Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johanna Brinkhuijsen

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 24 jun 2019 om 09:59 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Johanna_Brinkhuijsen&oldid=53994858 10 jun 2019 -e- MarijneK)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Johanna Brinkhuijsen

Inleiding

Johanna Brinkhuijsen werd in het jaar 1682 geboren in Amsterdam. Zij was de dochter van acteur Hermanus Brinkhuijsen (1650- 1695) en actrice Maria Petit (1661- na 1723). Johanna werd geboren in een heuse acteerfamilie want haar oom: Hermanus Benjamin en haar tante: Catharina Petit waren ook als acteurs verbonden aan de Amsterdamse Schouwburg. Johanna Brinkhuijsen was vanaf het jaar 1698 tot en met het jaar 1714 actief als actrice voor de Schouwburg. Met het geld dat zij verdiende met haar acteerwerk kon zij niet rondkomen, naast actrice was zij ook glasschilder. Overigens had het gros van de Amsterdamse acteurs en actrice nog een baan naast hun acteerwerk. Zo was de vader van Johanna naast acteur ook slotenmaker, en Johanna's andere oom; Jan Petit was naast acteur ook pruikenmaker.

Vrouwen op het toneel

In de Nederlandse literatuur bevindt het onderzoek naar vrouwen op het toneel in de Gouden Eeuw nog in de begin fase. Er is nog weinig bekend over het leven van bekende vrouwelijke actrices. Vrouwen op het toneel was ook al sinds de Klassieken een omstreden onderwerp. Actrices stonden laag in stand en werden vaak in verband gebracht met de prostitutie. Dit beeld begon te veranderen met de komst van de Renaissance maar actrices bleven een minderheid. Vrouwen mochten in de Republiek pas vanaf 1655 ten tonele verschijnen. De Schouwburg van Van Campen werd geopend in 1637. Voor een kleine twintig jaar vertolkten mannen de rol van vrouwen. Vrouwen op toneel zorgden voor veel ophef, zeker binnen de kerk. Hun argumenten waren dat het zeer gevaarlijk was voor de zedelijkheid van een vrouw dat zij zich kon inleven in andermans hartstochten. Daarnaast kon het zo zijn dat een vrouw de rol van een man moest vertolken. Dat kon betekenen dat zij zich in het echte leven ook anders kon voordoen dan ze werkelijk was. Gedurende de zestiende eeuw werd het aanbeeld van een vrouw op toneel, door het succes van de rederijkerskamers, gewoner. Het slechte, onzedelijke imago bleef echter aan haar kleven. Met de komst van Nil Volentibus Arduum in 1677, werd de zedelijkheid van de acteurs en met name actrices herzien. Zij stelden dat iedereen die verbonden was aan de Schouwburg een onbevlekt verleden moest hebben. [1]

