Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Christian Jacobsen Drakenberg

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Christian Jacobsen Drakenberg, op naar verluidt de leeftijd van „139 jaar”.

Christian Jacobsen Drakenberg was een Scandinavische zeeman en honderdplusser. Hij zou geboren zijn op 18 november 1626 te Skee in Noorwegen en overleed op 9 oktober 1772 in Aarhus (Århus) (Denemarken). Indien zijn geboortedatum juist is, bereikte hij de leeftijd van 145 jaar en 326 dagen en overleefde hij zeven Deense koningen.

Leven

Drakenberg zou zijn geboren op 18 november 1626 in Skee in Båhuslen (Zweeds: Bohuslän), dat tot 1658 tot Noorwegen behoorde, dat toen door Denemarken werd beheerst. Skee ligt nu in de Zweedse gemeente Strömstad. Volgens zijn autobiografie was hij de zoon van de scheepskapitein Jacob Drakenberg en van Margrete Elisabeth Juul. Toen hij acht was, woonde hij in het huis van zijn oom, die kapitein was in Nederland. Als twaalf- of dertienjarige ging Christian Jacobsen mee de zee op. Hij werd een marineofficier en nam naar verluidt deel aan de oorlogen tegen Zweden onder de koningen Frederik III, Christian V en Frederik IV. Tussen de oorlogen was hij actief in de buitenlandse koopvaardij.

Tijdens een reis naar Spanje in 1694 zou hij door Algerijnse piraten gevangengenomen zijn, waarna hij vijftien jaar lang, van zijn 68 tot zijn 83 jaar, een slaaf was, aanvankelijk in Cyprus, tot hij als dienstknecht werd verkocht aan een rijke jood in Aleppo. In 1710 slaagde hij er samen met vijf andere slaven in om met een sloep naar Malta te ontsnappen. Van daar raakte hij naar Bordeaux. Hij kwam te weten dat Denemarken-Noorwegen in oorlog was met Zweden, en haastte zich naar het noorden om aan de oorlog deel te nemen.

In 1712 zou hij luitenant Peter Wessel, later bekend als Tordenskjold, niet hebben gegroet door de hoed af te nemen. Toen Wessel hem daarom met het zwaard uitdaagde, gooide Drakenberg het zwaard op het dak. Hiervoor werd hij kort gevangengezet in een van Wessels schepen. Korte tijd later werd Peter Wessel, Tordenskjold, een marineheld.

Pas omstreeks 1722 gaf Drakenberg het zeemans​​leven op. Hij verbleef nu in Kopenhagen en op landgoederen in Jutland, met inbegrip van Ørslevkloster, Allinggaard, Engelsholm, Bygholm en Aakjær. Omdat velen niet geloofden dat hij zo oud was, ondernam hij op de leeftijd van 102 jaar een voetreis naar zijn geboortedorp in Noorwegen / Zweden om er een kopie uit het parochieregister te halen. Hij kwam terug met een afschrift van de doopakte, waarop stond dat hij op 18 november 1626 werd geboren op de hoeve Blomsholm in Skee.

In 1735 verkreeg hij van koning Christian VI op het paleis Fredensborg een pensioen van 70 daalders per jaar voor de rest van zijn leven. Twee jaar later, op naar verluidt 111-jarige leeftijd, trouwde hij met Maren Michelsdatter Bagge, een zestigjarige kapiteinsweduwe. Enkele jaren later overleed zij. Toen hij 130 was, zou hij nog onder de weduwen en jonge meisjes een nieuwe bruid hebben gezocht, maar niemand ging nog in op zijn avances.

Tot op hoge leeftijd was hij betrokken bij vechtpartijen.

Rond 1760 verhuisde hij naar Aarhus en nam verblijf bij Karen Jensdatter op het adres Fiskergade 82. Daar overleed hij ook.

Zijn mummie was er tot 1840 te zien in de Laurids Ebbesen Kapel van de kathedraal van Aarhus. Toen koningin Caroline Amalie de kathedraal bezocht, stond zij erop dat hij werd begraven. Drakenberg werd daarom naar de crypte van de kerk verplaatst.

Bij de restauratiewerken aan de kathedraal van Aarhus in 1998 vond men overblijfselen terug waarvan men dacht dat deze van Drakenberg waren. Na onderzoek bleek het mannelijke skelet afkomstig te zijn van Laurid Ebbesen, maar was er geen spoor van Drakenbergs mummie.

Portretten van Drakenberg op de veronderstelde leeftijd van 111, 115 en 145 zijn of waren te vinden in het museum Bymuseet in Oslo, het Kunstmuseum van Kopenhagen (geschilderd door Carl Gustaf Pilo), en in het vermeende geboortehuis van Drakenberg, de boerderij Blomsholm.[1]

Twijfel

Een deel van de verhalen over zijn hoge leeftijd is ongetwijfeld legendarisch.[2]

Er zijn een aantal moeilijkheden in de beweringen over Christian Jacobsen Drakenbergs hoge leeftijd. Hij zou naar verluidt in 1626 zijn gedoopt door een priester met de naam Peter Johansen Wynsten, maar er zijn nog geen sporen gevonden dat de parochie ooit een priester met die naam had. Ook van Cornelius Nicolai, de priester die in 1732 een afschrift van het parochieregister zou hebben gemaakt, is geen spoor te vinden. De parochieregisters werden in Noorwegen pas juridisch verplicht in 1683. Volgens onderzoek woonden anderen in de hoeve Blomsholm.

Het klopt dat Drakenberg in 1735 een pensioen kreeg van de koning en dat hij twee jaar later trouwde.

Sommige historici stellen dat hij rond 1665–1670 zou zijn geboren en dus mogelijk ongeveer honderd jaar zou zijn geworden. Maar op het moment van zijn dood scheen niemand te betwijfelen dat hij bijna 146 jaar oud was, en deze leeftijd werd genoteerd in zowel het parochieregister als in documenten over de boedelverdeling.

Drakenberg was tijdens zijn leven al een beroemdheid. Zijn autobiografie uit 1774 werd herdrukt en vertaald in het Zweeds, Engels, Duits en Nederlands.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen

  (en) 170951, in: Encyclopædia Britannica, 2024. (vertaal via: Vertaal via Google translate)

  1. º Svensk uppslagsbok (Zweedse Encyclopedie), Malmö 1931
  2. º Dr. L. De Cock, Kan ik 120 jaar worden. Van elixir tot celtherapie, Leuven, Davidsfonds, 1997. ISBN 90-6152-979-4 p. 32
rel=nofollow
rel=nofollow