Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Jan Spaander
Dr. Jan Spaander (roepnaam Jip) (6 december 1914, Oostwoud - 20 mei 1988 Amsterdam) (woonplaats Bilthoven) was in zijn laatste functie Directeur Generaal van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid.
Biografie
Opleiding
Rijks HBS Hoorn (1931) ; Medicijnen UvA (1938) ; Promotie ( 1942 “Over het Bewaren van Bloed”) ; Doctor Honoris Causa\Eredoctoraat in de Geneeskunde voor zijn grote verdienste op het gebied van de Volksgezondheid (1980)
Loopbaan en functies
Loopbaan: arts-assistent Binnengasthuis (1939-1943) ; Directeur Centraal laboratorium van de bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis (1943-1950) ; Algemeen Directeur van het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid RIV (1950-1979). In 1984 ontstond door samenvoeging van het RIV, het Rijksinstituut voor Drinkwater-voorziening (RID) en de Stichting Verwijdering Afvalstoffen, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Gedurende zijn loopbaan in het RIVM heeft Jan Spaander zijn bijdragen geleverd aan o.m. de volgende internationale en nationale commissies:
Wereldgezondheidsorganisatie Consultancies:
- WHO Expert Panel on Public Health Laboratories
- WHO Advisory Group on the Collaboration of Public Health of Public Health Laboratories in Europe
- WHO/IAEA/FAO Expert Committee on Irradiated Food
- WHO Standardization of diagnostic methods and materials
- WHO Health Related monitoring of environment
- WHO Expert Panel on Biological Standardization
- WHO Conference on Research and Development of Biologicals
International Governmental Bodies: Voorzitter van:
- Intern. Comitte for Standardization in Haematology
- Committee Radioactivity of the International Committee for the Protection of the Rhine aganist Pollution
- Scientific and Technical Committee for the Research of Man-made mineral fibers
Voorzitter en lid van:
- Landelijke Stuurgroep Onderzoek Milieuhygiëne
- Milieu Effect Rapportage (MER)
- Commissie Planning Milieuhygiënisch Onderzoek van TNO
- Coördinatie Commissie Kwaliteitsbeheersing Laboratoriumonderzoek
- Commissie Algemeen Besluit van de Advies Commissie Warenwet
Levenswerk
Periode 1939-1943
In 1938 werd Prof. Borst was aangesteld als hoogleraar interne geneeskunde aan de Medische Faculteit van de Gemeente Universiteit van Amsterdam. Jan Spaander werd begin 1939 door Prof. J.G.G. Borst aangenomen als arts-assistent interne geneeskunde. In september 1939, direct na het uitbreken van WO II werd Jan Spaander gemobiliseerd als geneeskundig reserveofficier van gezondheid van het Nederlandse leger. In deze periode van mobilisatie besloot het Hoofdbestuur van het Nederlandse Rode kruis, in samenwerking met de hoofdinspecteurs van de militaire geneeskundige dienst en van de volksgezondheid, de bestaande vredes-donordiensten van het Rode Kruis te bundelen. De bedoeling was om zo tot een landelijke dienst te komen, die - zowel in oorlogs- als in vredestijd - over een groot aantal vrijwillige donors (streefgetal 100.000) zou kunnen beschikken. [1] Er werd een Centrale Bloedtransfusie Commissie ingesteld met een eigen budget en operationele bevoegdheden. Het bestuur van deze commissie richtte twee civiel/militaire conserveerinrichtingen in: een in Amsterdam in het Binnengasthuis onder leiding van Prof. Dr. J.G.G. Borst (Conserveerinrichting-Noord) en de ander in Rotterdam (Conserveerinrichting-Zuid). Deze conserveerinrichtingen zouden bij oorlogshandelingen in Nederland grote hoeveelheden geconserveerd bloed kunnen bereiden en leveren aan de militaire en burgerlijke geneeskundige diensten. [2] Besloten werd dat de Conserveerinrichtingen zouden werken met de door Prof. Borst ontwikkelde apparatuur. [3]. Als een van de zes conserveerinrichtingen in Amsterdam werd het Binnengasthuis aangemerkt, onder leiding van A. de Vries en de reserveofficier van gezondheid J. Spaander. De Conserveerinrichting-Zuid in Rotterdam werd door het bombardement op Rotterdam uitgeschakeld, gelukkig zonder persoonlijke verliezen. De Conserveerinrichting-Noord kwam tijdens de oorlogsdagen volop in actie. Zij leek prima in staat om te voorzien in de binnenlandse aanvragen.
Ten gevolge van de capitulatie moest het militaire materieel worden afgestaan aan de Duisters. Het Rode Kruis en de Conserveerinrichting vielen daar niet onder. Het Hoofdbestuur van het Rode Kruis besloot om de aanwezige voorraad steriele Borstampullen in bruikleen te geven aan de Nederlandse ziekenhuizen. Prof. Borst en J. Spaander waren van mening dat het voor de instandhouding van het inmiddels opgebouwde landelijk militair/civiele transfusiedienst noodzakelijk was om deze Borst ampullen na gebruik te laten retourneren naar het Binnengasthuis. Zo konden deze ampullen na gebruik geprepareerd en gesteriliseerd worden voor hergebruik. [4]
Jan Spaander zette onder leiding van prof. Borst zijn onderzoek naar het proces van bewaren en van de houdbaarheidsduur van geconserveerd bloed in het Binnengasthuis voort. [5] Dit leidde uiteindelijk tot zijn wetenschappelijke promotie in 1942 [6] In datzelfde jaar werd Prof. Borst uit zijn kliniek verdreven en door de Duisters in het concentratiekamp Amersfoort geplaatst. De leiding ging over in handen van een medische SS-officier. Dit was reden voor Jan Spaander om te vertrekken uit de interne kliniek en met de hulp van de directie van het Binnengasthuis het laboratorium over te plaatsen naar een wat onopvallender hoek van het Binnengasthuis.