De familie Brinkhuijsen -Petit

Johanna was het oudste kind van Hermanus en Maria, zij werd op 28 augustus 1682 gedoopt in de Westerkerk. Hermanus en Maria kregen nog 7 dochters en 5 zoons, waarvan drie vroeg overleden. Ondanks de grote betrokkenheid bij de Schouwburg was Johanna de enige, waarvan bekend is, die haar ouders opvolgde in de theaterwereld. Herman en Maria Brinkhuijsen waren samen met Catherina Petit, en Hermanus Benjamin de meest gevierde acteurs van de late zeventiende, en begin achttiende eeuw. De twee zussen stonden ook wel bekend als 'de Petieten'. [2]Herman en Maria ontvingen als echtpaar een speelloon van 11 gulden. Zus Catherina en haar man Hermanus Benjamin ontvingen samen een speelloon van 10 gulden. [3] In het jaar 1684 kampten de regenten van de Schouwburg met een pachttekort. Zij stuurden hierover bericht naar de Godshuizen: het Burgersweeshuis en het Oudemannenhuis, waar zij een deel van de opbrengst aan dienden af te staan. In dit bericht wezen zij op bepaalde tegenwerkingen die zij ervoeren. Zij doelden hiermee op het wegkopen van vijf van hun beste acteurs, waaronder de familie Brinkhuijsen -Petit. Zij waren door een gepasseerd Schouwburghoofd elk voor een bedrag van 300 gulden weggekocht. In het bericht naar de Godshuizen schreven de regenten dat het verdwijnen van deze cruciale spelers de tekorten in de kas verklaarden. Het bezoekersaantal was door hun vertrek sterk afgenomen. De Schouwburg kochten vervolgens de spelers weer terug. En het jaar daarop waren de vijf spelers weer te zien op het toneel van de Schouwburg. [4] Maria Petit en Hermanus Benjamin waren vanaf het jaar 1701 ook verantwoordelijk als directie an de acteurs in de Schouwburg. Johanna Brinkhuijsen heeft nooit dezelfde roem gekend als de rest van haar familie. In de 16 jaar dat zij actief was als actrice speelde zij slechts 19 keer. Haar speelloon varieerde tussen de 1 en 3 gulden per speelavond. Er valt niets te zeggen over de verschillende rollen die zij vertolkte. De rolverdelingen van de Schouwburg zijn voor de jaren waarin zij actief was niet bewaard gebleven. Wel weten we welke stukken er gespeeld werden op de avonden dat zij speelde. Deze zijn echter zo verschillend dat er niet gesteld kan worden dat zij altijd dezelfde rollen vertolkten. Waarschijnlijk diende Johanna Brinkhuijsen als vaste invalkracht voor de Schouwburg. Dit zou kunnen duiden dat zij een heel gevarieerd actrices was, die zich kon inleven in elke rol die haar gegeven werd.

Het schandaal 1708-1709

Johanna Brinkhuijsen bleef haar gehele leven ongehuwd. Dat ging tegen de reglementen van de Schouwburg in. Alle actrices die in het archief van de Schouwbrug te vinden zijn, zijn gehuwd en hun man is vaak zelf ook verbonden aan de Schouwburg. Alleenstaande vrouwen op toneel kwam eigenlijk alleen voor wanneer de vrouw weduwe geworden was. In het archief is dit terug te vinden als er 'wed.' achter de naam van de actrice verschijnt. Zo werd het speelrecht van de vrouw door de Schouwburg gerechtvaardigd. Johanna Brinkhuijsen is een apart geval, wellicht vanwege haar succesvolle familie werd voor haar een uitzondering gemaakt. Daarnaast hechtte het bestuur van de Schouwburg veel belang aan het enkel aannemen van zedige acteurs, actrices, muzikanten etc. Spelers die zo min mogelijk in opspraak zijn geraakt. [5] Ook hier voldoet Johanna niet aan de gestelde eisen.

