Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Tabard Inn

Uit Wikisage
Versie door Lin (overleg | bijdragen) op 31 aug 2011 om 11:30 (+ /In literatuur en muziek)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De Tabard Inn in het midden van de 19e eeuw, gravure uit die tijd.

De Tabard Inn, of Tabard, in de Londense stadswijk Southwark ten zuiden van de Theems, was de herberg die door Geoffrey Chaucer onsterfelijk werd gemaakt in de General Prologue van zijn meesterwerk The Canterbury Tales. Het was namelijk de herberg waar de pelgrims bij elkaar kwamen en waar ze besloten om samen op bedevaart te vertrekken naar het graf van de heilige martelaar Thomas Becket in Canterbury.

Als de middeleeuwse mens vanaf London Bridge naar de zuidelijke oever van de Theems ging, dan keek hij uit op High Street, tegenwoordig Borough High Street, een brede weg die al in de oudheid werd gebruikt door Romeinen, Saksen en Normandiërs. Reizigers die in de middeleeuwen laat in de dag bij een grote stad zoals Londen aankwamen, moesten buiten de stadspoort overnachten. Om hen onderdak te verlenen werden er aan beide zijden van High Street een aantal fraaie herbergen gebouwd. Ze waren goed herkenbaar aan hun uithangborden met namen zoals de Spurr, Christopher, Bull, Queenes Head, Tabarde, George, Hart, Kinges Head, en andere. Van al die herbergen was de Tabard de oudste.[1] Waarschijnlijk stond er op het uithangbord een afbeelding van een kledingstuk met een vierkante hals en open zijkanten, dat door ridders werd gedragen over hun wapenrusting. Daarop was meestal het wapenschild van de ridder of zijn heer geborduurd.

In Chaucers tijd was de Tabard ongetwijfeld een bekend toevluchtsoord voor pelgrims en de meest bezochte herberg in Southwark. De Tabard stond namelijk dicht bij het knooppunt, waar de wegen vanuit Sussex, Surrey en Hampshire aansluiting kregen op wat de Pilgrims' Way genoemd werd, de weg van Southwark naar Canterbury.[2]

Tijdlijn van de Tabard

  • 1307 - De abt van Hyde (of Hide), nabij Winchester, kocht een perceel grond aan High Street. Daarop bouwde hij niet alleen een herenhuis voor zichzelf en zijn medebroeders, maar ook een herberg met voorzieningen voor de talrijke pelgrims, die op bedevaart gingen naar het graf van Thomas Becket in Canterbury.
  • 1376 - Henry Bailly, herbergier van de Tabard was een van de poorters, die de wijk Southwark vertegenwoordigden in het parlement, dat in Westminster bijeenkwam onder Edward III.[3]
  • 1378 - Henry Bailly was opnieuw aanwezig op de bijeenkomst van het parlement in Gloucester onder Richard II.[3]
  • 1383(?) - Geoffrey Chaucer schreef over de Tabard in de General Prologue van de Canterbury Tales.
  • 1598 - De geschiedschrijver John Stow vermeldde in zijn boek A Survey of London dat de Tabard in Southwark nog steeds bestond.
  • 1602 - Volgens Thomas Speght, die een editie van Chaucers werk uitgaf, bestond de oorspronkelijke Tabard nog steeds. Het was een oud houten gebouw en er werd van aangenomen dat het op zijn minst uit de tijd van Chaucer dateerde.[3] In de loop der tijden was het in verval geraakt, maar het werd door een zekere J. Preston met de abtswoning ernaast samengevoegd en hersteld. Daardoor konden er veel meer gasten in ontvangen worden. In hoeverre deze veranderingen het algemene uitzicht van de Tabard beïnvloedden, valt niet te achterhalen.[4]
  • 1676 - In Southwark woedde een verschrikkelijke brand, die qua omvang slechts overtroffen werd door de brand van Londen in 1666. Bijna zeshonderd huizen bleven in de vlammen of werden opgeblazen in een poging het vuur te stoppen. De Tabard moet zowat in het centrum van de brand hebben gestaan. Na de heropbouw gaf de toenmalige, blijkbaar onwetende, uitbater de herberg een nieuwe naam, de Talbot (naar een hondenras).[5]