1943-1950
Vanaf 1 januari 1943 werd er over dit laboratorium gesproken als het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB) en werd Jan Spaander als directeur aangesteld door het Nederlandse Rode Kruis. Het CLB werd van zijn oprichting af – zij het onder bescherming van het Rode Kruis teken – een autonome van het Hoofdbestuur onafhankelijke instelling met eigen bronnen van inkomsten. Het CLB kreeg praktische bijstand van de betrouwbare leden van de afdeling Amsterdam van het Rode Kruis. Met alle steun die in de latere bezettingsjaren werd gegeven lukte het een goed functionerende vriesdroogconserverings-installatie te bouwen. Deze installatie zorgde voor de aanmaak van een niet onaanzienlijke hoeveelheid gedroogd plasma die gebruikt kon worden voor het normale ziekenhuisgebruik van bloedtransfusies en plasmatransfusies. [7] Het distributiesysteem van het Centraal Laboratorium was er op gericht om de voorraden zo beperkt mogelijk te houden en deze in de ziekenhuizen zo groot mogelijk te houden. Op die manier zou het mogelijk zijn bij calamiteiten, zware bombardementen en verwachte bevrijdingsoperaties, in alle rayons zo effectief mogelijke hulp te kunnen verlenen aan de getroffenen. Gedurende de slag om Arnhem werden bij Apeldoorn ook de Engelse gewonden door de Bloedtransfusiedienst van bloed en bloedplasma voorzien met medewerking van de door de linies getrokken medewerkers van het CLB [8] Na de bevrijding in werd de primitieve behuizing van het CLB belangeloos door het personeel van de Amstel-brouwerij in hun vrije tijd gerestaureerd en kon in 1949 dit vernieuwde CLB onder grote internationale belangstelling geopend worden. Dankzij de internationale militaire contacten van Jan Spaander en zijn specialistische kennis van menselijk bloed was hij in 1946 al op de hoogte van de klinische effecten van hoge dosering van ioniserende straling ten gevolge van de atoombommen op de Japanse steden Nagasaki en Hiroshima. Na 1950 ontplooide het CBL zich verder onder leiding van Prof. J.J. van Loghem.
1950-1979
Van 1950 tot zijn pensionering in december 1979 was Doctor Jan Spaander eerst Algemeen Directeur en sinds 1966 Directeur Generaal van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Het RIV, dat in 1950 ongeveer 200 personeelsleden telde, huisde in die tijd in het Sterrenbos te Utrecht. Dit RIV was – volgens veel volksgezondheidsautoriteiten - bij lange na niet geworden wat het vanaf haar oprichting in 1910 had moeten zijn, namelijk: “een instituut om het Hygiënisch Staatstoezicht wetenschappelijk te doorstrálen”.[9]
Spaander kon binnen twee jaar na aanvang van zijn functie een groots nieuwbouwproject starten in Bilthoven dankzij een bijdrage van de Marshallplan-hulpgelden na WO II. Het huidige instituut in Bilthoven[10]
- met de doorgroei in de periode die op zijn pensionering volgde - getuigt van zijn vooruitziende blik. Het RIV beschikte vanouds over artsen en dierenartsen. Spaander breidde dit uit met andere discipline-beoefenaren, zoals onder meer chemici, biologen, farmaceuten, natuurkundigen, technici, en wiskundigen. Schone lucht, bodem en water werden toegevoegd aan de uitdagingen van het gezondheidsbeleid. Naast het herkennen, opsporen, bestrijden en voorkomen van ziekteverwekkers (pokken, geslachtsziekten enz.), van fysische (bijvoorbeeld radioactieve stoffen [11]), chemische bronnen van verontreiniging, en van geluidshinder werd ook psychohygiëne en op passende wijze in het gezondheidsbeleid geïntegreerd. Bij zijn pensionering waren er meer dan 1000 medewerkers actief in de zes sectoren van het instituut: microbiologie], milieuhygiëne, farmacologie, immunologie, epidemiologie en toxicologie/levensmiddelen. In het laboratorium voor Toxicologie werd binnen 48-uur het endosulfan ontdekt als oorzaak van grootschalige vissterfte op 23 juni [[1969] in de Rijn. Een primeur waarmee internationaal aanzien werd verworven en grond voor intensieve samenwerking met Duitsland.[12] Aan het eind van zijn loopbaan heeft Spaander kunnen bijdragen aan de milieueffectrapportage(MER). De volledigheid en kwaliteit van een aantal proefrapporten werd getoetst door een commissie van onafhankelijke deskundigen onder leiding en daarom vernoemd naar Dr.J.Spaander. De bevindingen werden gebundeld in een rapport dat in april 1979 aan de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne kon worden gepresenteerd en daarmee een voorname rol heeft kunnen spelen bij de voorbereiding van het wetsontwerp. [13]
Spaander werd meerdere malen onderscheiden voor zijn werk. Zo was hij Officier in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden, Ridder in de Orde van Nederlandse Leeuw, Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau, Grootofficier in de Orde van Leopold II, Commandeur in de Kroonorde van België, Bundes Verdienst Kreuz van de Duitse Bundesrepubliek en Drager van het Kruis van Verdiensten van het Nederlandse Rode Kruis.
==Externe links==
Bronnen, noten en/of referenties
|