Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Gebruiker:MarkM/Kladblok
Colm Wilkinson
Colm Wilkinson (Dublin, 5 juni 1944) is een Iers musicalacteur en zanger. Hij is het meest bekend van zijn rol van Jean Valjean in Les Misérables. Wilkinson speelde die rol in de originele Broadway- en originele Londense versie van Les Misérables en heeft daarmee de meest aantal keren Jean Valjean gespeeld. Door vele musicalfans wordt hij gezien als dé Jean Valjean en mede daarom deed hij ook mee aan het concert van het tienjarig bestaan van de musical.
Zijn professionele carrière op het podium begon in 1972, toen hij de rol vertolkte van Judas in Jesus Christ Superstar. Hij speelde in Londen en in de Bristse nationale tour van de musical.
In 1976 zong Wilkinson het deel Ché van het album van Evita in. In plaats van dat hij auditie deed bij de musicalproductie, begon hij een solo-carrière als zanger en liedjesschrijver.
Les Misérables (musical)
Acte I
1815, Digne
Jean Valjean is, na negentien jaar dwangarbeid, voorwaardelijk vrijgelaten. Hij merkt dat zijn gele vrijheidsbrief, die hij bij wet verplicht is te tonen, hem veroordeeld tot een paria. Alleen de vrome Bisschop van Digne behandelt hem vriendelijk. Valjean, verbitterd door jaren van ontbering, "beloont" de goedheid van de Bisschop door het stelen zijn zilveren bestek. Valjean wordt gearresteerd en teruggebracht naar de politie. Hij is verbijsterd als de Bisschop, om hem te redden, liegt tegen de politie en hem bovendien nog twee waardevolle kandelaars schenkt. Jean Valjean besluit om een nieuw leven te beginnen. (Proloog)
1823, Montreuil-sur-mer
Het is acht jaar later. Valjean heeft zijn vrijlatingsbrief verscheurd en zijn naam veranderd in Monsieur Madeleine. Hij heeft zich opgewerkt tot eigenaar van een fabriek en burgemeester van Montreuil. Een van zijn werknemers, Fantine, heeft in het geheim een onwettig kind. Wanneer de andere vrouwen hier achter komen, eisen ze haar ontslag. De voorman, wiens avances zij heeft afgewezen, gooit haar op straat. Wanhopig op zoek naar geld om medicijnen en de verzorging van haar dochter te betalen, besluit Fantine haar medaillon en haar prachtige lokken te verkopen. Ze sluit zich aan bij de protituees en verkoopt zichzelf. Volkomen vernederd door haar nieuwe beroep raakt ze in gevecht met een potentiële klant. Op het moment dat Javert haar gevangen wil nemen verschijnt de burgemeester. Hij eist dat ze naar een ziekenhuis wordt gebracht. kort hierna redt de burgemeester een man die bekneld is geraakt onder een gekantelde kar. Dit herinnert Javert aan de buitengewone kracht van de veroordeelde 24601; Jean Valjean, een man die zijn parool brak, een man die hij jaren lang achtervolgde en die hij naar eigen zeggen, zojuist gevangen heeft genomen. Valjean, wil niet dat in plaats van hem een ander persoon in de gevangenis terecht komt en bekend dat hij veroordeelde 24601 is. Hij weet zijn straf te ontlopen. In het ziekenhuis belooft Valjean de stervende fantine haar dochter Cosette te vinden en voor haar te zorgen. Op dat moment komt Javert binnen om hem te arresteren, maar Valjean slaat Javert van zich af en ontsnapt.
1823, Montfermeil
Cosette woont al vijf jaar bij de familie Thénardier die een herberg drijft. Op vreselijke wijze misbruiken ze het kleine meisje als sloofje terwijl ze hun eigen dochter Eponine mateloos verwennen. Valjean vindt Cosette als ze in het donker water aan het scheppen is uit de put. Hij betaalt de Thénardiers om Cosette mee te mogen nemen en brengt haar naar Parijs. Maar Javert zit hem op de hielen.
