Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Cornelia Middelkoop-Koning
PAGENAME | ||
Geboren | 30 juni 1927, Echt | |
Nationaliteit | Nederland | |
Bekend van | actie hongersnood Biafra | |
Beroep | maatschappelijk werker |
Cornelia Middelkoop-Koning (Echt, 30 juni 1927) is een Nederlands maatschappelijk werker.
Jeugd, opleiding en huwelijk
Cornelia Konig werd in 1927 geboren in Echt in een protestants gezin. Haar vader, Dirk Koning (Mijdrecht, 19.5.1896 – Echt, 30.3.1943) was directeur van een dakpannenfabriek, haar moeder, Elisabeth Hoogenkamp (Den Haag, 15.2.1892 – Den Haag, 21.11.1975) tot haar huwelijk onderwijzeres was actief in de verzetsgroep 'Trouw' in Echt. Het echtpaar had vijf kinderen. Door het ontbreken van protestants onderwijs in Echt volgde ze katholiek lager en middelbaar onderwijs bij de zusters Ursulinen in Echt, op een jaar lager protestants onderwijs in Roermond na.
. Hierna bezocht ze de Christelijke meisjesschool voor Voortgezet onderwijs Van Limburg Stirum te Arnhem met Internaat waar ze in 1944 eindexamen deed.
In december 1944 werd het gezin Koning samen met duizenden anderen op bevel van de Duitse bezetter geëvacueerd naar Groningen en Friesland. [1] Na een eenjarige opleiding voor huishoudkundige in Roermond studeerde ze Sociaal-maatschappelijk werk in Groningen, waar ze tijdens de oorlog goede banden had opgebouwd. Aansluitend werkte bij het opbouworgaan Groningen. Op 01.04.1954 trouwde Cornelia Koning met Herman J. (Hermanus Johannes) Middelkoop, (Kapan, Timor, Nederlands Indië 9.4.1923 – Oegstgeest 1998), arts, enige zoon van het zendingsechtpaar Pieter Middelkoop (1895 -1973) en Henriette Clasina Middelkoop - de Zwart (1896-1983).
Uitzendingen
Timor
In juni 1954 vertrok het echtpaar Middelkoop-Koning naar Indonesië. Herman Middelkoop kreeg een zesjarig contract als arts op Timor in het regeringsziekenhuis in het dorp Soe. Cornelia middelkoop, werd geacht als gehuwde vrouw haar eigen vak na haar huwelijk niet voort te zetten. Zij nam de onbezoldigde taak op zich overzeese gasten in hun eigen woning op te vangen, want Timor had geen hotels. Gasten waren onder andere collega’s uit het zendingswerk, vertegenwoordigers van kerk en overheid, van de Wereld Gezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties en UNICEF, die het gezondheidswerk in de nog jonge staat kwamen bekijken. In december 1960 keerde het gezin - met intussen twee kinderen - terug naar Nederland.
Nigeria
De Nederlandse Hervormde Kerk zocht, na het verlies van Nederlands Indië, nieuw zendingsgebied. Middelkoop kreeg het verzoek in Afrika te gaan werken en koos voor het relatief rustige Nigeria. Aan het eind van de jaren vijftig, begonnen enkele rijke Nigerianen - o.a. de arts Sam Imoke[2] - een ziekenhuisje te bouwen in Itigidi, Oost Nigeria, als geschenk aan hun geboortedorp. Toen de Engelsen in 1960 uit Nigeria vertrokken, werd Imoke als minister van onderwijs in het bestuur van Nigeria gevraagd. Daarom verzocht hij de Schotse kerk, die al zendingsmensen in Nigeria aan het werk had, om een arts voor zijn ziekenhuis. De Schotse kerk speelde de vraag door naar de Hervormde Zending in het Nederlandse Oegstgeest. Zo werd Middelkoop gevraagd de taak van geneesheer-directeur in Itigidi over te nemen. Na een bezoek aan Edinburgh, Schotland, werd het Nederlandse echtpaar Middelkoop-Koning in 1962 opnieuw voor zes jaar uitgezonden.
