Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Franz Schubert
Franz Peter Schubert (Wenen, 31 januari 1797 — Wenen, 19 november 1828) was een Oostenrijks componist.
Levensloop
Franz Schubert werd geboren in Himmelpfortgrund, een buitenwijk van Wenen, tegenwoordig Wien-Alsergrund, als zoon van een onderwijzer, die het met de zorg voor negentien kinderen uit twee huwelijken, niet breed had. Toen hij acht jaar was begon zijn vader hem vioollessen te geven en zond hij de kleine Franz voor zanglessen naar Michael Holzer. In de familiekroniek, die hij nog tot enige uren voor zijn dood had bijgehouden, schreef de vader van Schubert, dat Holzer hem meermalen met tranen in de ogen had verzekerd, dat hij nog nooit zo'n leerling had gehad:
„Wanneer ik hem iets nieuws wilde bijbrengen, wist hij het al.”
Michael Holzer
Franz zong zo mooi, dat hij werd aangenomen als 'Sängerknabe' bij de Weense hofkapel. Hier kreeg hij onder meer les in harmonie van Salieri, die daar hofkapelmeester was. Ook nadat hij inmiddels de baard in de keel had gekregen en het internaat verliet, waar hij overigens wel had mogen blijven, heeft Salieri Franz nog jarenlang kosteloos les gegeven. Om de militaire dienst te ontlopen, werd hij hulponderwijzer aan de school van zijn vader.
Nadat hij op 19 oktober 1814 zijn eerste meesterlijke lied 'Gretchen am Spinnrade' had geschreven, ontwikkelde zijn compositorische vermogen zich geheel in 1815, het vruchtbaarste jaar van zijn leven. Vier opera's, twee symfonieën, 144 liederen - waaronder 'Erlkönig' en 'Heidenröslein' -, twee Missen, een strijkkwartet en twee pianosonates, waren het resultaat.
In 1816 solliciteerde Schubert naar de betrekking van muziekleraar aan de normaalschool in Leibach. Hij wilde trouwen met zijn jeugdvriendin Therese Grob. Salieri schreef echter een koel getuigschrift, dat Schubert toevallig in handen kreeg. Daarop brak hij met Salieri en kwam er aan de lessen een einde. De sollicitatie liep overigens op niets uit, waarschijnlijk omdat hij geen les kon geven in het bespelen van alle blaasinstrumenten.
In de herfst van 1817 was de wettelijke termijn voorbij dat Schubert onder de wapenen geroepen kon worden. Dadelijk nam hij ontslag als hulponderwijzer. Hij moest nu in zijn onderhoud voorzien met het geven van muzieklessen. Zijn vrijheid resulteerde er in 1818 echter niet in de inspiratie in dezelfde mate gaande te houden als voorheen. In de zomer van dat jaar en in 1824 ging hij met de familie van graaf Johann Karl Esterhazy als pianoleraar mee naar hun landgoed in Hongarije. Aldaar genoot hij van de weinige zorgeloze maanden die zijn leven heeft gekend.
Eenmaal terug in Wenen woonde hij afwisselend bij vrienden. Hij componeerde dagelijks van 's morgens zes tot 's middags een uur, zonder een pauze in te lassen. 's Avonds trof hij zijn vrienden in het café. In 1820 werd voor het eerst een Singspiel van Schubert opgevoerd: 'Die Zwillingsbrüder'. Men riep enthousiast om de componist, maar Schubert weigerde te verschijnen omdat hij zo armoedig gekleed was.
Voor 1821 waren er slechts enkele liederen van Schubert gedrukt. In dat jaar zorgde zijn vriend Ignaz Sonnleithner dat er een uitgave gereed kwam van een serie van zeventien afleveringen met liederen van Schubert, tegen intekening. 'Erlkonig' verscheen als opus 1, zes jaar nadat het gecomponeerd was. De kritiek was weliswaar verdeeld, de opbrengst zorgde ervoor dat Schubert, ondanks zijn zuinige levenswijze, gemaakte schulden kon afbetalen.