1832, Parijs
Negen jaar later; het is zeer onrustig in de stad vanwege de naderende val van de populaire generaal Lamarque, de enige man in de regering die zich het lot van de armen aantrekt. Het straatkind Gavroche is in z'n element tussen de prostituees en armen van de hoofdstad. Een van de straatbendes wordt geleid door Thénardier en zijn vrouw. Ze proberen Jean Valjean en Cosette te overvallen. Deze worden ontzet door Javert die Valjean niet heeft herkend totdat deze zich in veiligheid heeft gebracht. Eponine, de dochter van de Thénardiers die heimelijk verliefd is op de student Marius, stemt met tegenzin in hem te helpen Cosette te vinden, op wie hij verlief is geworden. In de tussentijd bereidt een groep idealistische studenten zich voor op de revolutie, die ongetwijfeld zal uitbreken als Generaal lamarque sterft. Als Gavroche het nieuws van de dood van de Generaal brengt, gaan de studenten onder leiding van Enjolras de straat op om steun van het volk te krijgen. Alleen Marius is afgeleid door zijn gedachten aan die mysterieuze Cosette. Cosette wordt verteerd door haar gevoelens voor Marius op wie ze verliefd is geworden. Valjean realiseert zich dat de veranderingen zich bij zijn "dochter" snel voltrekken, maar hij weigert haar iets over haar jeugd te vertellen. Ondanks haar eigen gevoelens voor Marius brengt een bedroefde Eponine hem naar Cosette. Ze voorkomt ook nog een poging van haar vaders bende om het huis van Valjean te beroven. Valjean, overtuigd dat het Javert was die zich rond het huis schuilhield, zegt Cosette dat ze zich moeten voorbereiden het land te ontvluchten. Aan de vooravond van de revolutie bezien de studenten en Javert de situatie vanuit verschillende gezichtspunten: Cosette en marius verscheurd door wanhoop, niet wetend of zij elkaar ooit weer zien. Eponine die treurt over het verlies van Marius en Valjean, ziet uit naar de veiligheid van het ballingschap. Ondertussen dromen de Thénardiers van een rijke, clandestienebuit als gevolg van de chaos die gaat komen.
Acte II
De studenten bereiden zich voor een barricade te bouwen. Als Marius ziet dat Eponine zich heeft aangesloten bij de opstand, stuurt hij haar met een brief naar Cosette. De brief wordt door Valjean onderschept in de Rue Plumet. Eponine besluit om, ondanks wat Marius tegen haar heeft gezegd, toch naar hem terug te gaan op de barricade. De barricade is gebouwd, de revolutionairen negeren een waarschuwing van het leger dat ze zich moeten overgeven of sterven. De kleine Gavroche ontmaskert Javert als spion van de politie. In een poging om terug te keren naar de barricade, wordt Eponine neergeschoten en sterft zij. Valjean komt op de barricade om Marius te zoeken. Hem wordt de kans gegeven Javert te doden, maar in plaats daarvan laat hij hem gaan. De studenten installeren zich voor een nacht op de barricade. In de stilte van de nacht bidt Valjean tot God om Marius te sparen in het vreselijk gevecht dat komen gaat. De volgende dag, wanneer de munitie dreigt op te raken, gaat Gavroche er op uit om meer te verzamelen. Hij wordt neergeschoten. Alle rebellen gedood, zo ook hun leider Enjolras. Valjean vlucht met de bewusteloze Marius op zijn schouder. Nadat hij Thénardier ontmoet heeft, die de lijken van de rebellen besteelt, treedt Valjean nog eenmaal in het daglicht voor een confrontatie mer Javert. Hij smeekt om tijd, zodat hij Marius naar het ziekenhuis kan brengen. Javert besluit om hem te laten gaan. Zijn onbuigbare principes over het recht zijn aan stukken geslagen door de barmhartigheid van Valjean. Hij doodt zichzelf door een sprong in het kolkende water van de Seine. Een aantal Parijse vrouwen heeft zich neergelegd bij de mislukte opstand en zij slachtoffers. Zich niet bewust van wie hem heeft gered, hertselt Marius door de goede zorgen van Cosette. Valjean vertelt de waarheid over zijn verleden aan Marius. Hij staat erop weg te gaan zodra het jonge stel getrouwd is. Dat is beter dan door zijn aanwezigheid, de vroomheid en veiligheid van hun samenzijn te besmetten. Op de bruiloft van Marius en Cosette proberen de Thénardiers Marius te chanteren. Monsieur Thénardier zegt dat Cosette's vader een moordenaar is en als bewijs laat hij een ring zien die hij gestolen heeft van het lijk in het riool op de dag dat de barricade viel. Het is Marius' eigen ring. Hij realiseert zich dat het Valjean was die hem die nacht heeft gered. Cosette en hij gaan naar Valjean waar Cosette voor het eerst in haar leven hoort over haar eigen verleden. De oude man sterft en verenigt zich met de geesten van Fantine, Eponine en al diegenendie stierven op de barricaden.