Cornelia Middelkoop nam – onbezoldigd – de taak op zich van het niet-medische werk: het toezicht op de bouw van extra ziekenzalen van het bestaande ziekenhuis en wc’s, de aankoop van bedden en textiel. Zij zorgde dat er een kraamkliniek kwam met financiële hulp uit Nederland[3] en hield nauw contact met de staf van het ziekenhuis, met name om via deze mensen zo veel mogelijk over het land te weten te komen. De staf bestond vooral uit meisjes en jongens - de weinigen in het land, die goed Engels spraken. In 1966, vier jaar na hun aankomst, belandde de familie Middelkoop in de Biafraoorlog. Naast de officiële lezing van de oorzaken van de oorlog leerde de familie Middelkoop, dat de wortels van de oorlog mede gezocht moesten worden in de gebruikelijke kolonisatiepolitiek van Groot-Brittannië.
Familie Middelkoop werkte in Oost-Nigeria, een gebied waar de meeste oorlogsslachtoffers zouden gaan vallen. In dat gebied woonden de meeste hoogopgeleide Nigerianen. Deze hadden vaak goede banen gevonden in de noordelijke provincies van het land. Nu kwamen ze straatarm terug uit het Noorden bij hun familie omdat ze alles achter hadden moeten laten. Zij vroegen bescherming van het landelijk bestuur in de hoofdstad Lagos. Die bescherming werd als ontoereikend ervaren. Daarop riepen de Oost-Nigerianen de nieuwe staat Biafra uit. Het landelijk bestuur nam dat niet en begon de oorlog.[4] De rest van het Zuiden wilde één Nigeria houden vanuit de gedachte: “Als wij ons afscheiden dan gebeurt wat men tevoren in Kenia en Congo had gezien: terugval in de Afrikaanse stammensituatie."
Biafra
Na het uitbreken van de oorlog riep de Nederlandse regering haar onderdanen terug. Het Nederlandse bedrijfsleven actief in Nigeria, volgde de lijn van de overheid. Medewerkers van de protestantse zending, personeel van ontwikkelingsorganisaties, Ierse nonnen en paters, die in Nigeria werkten, belegden daarentegen een algemene vergadering, waaraan ook de familie Middelkoop deelnam. Al deze sociaal- en kerkelijk werkers besloten: 'Wij waren hier en blijven en laten de Nigerianen niet in de steek. Wij geven niet om politiek; wij geven om de mensen.[5] Doorslaggevend voor de kansen van Biafra was dat de Nigeriaanse regering het opstandige gebied totaal van de buitenwereld had afgesloten. Zowel over zee, via de lucht als over land was het kleine Biafra niet in staat voedsel aan te voeren om de tienduizenden mensen binnen haar grenzen te voeden. Ook bewoners van andere gebieden vluchtten intussen naar de nieuwe staat. Ook het Rode Kruis weigerde wereldwijd hulp en koos de kant van de officiële regering omdat het de lijn van de regering volgde. Toen er geen eten meer was, de regering in Lagos steun en wapens kreeg van de Britten, er in Europa steeds meer beelden verschenen van zwarte kinderen met opgezette hongerbuikjes, vroegen de kerken in Biafra aan de kerken in Europa en de Verenigde Staten hulp. Ook de katholieke nonnen en paters vroegen hun kerken in Duitsland, Schotland en Ierland hulp en de zendingsmensen en ontwikkelingswerkers stuurden foto’s van de situatie in Biafra hoe de bevolking er aan toe was. De tactiek van Nigeria was er een van uithongering. Ook het zaaigoed van het volgend jaar moest worden opgegeten.[6]
Het ziekenhuis waar dokter Middelkoop was gestationeerd, werd al snel door bombardementen onbruikbaar. Met de bevolking vluchtten zij naar een meer oostelijk gedeelte van het land, waar zij gebruik konden maken van het Queen Elizabeth Hospital in Umuahia. Omdat dokter MIddelkoop geen eigen ziekenhuis meer had, werd hem gevraagd het hulpverleningswerk aan duizenden vluchtelingen te coördineren. Biafra was een van de buitenwereld afgegrendelde wereld.[7]
Toen in het voorjaar van 1968 de situatie ernstig verslechterde besloot het echtpaar Middelkoop hun kinderen naar Nederland te brengen. Zij wilden niet hun eigen kinderen voeden, terwijl de Biafraanse verhongerden.[8] Tegelijkertijd wilden ze daarmee uitvoering geven aan de afspraak, die alle met elkaar verbonden zendings-, missie- en ontwikkelingswerkers hadden gemaakt: wij moeten dit thuis vertellen, want het lijkt erop dat noch Europa, noch de Verenigde Staten van Amerika weet hebben van wat hier aan de hand is. Wij moeten de wereld wakker schudden.