Op een minder gelukkig ogenblik was Schubert zo onverstandig aan de uitgever die de administratie van de liederen verzorgde, alle eigendomsrechten voor 800 gulden te verkopen, terwijl de opbrengst in twee jaar tweeduizend gulden had bedragen. Schubert werd ernstig ziek (syfilis?) als gevolg van het feit dat hij, onder invloed van een van zijn vrienden genaamd Schober, en uit wanhoop over zijn tegenslagen, publieke vrouwen begon op te zoeken. Uit deze tijd stamt zijn 'Rosamunde' muziek en de liederencyclus 'Die schöne Müllerin'. Het grootste gedeelte hiervan werd in het ziekenhuis geschreven.
In 1824 huurde Schubert voor het eerst van zijn leven een eigen kamer, waardoor hij nog krapper in zijn financiën kwam te zitten. In 1825 werd hem een betrekking als tweede hoforganist aangeboden. Schubert sloeg het af met de mededeling: ' De staat moet mij onderhouden, zodat ik vrij en zorgeloos kan componeren'. Mogelijk zag hij als schuchter mens tegen het proefspelen op, want een jaar nadien solliciteerde hij - tevergeefs - naar een baan als tweede hofkapelmeester. Wel werd er nu geregeld werk van hem gedrukt, zij het tegen belachelijk lage honoraria.
In 1827 kwam de plaats vrij van kapelmeester aan het Kärtnertortheater. Wederom solliciteerde Schubert, maar door intriges mislukte het opnieuw. Het oordeel van Ludwig van Beethoven over Schuberts werk:' Waarlijk, in Schubert woont een goddelijke vonk', veranderde niet veel aan Schuberts geestelijke gesteldheid op dat moment. Na de begrafenis van Beethoven met vrienden te hebben bijgewoond, gingen hij en zijn gezelschap naar het café. Bij de eerste dronk zei hij: ' Op hem, die wij juist begraven hebben', bij de tweede:' Op hem, die de volgende zal zijn'. Uit de liederencyclus 'Die Winterreise' die rond deze tijd geschreven is, spreekt doodsverlangen.
De armoede die Schubert moest verduren werd steeds ondraaglijker. Wanneer hij zondags zijn ouders bezocht, bedelde hij bij zijn stiefmoeder om wat geld om te kunnen eten. Op 26 maart 1828 gaf Schubert op eigen risico een concert waar alleen werken van hem werden gespeeld. Het succes was groot. Van de opbrengst kocht Schubert een piano nadat hij zo'n instrument jarenlang had moeten huren. Ook betaalde hij weer schulden af.
Op 4 november 1828 ging Schubert naar Sechter om zich in te laten schrijven als leerling in streng contrapunt, al voelde hij zich ziek. Een week later bleek hij tyfus te hebben, waaraan hij na een zware doodstrijd op 31-jarige leeftijd overleed. Grillparzer, een bekend Oostenrijks dichter uit die tijd, stelde zijn grafschrift op:' De dood begroef hier een rijk bezit, doch nog schoner verwachtingen'.
Deutsch indeling
Volgens de chronologische ordening van al Schuberts werken door Otto Erich Deutsch schreef hij 988 stukken waaronder 8 symfonieën, 10 ouverturen en andere orkestwerken, 15 strijkkwartetten, 3 pianotrio's, 31 dansen voor piano, 7 missen, 46 werken voor mannenkoor, 567 liederen met pianobegeleiding, impromptus en moments musicaux voor piano solo, en 36 solo zangstukken.
Trivia
In Dresden (Duitsland) leefde van 1808 tot 1878 ook een componist en violist met de naam Franz Schubert. Deze schreef een vioolsolo, genaamd L'Abeille (Fr. de bij) waarvan veel mensen denken dat het door Franz Peter Schubert werd geschreven.
Composities
Zie Composities van Franz Schubert voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Zie ook: Muzikale handtekening
Bibliografie
- Peter Clive: Schubert and His World: A Biographical Dictionary, Clarendon press, 1997, 310 p., ISBN 9780198165828