Op 11 januari 1708 roept ene Cornelis Boekelman Eldert Ossenhuis, de tweede man van Maria Petit, op om bij de notaris te getuigen tegen het 'ergelijke leven' van Johanna. Maria was enkele maanden daarvoor al gescheiden van Eldert nadat beschuldigingen van diefstal hadden geleid tot hevige ruzies en huiselijk geweld. 'Spreekt je nog een woort soo sny ik jou d'r keel af' waren de woorden die Eldert Ossenhuis had gesproken tegen Maria Petit. Dat was genoeg voor Maria om van hem te scheiden en hem volledig uit haar testament te schrappen. [6] Deze recente gebeurtenis zou een verklaring kunnen zijn voor de gewillige getuigenis die Eldert aflegde. Niet alleen Eldert, maar ook haar oom Jan Petit en diens vrouw Dorethe Petit getuigden tegen Johanna. Het schandaal betrof de vermeende verhouding tussen Johanna en een Portugese jood Benjamin Labrote. De verhouding begon al anderhalf jaar eerder in 1706 en zou tot op de dag van de getuigenis nog steeds gaande zijn. Cornelis Boekelman zou de twee meerdere malen samen hebben gezien. Meerdere malen zouden zij samen een huis binnen gegaan zijn waar ze de volgende dag pas in de vroege ochtenduren weer vertrokken zouden zijn. Eldert Ossenhuis en oom en tante Petit beamen deze geruchten. Het feit dat Benjamin Lambrote een jood was schetst de ernst van deze zaak. Relaties tussen joden en christenen waren toentertijd verboden. De geruchten gaan door, de tante Dorethe tast de eer van Johanna nog meer aan. Zij stelt in een verklaring van 30 oktober 1708 dat Johanna zich prostitueerde. Dorethe zou van Johanna zelf gehoord hebben dat Johanna een gouden ring met diamanten van Benjamin Lambrote gekregen zou hebben. Het ontvangen van de sieraden zou in deze kwestie de betaling zijn van Johanna. [7] Prostitutie was niet alleen verboden maar ook nog eens zeer oneervol. De zeventiende-eeuwse maatschappij was gebaseerd op een eercultuur. Het zijn van een oneervol persoon bracht veel moeilijkheden met zich mee. Zo was de kans dat jij jouw baan verloor aanzienlijk, daarnaast werd jou alle hulp van de liefdadigheidsinstanties ontzegt.[8] Een beschuldiging van prostitutie was al genoeg voor Johanna om haar baan als glasschilder en haar aanstelling bij de Schouwburg te verliezen. Het was voor haar dan ook zaak dat ze de beschuldigingen zo snel mogelijk tegensprak.

Op 22 maart 1708 kwam ze met haar eerste twee getuigen. Zij waren buren geweest en zij gaven ander inzicht op de vermeende nachtelijke uitstapjes van Johanna en Benjamin Lambrote. Later dat jaar kwam haar tante ook terug op haar getuigenis tegen Johanna. Zij bekende de getuigenis afgelegd te hebben tegen betaling van Cornelis Boekelman. Zij stelde dat zij het daarnaast 'uyt haat en nijt gedaan' te hebben.[9] De laatste getuigenis vindt een jaar later plaats op 30 september. Hier verklaarden twee vrouwen degene te zijn geweest die een eerdere getuige, de dienstmeid van Dorethe petit, hadden omgekocht. Ze zouden haar gevraagd hebben wat voor slechts ze wisten te vertellen over Johanna, en of ze bereid waren haar voor de notaris voor hoer uit te maken. Door deze getuigenis bleek dat de geruchten rondom Johanna binnen de prostitutie gelogen waren.[10] Zo waren haar naam en eer gered. Waarom haar tante uit haat en nijd tegen haar getuigde is onduidelijk. Het is ook niet bekend wat de intenties van Cornelis Boekelman waren. De relatie tussen Johanna Brinkhuijsen en Benjamin Lambrote is nooit ontkracht. In de Notariële akten wordt het na 30 september 1709 stil rondom Johanna Brinkhuijsen. In het archief van de Schouwburg is nergens terug te vinden dat dit schandaal invloed heeft gehad op haar acteercarrière. Ze blijft in het jaar 1708 actief als actrice en speelt nog enkele malen. Pas vanaf 1715 verdwijnt de naam Johanna Brinkhuijsen uit het archief van het Burgerweeshuis. Enkele jaren later sterft Johanna Brinkhuijsen in 1717, op 35 jarige leeftijd. Zij wordt begraven naast haar vader Hermanus Brinkhuijsen op het Karthuizerkerkhof in Amsterdam. [11]