Eenmaal in Nederland in het zendingshuis in Oegstgeest hoorde Cornelia dat er in Delft een aantal Biafraanse studenten het eenjarig bestaan van hun staat zouden vieren. Zij bestelde bij een bakker een op dit heuglijke feit toegespitste taart en reisde naar Delft. Zij kon de studenten het allerlaatste nieuws uit hun land vertellen. Daar trof zij ook een aantal programmamakers van het KRO-programma Brandpunt, die om dezelfde reden de studenten wilden spreken. Dezen nodigden Cornelia uit mee te gaan naar Hilversum om een programma met haar te maken over wat er in Biafra gaande was. Zij kon uit de eerste hand vertellen dat er gebombardeerd werd, dat de hongersnood met de dag toenam en dat de kerken en 'Europa' niet reageerden.[9]
Vlak na haar aankomst in Nederland, in mei 1968, wordt Cornelia Middelkoop uitgenodigd in een vergadering van secretarissen van de Hervormde Kerk in Nederland. Ze zegt, zoals te lezen is in haar toespraak, wat verlegen te zijn met deze uitnodiging en herinnert de aanwezigen eraan, dat zij sinds 1954 'slechts een moment de kamer in slipte als echtgenote van Herman. (...) Wat verwacht u nu van mij? '
Ze licht toe, dat zelfs Herman de aanwezigen geen overzicht zou kunnen geven van de gebeurtenissen in Nigeria, omdat een deel van alle zakelijke gegevens verloren is gegaan tijdens het eerste bombardement op hun ziekenhuis in Itigidi. Ze kreeg daarvoor ook geen enkele instructie van haar echtgenoot omdat hij met andere zaken bezig is: onder andere met nood lenigen in een land waarvan in een korte periode tien ziekenhuizen waren gebombardeerd en honderdduizenden burgers gedood werden in markten en kerken. 'Immers, in november 1967 sprak men reeds over 500.000 slachtoffers. Het Noorden heeft niet alleen numeriek overwicht, doch krijgt wapenzendingen uit Engeland, Rusland, België, Polen, Frankijk (later ook uit Nederland) en heeft dus materiële superioriteit, Vliegtuigen, anti-luchtafweergeschut, pantserwagens en geweren worden in grote hoeveelheden, via Lagos aangevoerd. Biafra moet zich behelpen met het kopen van wapentuig op de zwarte markt en invliegers met gehuurde superconstellations gedurende de nacht. Het Rode Kruis dringt aan op zending van voedsel voor 800.000 hongerende vluchtelingen - het dubbele aantal leeft onder niet veel betere omstandigheden bij familie of vrienden.' Cornelia Middelkoop stelt aan de secretarissen tegenover haar de vraag: 'Moeten we uitweiden over de kinderklinieken, terwijl er nu gesproken wordt over 90% ondervoeding bij de kampkinderen?' Haar bevlogen toespraak beslaat ruim acht pagina's waar de vraag onder ligt: gaan de Nederlandse kerken nog iets doen?[10][11]
Nadat de secretarissen waren bijgepraat, werd dokter Herman Middelkoop naar Nederland geroepen en benoemd tot coördinator van de gehele reddingsactie in Biafra.
