen (die in contact stond met gouverneur-generaal Loudon) besloot men Atjeh geheel te verlaten en terug te keren naar Java.
Gevolgen van de expeditie
Men had volgens velen beter een versterkt punt kunnen behouden op de kust. Commandant van de marine (Koopman) kon echter geen zekerheid geven dat een geregelde verbinding tussen de wal en de rede tijdens de naderende kwade moesson mogelijk was, waardoor de aanvoer van nieuwe troepen onzeker werd. Na de terugkeer van de expeditionaire macht werd de schuld voor het mislukken van de expeditie gelegd bij de bevelhebbers. Er werd door gouverneur-generaal Loudon een enquête ingesteld waarbij ondergeschikten moesten oordelen over de handelingen van hun chefs. Deze enquête was dan ook zeer omstreden en een der geschilpunten in de "papieren oorlog" na de eerste Atjeh-oorlog (documenten en geschriften pro en contra de enquête gingen over en weer). De enquête kreeg nog een staartje toen, na de tweede expeditie naar Atjeh, de uiterst verdienstelijke kapitein en chef van de staf van de tweede brigade Van Daalen de hand weigerde te drukken van gouverneur-generaal Loudon. De reden daarvoor was onder meer dat Loudon de enquête had ingesteld waardoor de oom van Van Daalen, de opperbevelhebber van de eerste expeditie, kolonel van Daalen, als kwade genius achter het mislukken van deze expeditie gepresenteerd werd en gedurende de enquête de (dan al overleden) vroegere chef van Van Daalen, commandant van het Indische leger, Kroesen verweten werd, de Nederlands Indische regering onvoldoende geïnformeerd te hebben over de zorgwekkende toestand der bewapening van het leger. Loudon weigerde Van Daalen (de neef) vervolgens de Militaire Willems-Orde en zorgde ervoor dat Van Daalen met vervroegd pensioen werd gezonden. Het liefste had Loudon dit oneervol gedaan maar daarvoor waren de verdiensten van Van Daalen te groot geweest.
Koning Willem III stichtte op 12 mei 1874 een Atjeh-medaille 1873-1874. Bijzonder is dat de dragers van deze Atjeh-medaille ook een gesp met het opschrift "ATJEH 1873-1874" op het lint van het Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven mochten dragen. Er werden ook kruisen van de Militaire Willems-Orde en Medailles voor Moed en Trouw uitgereikt.
Zie ook de tweede Atjeh-expeditie voor het vervolg over dit onderwerp |
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|