Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Hein Donner

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 15 jul 2024 om 07:46
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow
De Donnerpion is een unicum van de beroemde kunstenaar Max Ernst, door Hein buitgemaakt met zijn overwinning in het toernooi van Venetië 1967, waar hij eerste werd boven wereldkampioen Petrsosjan.

Johannes Hendrikus (Hein) Donner (Den Haag, 6 juli 1927Amsterdam, 27 november 1988) was een Nederlandse schrijver en schaakgrootmeester. Hij won in 1954, 1957 en 1958 het Nederlands schaakkampioenschap.

Leven

Johannes Hendrikus Donner was een zoon van Jan Donner, de Nederlandse minister van Justitie (uit de ARP, de Anti-Revolutionaire Partij), en Golida Wilhelmina van den Burg. Hij had een oudere broer, André Donner, die later een bekend rechtsgeleerde werd.

Hein Donner was afkomstig uit een streng gereformeerde familie en kwam pas in op veertienjarige leeftijd, in 1941, via een schoolvriendje in contact met het schaakspel. In 1945 ging hij rechten studeren aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Na het behalen van het kandidaatsexamen in 1949 besloot hij de brui te geven aan de rechtenstudie, en beroepsschaker te worden.

Donner is vooral bekend door zijn columns in o.a. De Tijd, Elseviers Weekblad, Schaakbulletin, Avenue en De Volkskrant. Een door Max Pam en Tim Krabbe gemaakte selectie van columns werd gepubliceerd in het boek De Koning(Zie boekfragment) ook wel de De dikke Donner genoemd. Volgens de samenstellers wordt er veel beledigd in het boek: „Men kan rustig stellen dat iemand die nooit door J. H. Donner beledigd is niets in het Nederlandse schaakleven te betekenen had.”[1]

De laatste jaren van zijn leven schreef Donner voor NRC Handelsblad. Een hersenbloeding die het hem zeer moeilijk maakte om te spreken en te typen dwong hem tot een zeer eigen, uiterst beknopte stijl. De stukjes zijn verzameld in vier bundeltjes, Na mijn dood geschreven, Geen patiënten, Slecht nieuws voor iedereen en Als schrijver moet je veel lijden. Voor het eerste werk ontving hij in 1987 de Henriette Roland Holst-prijs.[2] Donner was een bewonderaar en vriend van schrijver Harry Mulisch.[3]

In 1994 schreef schaker en journalist Alexander Münninghoff een biografie over Donner.(Zie boekfragment)

Boekfragmenten

Boekfragment De Koning (blz. 252)

Ik stond ergens in de stad op lijn 1 te wachten, toen er op de vluchtheuvel een man kwam aanwandelen die me vaag bekend voorkwam, maar die ik verder niet thuis kon brengen. Bij een snauwerige groet wist ik het ineens: het was ’Buurman’ van de pokertafel, met wie ik gisteren nog gespeeld had, en eergisteren en vorige week en vorig jaar en de vorige tien jaar. Ik zag hem voor het eerst bij daglicht. Aangezien ik hem bezwaarlijk ’stuk met drie boeren’ kon doorgeven, zei ik toen maar iets over het weer en er ontwikkelde zich zoiets als een gesprek. Tot mijn stomme verbazing bleek Buurman iemand met een bijzonder onaangenaam karakter, vol vuile taal en lasterlijke praatjes. Een man die in ieder opzicht alleen maar tot weerzin kon oproepen. Gelukkig kwam lijn 1 al na enkele minuten, waar hij opstapte en zodoende werd ik van zijn pijnlijke aanwezigheid verlost, maar de verbazing bleef. Jaren had ik dus doorgebracht met iemand, die ik absoluut niet bleek te kennen!

Fragment uit de biografie door Alexander Münninghoff (blz. 103-104)

Zijn werkgever?! … En dat voor iemand die niet lang daarvoor, tegen Constant Orbaan, op strenge toon had gezegd: „Voor loondienst bestaat geen enkel excuus, Constant. Onthoud dat!” … Maar erg lang kon of wilde Donner de burgerlijk discipline niet volhouden. Hij kwam te laat, werd eenmaal slapend, liggend op een bureau aangetroffen en begon te spijbelen. … Toen de laatste smoes verbruikt was schakelde Donner over op de brute force en kondigde ijskoud aan dat hij deze dag niet zou verschijnen. Op de vraag van IBM naar het waarom van deze beslissing zei hij: „Het is mooi weer, de zon schijnt.” En op de verbaasde reaktie dat dat toch geen reden was, kwam de afmaker: „Als iedereen er zo over zou denken zou de zon nooit meer schijnen.”

J. H. Donner. Schaakbulletin 40, februari 1971.
Opgenomen in De Koning, blz. 121.

Mooi klein ding, randpion ben je, niet meer dan één veldje mag je bestrijken. Je bent zo klein, bijna niets en je hebt de hele partij daar op je plaatsje gestaan, maar al die tijd was mijn hoop op jou gebouwd en al mijn angstig hunkeren was voor jou. Ik zag je wel, zoals je daar stond, kleine bengel. De mensen dachten natuurlijk dat het om de pion op d5 ging, hij trok hun aandacht, ja ze keken allemaal naar hem, maar jij en ik wisten het wel, het ging om jou, om jou en jou alleen.

Je hebt gewacht, stouterd, je hebt je niet opgedrongen, want je wist dat ik al die tijd alleen maar aan jou dacht en dat je niets hoefde te doen, want dat ik vanzelf wel bij je zou komen. Kleine randpion, je bent nu vrij. Ga je gang, op a8 wacht jou en mij de onuitsprekelijke heerlijkheid. Heb mijn dank, lief klein ding. Ik heb je lief,

je Koning

Zwart geeft het op.

Externe links

Wikiquote  Citaten van of over Hein Donner op Wikiquote

Verwijzingen

  • Alexander Münninghoff: Hein Donner 1927–1988, een biografische schets. Uitgeverij Scheffers, Utrecht 1994, ISBN 90-5546-008-7
rel=nofollow
rel=nofollow