Intussen richtte burgemeester Van Walsum van Rotterdam, als reactie op Cornelia's optreden voor de televisie, de Stichting Vluchtelingenhulp Biafra-conflict op voor een geldinzameling tijdens een radio- en televisieavond.[12] Deze inzameling bracht dertien miljoen gulden op. De Wereldraad van Kerken kocht een vliegtuig om hulpgoederen in het door de Nigeriaanse overheid totaal afgegrendelde Biafra te bezorgen. Al die hulp, die plotseling letterlijk uit de hemel kwam, ontlokte Cornelia Middelkoop veertig jaar later zelfs nog een geëmotioneerde ontboezeming.[13] Hoe de wereld hielp en hoe voedsel en medicamenten werden aangevoerd en hoe langzamerhand de hongeroedeem verdween is te vinden in een televisie-uitzending van Andere Tijden.[14]
In september 1968 keert het echtpaar Middelkoop-Koning terug naar Biafra met in hun vliegtuig drie ton medicijnen en een hoeveelheid Zweeds voedsel voor Biafra, gebruikmakend van één van de landingsstrips waarop sinds kort dag en nacht vliegtuigen met voedsel en medicijnen binnenkwamen in het land. Het ziekenhuis van dokter Middelkoop in Itigidi, was reeds lang in federale handen.[15]
Al was de hulpverlening eind 1968 goed op gang gekomen, de oorlog duurde voort. En het bleef belangrijk om de wereld op de hoogte te houden van datgene waaraan de bevolking van Biafra was blootgesteld en hoe ernstig vooral de positie van de kinderen was. Jesus Christ Airlines brachten anderhalf jaar lang voedsel- en medicijnen door de lucht. Cornelia Middelkoop zorgde er - naast haar werk tussen de volwassenen en kinderen - voor dat de wereld op de hoogte bleef van wat de zendingsartsen, ontwikkelingswerkers en katholieke nonnen meemaakten om zoveel mogelijk volwassenen en kinderen in leven te houden nu rondom het Biafraanse Queen Elisabeth Hospital in Oemoeahia.[16][17][18][19] Een kopie van één van haar rondzendbrieven aan collega's en vrienden gedateerd begin en medio oktober 1968, nam de redactie van het Algemeen Handelsblad nog op in haar supplement van begin november 1968 ondanks de grote vertraging, die de brief had opgelopen, door de gebeurtenissen in oorlogsgebied.[20][21][22][23]
Werk in Nederland
Toen de uitzending naar Nigeria na acht jaar - twee jaar langer dan waarvoor ze hadden getekend - ten einde liep, keerde het gezin Middelkoop-Koning terug naar Nederland. De oorlog Nigeria versus Biafra werd januari 1970 beëindigd en Biafra werd weer onderdeel van Nigeria - zonder wraakneming -.[24]
Cornelia solliciteerde in Nederland op parttime basis naar een betaalde baan in haar eigen vakgebied en vond deze in het Diaconessenhuis in Leiden als maatschappelijk werker. Dokter Middelkoop werd aangesteld als medisch adviseur van de Hervormde en Gereformeerde kerken in Nederland. Dit betekende, dat hij vanuit Nederland artsen en verpleegkundigen selecteerde om uitgezonden te worden naar elders. Daarnaast voerde hij gesprekken met Nederlandse organisaties als 'Simavi' en 'Wilde Ganzen'. Daarnaast bezocht hij ziekenhuizen in alle landen waar de Nederlandse zending contacten had.
Hij ging eveneens een dag minder werken tijdens de periodes die hij in Nederland was.
