Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Epafroditus
Epafroditus was een christen uit de eerste eeuw, die in de brief van Paulus aan de Filippenzen vermeld wordt. De eerste keer dat Paulus het over Epafroditus heeft is in hoofdstuk 2 vanaf vers 25 (2:25). Paulus schreef dat hij het nodig vond om Epafroditus naar de gemeente in Filippi toe te sturen, als medearbeider en medestrijder. Hij doet dat omdat Epafroditus heel erg naar de gemeente verlangde en de gemeente in angst was, omdat zij gehoord hadden dat Epafroditus ziek geworden was.
Zijn naam
De naam Epafroditus wordt verklaard als „lieflijk”, „charmant”, „knap” en komt overeen met de Latijnse naam Venustus. Deze namen kwamen vaak voor in inscripties uit de Romeinse periode, evenals de verkorte vorm Epafras.[1]
Etymologisch is de naam afgeleid van Afrodite.[2] Afrodite, bij de Romeinen bekend als Venus, was de Griekse godin van de zinnelijke liefde. De betekenis van Epafroditus betekent: ’toegewijd aan Afrodite’. Men zou van deze naam kunnen afleiden dat zijn ouders geen christenen waren, toen zij hem zijn naam gaven, en hij een bekeerling was. Misschien dat hij geluisterd heeft naar een van Paulus’ preken, toen hij in de stad Filippi was en daar voor de eerste keer het evangelie predikte.[3] Of misschien hoorde hij er pas later over via andere christenen. In ieder geval noemt Paulus hem „mijn broeder, medearbeider en medestrijder” (Filippenzen 2:25)
Paulus in de gevangenis
De christenen uit Filippi hadden Paulus reeds bij vroegere gelegenheden hulp gestuurd. Toen zij nu hoorden dat Paulus in Rome in de gevangenis zat (Handelingen 27 en 28), stuurden zij Epafroditus naar hem toe om hem wat dingen (waaronder geld) te brengen die zij hem wilden schenken en om Paulus te helpen (Filippenzen 2:25-29; 4:18). Paulus was blij met de gevoelens van medeleven die hij ondervond van zijn geloofsgenoten, (4:10-19), en met het positieve verslag dat Epafroditus kon uitbrengen over de christenen in Filippi.
Misschien was Epafroditus al een metgezel en medewerker van Paulus toen deze in Filippi predikte (2:25). In elk geval was hij een medewerker van Paulus in Rome (2:30). Epafroditus werd echter ernstig ziek, zelfs de dood nabij (2:27,30). Misschien is hij wel ziek geworden door marteling.[4]
Het was de bedoeling dat Epafroditus Paulus zou bijstaan in zijn gevangenschap, maar nu hij ziek was, kon Epafroditus Paulus niet helpen. De christenen te Filippi kwamen te weten dat Epafroditus ziek geworden was, en Epafroditus maakte zich zorgen daarover (Handelingen 27). Mogelijk had hij door zijn verantwoordelijkheidsgevoel tegenover hen het gevoel dat hij gefaald had en was ongerust dat men het hem kwalijk zou nemen dat hij Paulus niet had kunnen bijstaan zoals gehoopt.[5][6] Zodra Epafroditus beter was, stuurde Paulus hem terug naar Filippi (Filippenzen 2:26-28), en maakte van de gelegenheid gebruik om hem een brief mee te geven voor de christelijke gemeente daar.
Bronnen en weblinks
(en) Epistle to the Philippians, in: Catholic Encyclopedia, New York, Robert Appleton Company, 1907-1912. (vertaal via: )
(en) Epaphroditus, in: ISBE, J. Orr, ed., Chicago, Howard-Severance Company, 1915. (vertaal via: )
Verwijzingen
- º J. B. Lightfoot, Saint Paul’s Epistle to the Philippians, p. 123
- º Thayer’s Dictionary of New Testament words.
- º Malcolm Dunxan, Risk Takers: The life God intends for you, Monarch Books, 2013.
- º Joseph A. Marchal, The People beside Paul: The Philippian Assembly and History from Below, p. 256. SBL Press, 2015.
- º P. L. de Jong, Doorgeven: bijbels dagboek, p. 129, Boekencentrum, 2012
- º Richard R. Melick, Philippians, Colossians, Philemon, in: The New American Commentary, B&H Publishing Group, 1991, p. 120.