Vragen rondom Johanna Brinkhuijsen

Er zijn nog veel vragen over het leven van Johanna Brinkhuijsen. Buiten de enkele getuigenissen binnen het Notarieel archief, haar loopbaan als actrice in het archief van de Schouwburg en haar doop -en begraafregister, is er niets te vinden over haar leven. In het Ondertrouwregister in het Amsterdamse archief komt de naam Johanna Brinkhuijsen één keer voor. Op de dag dat de actrice gestorven zou zijn, gaat haar naamgenoot in ondertrouw met ene Jan Husselink. De twijfel was of er een fout was gemaakt en zij toch getrouwd is geweest in haar leven. Dit is toch ontkracht, omdat buiten haar naam de overige gegevens niet overeenkomen. Zo verschillen de leeftijden van de twee vrouwen, de geboorteplaats en de huidige woonplaats. Daarnaast is het ondertrouwregister van de naamgenoot enkel ondertekend met een 'X'. Dat betekent dat deze vrouw niet kon schrijven. Er is geen direct bewijs dat Johanna Brinkhuijsen kon schrijven. Er is wel bewijs dat haar vader en moeder konden schrijven, zij ondertekende allebei hun ondertrouwakte met hun eigen naam. Ook kon Johanna's broer Carel Harmen schrijven, wat ook blijkt uit zijn ondertrouwakte. Johanna stierf op vrij jonge leeftijd. Een testament van haar hand is ook nog niet gevonden. Het feit dat Johanna Brinkhuijsen ongetrouwd en kinderloos is gebleven, betekent dat haar boedel nagelaten zou worden aan de stad Amsterdam. Dit zou betekenen dat zij te vinden zou moeten zijn in het archief van de collaterale successie. Ook in dit archief is niets vinden over Johanna en haar nalatenschap. Misschien dat er een grens was, en dat de boedels van mensen vrijwel zonder enig bezit niet werden opgenomen in de collaterale successie. Hier is nog geen antwoord op gevonden. Johanna werd begraven op het Karthuizerkerkhof, naast haar vader. Er is gekeken of het Karthuizerkerkhof alleen bedoeld was voor minder bedeelde mensen. De literatuur laat hier niets over los. Het enige wat een verklaring zou kunnen bieden waarom zij daar begraven is, is dat de grond toebehoorde aan het Burgersweeshuis. [12] Het Godshuis waar Johanna door haar verbondenheid met de Schouwburg ook indirect aan verbonden was. De laatste hoop was gevestigd op het archief van het Burgerweeshuis. Het kwam namelijk ook voor dat zij boedels overnamen van de mensen die voor hen gewerkt hadden. Hierin is ook gezocht naar Johanna maar ze blijft onvindbaar.

  1. º Ellen Gabrwoski, J.F.M. Sterck ‘revisited’: een galante actrice in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 25,(Amsterdam 2002), 132-134.
  2. º J.A. Worp De geschiedenis van den Amsterdamse Schouwburg 1496-1772,(Amsterdam 1920), 159.
  3. º J.A. Worp De geschiedenis van den Amsterdamse Schouwburg 1496-1772,(Amsterdam 1920), 159.
  4. º Rudlof Ruysch, 'Om de armen een dienst te doen. De Amsterdamse Schouwburg en de Godshuizen gedurende het laatste kwart van de zevntiende eeuw, in: Tijdschrift Holland, (September 1991), 255.
  5. º SAA, Archief van het Burgerweeshuis: oud archief, toegangsnummer: 367.A, inventarisnummer: 5, 143.
  6. º SAA, Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam, toegangsnummer: 5075, inventarisnummer: 7826A, Pieter Blom, 18 december 1708.
  7. º SAA, Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam, toegangsnummer: 5075, inventarisnummer: 7826A, Pieter Blom 30 oktober 1708.
  8. º Peter te Boekhorst, Peter Burke en Willem Frijhoff ed., Cultuur en maatschappij in Nederland 1500-1850, (Heerlen 1992), 179 -181
  9. º SAA, Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam, toegangsnummer: 5075, inventarisnummer: 7826A, Pieter Blom, 3 april 1708.
  10. º SAA, Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam, toegangsnummer: 5075, inventarisnummer:7837A, Gerard Burghout 30 september 1709.
  11. º SAA, Archief van de Burgelijke stand, toegangsnummer: 5001, inventarisnummer:1172
  12. º R. Meischke, Amsterdam Burgersweeshuis,(1975), 112