Pelgrim Chaucer vertelt

"Bifil that in that seson on a day
In Southwerk at the Tabard as I lay
Redy to wenden on my pilgrymage
To Caunterbury with ful devout corage
At nyght were come in to that hostelrye
Wel nyne and twenty in a compaignye
Of sondry folk by aventure yfalle
In felaweshipe and pilgrimes were they alle
That toward Caunterbury wolden ryde
The chambres and the stables weren wyde
And wel we weren esed atte beste"
"Op een dag in dat seizoen gebeurde het
Dat ik in de Tabard in Southwark verbleef
Klaar om op bedevaart te gaan
Naar Canterbury met zeer vrome gevoelens
‘s Avonds arriveerde er in die herberg
Een gezelschap van wel negenentwintig
Van allerlei soorten mensen toevallig bijeengekomen
In gezelschap en het waren allen pelgrims
Die naar Canterbury wilden rijden
De slaapkamers en de stallen waren ruim
En we waren op de best mogelijke manier gehuisvest"


[6]

Herry Bailly, de waard

De kans is groot dat de echte herbergier van de Tabard in Chaucers tijd model stond voor de waard in de Canterbury Tales. In de Subsidy Rolls van 1380-1381 voor Southwark wordt een Henri Bayliff, herbergier, vermeld. Hij was controleur van de belastingen voor Southwark. Henry Bailly, waarschijnlijk dezelfde persoon, vertegenwoordigde de deelgemeente Southwark in het parlement in 1376 en 1378. Het is dus best mogelijk dat Geoffrey Chaucer hem echt gekend heeft. [7] Het is pas in de proloog van The Cook's Tale (Het verhaal van de kok) dat we de naam van de waard te weten komen uit de mond van de kok:

"And therfore, Herry Bailly, by thy feith,
Be thou nat wrooth, er we departen heer,
Though that my tale be of an hostileer.
En daarvoor, Herry Bailly, bij jouw geloof,
Wees jij niet boos, voordat we hier vertrekken,
Hoewel mijn verhaal over een herbergier zal gaan.


[6]

In modern Engels wordt de waard meestal Harry Bailly genoemd.

Volgens pelgrim Chaucer

A semely man oure hoost was with alle
For to been a marchal in an halle
A large man he was with eyen stepe --
A fairer burgeys was ther noon in chepe
Boold of his speche and wys and wel ytaught
And of manhod hym lakkede right naught
Eek ther to he was right a myrie man
Onze Waard was inderdaad een zeer bekwaam man
Om ceremoniemeester in een hal te zijn.
Hij was een grote man met schrandere ogen--
Er was geen eerlijker zakenman in Cheapside
Stoutmoedig in zijn spreken en wijs en goed opgeleid
En het ontbrak hem aan geen enkele mannelijke kwaliteit
En bovendien was hij ook echt een vrolijke man


[6]

In literatuur en muziek

  • Charles Dickens (1812-1870) had ongetwijfeld de Talbot in gedachten, toen hij in The Pickwick Papers de herberg beschreef waar Pickwick voor het eerst Sam Weller ontmoette.

[8]


Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen

Voetnoten

  1. º Stow, p. 154
  2. º Famous Inns
  3. 3,0 3,1 3,2 Walford, p. 150
  4. º Every Saturday, p. 249
  5. º Walford, p. 151.
  6. 6,0 6,1 6,2 Ellesmere manuscript
  7. º Chaucer, Malcolm, p. 573
  8. º Howitt, p. 8.
rel=nofollow
rel=nofollow