Vrouwenpastoraat
Hoewel Cornelia nauwelijks nog een band had met een kerk, besloot ze toch in te gaan op het verzoek van de kerkenraad om ouderling te worden in de Nederlands Hervormde Kerk in haar nieuwe woonplaats Oegstgeest. Intussen had zij kennisgemaakt met de feministische theologie, die opgang begon te maken in Nederland. Zij volgde met name de cursussen op het Vormingsinstituut Kerk en Wereld te Driebergen. Tijdens een weekend over dit onderwerp in april 1979, toen het met name draaide om de aandacht voor de rol van de vrouw binnen de kerken, sloot zij zich aan bij een groep vrouwen, die zich sterk wilde maken voor meer aandacht voor de vrouw binnen het kerkelijk pastoraat. Tijdens de gesprekken bleek, dat vrouwen zelf daarin helemaal geen of slechts mondjesmaat een rol speelden. Met ondersteuning van de Werkgroep 'Vrouw in Kerk en Samenleving', opgericht in 1977 en onderdeel van de Nederlandse Raad van Kerken, werd een comité opgericht, waarin ook Cornelia Middelkoop-Koning zitting nam. Opdracht was een enquête te houden onder bij een kerk aangesloten vrouwen over hun ervaringen met wat men noemde 'vrouwenpastoraat' met speciale aandacht voor de seksualiteit van de vrouw binnen het huwelijk.[25][26]
In die jaren 'rolde'' Cornelia in de organisatie van de Simavi collectes in Oegstgeest en Leiden. Een stichting, die geld doneerde aan ziekenhuizen overzee. Ze kon er nauwelijks omheen, want hun ziekenhuis in Nigeria had zijn hele instrumentarium voor de kraamkliniek gekregen van Simavi. Ze nam de hele organisatie van de collecte op zich. Ze schrijft er over: 'Voor het collecteren had ik in Leiden wijken ingedeeld en wijkhoofden gezocht. Het was slopend. Het was leuk om dan een groot bedrag naar de bank te kunnen brengen als we de honderd bussen hadden geteld. Maar ik had het nooit gekund als de kinderen en Herman en een paar trouwe vriendinnen niet hadden meegedaan.'[27]
Uitzending naar Lesotho
De kinderen van het echtpaar Middelkoop-Koning hadden eind jaren zeventig hun middelbare school afgemaakt en waren klaar voor een vervolgstudie. Daarom kwam een volgende kans voor uitzending op het juiste moment.
In 1981 kregen zowel mevrouw Middelkoop-Koning als haar echtgenoot, als respectievelijk maatschappelijk werker en als arts, een uitnodiging om naar Lesotho te gaan. Dit verzoek kwam - via de Hervormde Zending te Oegstgeest - van de Nederlandse arts Verhagen, die in dienst was van de Nederlandse overheid. Hij kwam met het verzoek of er in 'Oegstgeest' mensen waren die konden werken op het gebied van alcoholbestrijding en aids preventie. Dokter Middelkoop werd gevraagd voor 'grassroots' werk, een taak vallend onder het ziekenhuis Scott Hospital, opgericht door een Schotse arts.
Alcoholbestrijding
Cornelia, geen arts maar wel maatschappelijk werker, oriënteerde zich alvorens op dit verzoek in te gaan, omdat ze van alcoholbestrijding niets wist. Aids was een groot probleem ter plaatse en in de praktijk leidde de cultuur van alcoholgebruik tot steeds meer aidsbesmettingen. Ze ging werken in dienst van de Hervormde zending.
Ze leerde, dat veel mannen uit Lesotho gewoontegetrouw werkten bij Afrikaanse boeren of in de goudmijnen. Door de goudmijnen werden zij gedeeltelijk betaald in de vorm van drank om de mijnwerkers aan zich te binden. Cornelia's' werk zou bestaan uit vooral voorlichting over de risico's van alcoholgebruik en de daaruit voortkomende aidsbesmettingen.
Op het terrein van het ziekenhuis had ze de beschikking over een gebouwtje waar ze met haar assistenten acht mensen kon helpen met een therapie.
Cornelia zou moeten werken met jonge vrouwen, die, behalve de middelbare school, geen enkele opleiding hadden op dit gebied. Twee van hen kon ze in de loop van de tijd, met Nederlands geld, naar Zimbabwe laten gaan om opgeleid te worden voor het vak sociaal werk.
Om zo veel mogelijk mensen te bereiken, kreeg Cornelia de beschikking over onbetaalde zendtijd van de nationale radio-omroep. Op de afgelegen plaatsen in het bergachtige Lesotho speelde de radio een grote rol. Cornelia schreef hoorspelen waarin de situaties van de vrouwen en de gezinnen, die te maken kregen met het alcoholisme van hun echtgenoot, vader of huisgenoot, werden uitgebeeld, Deze werden door haar medewerksters vertaald in het Sesotho, de taal van de Basotho, en deze speelden die rollen ook zelf voor de microfoon. Er melden zich vele vrouwen bij het ziekenhuis met de vraag: 'Hoe weet u, dat dit met ons gebeurt?'
Deze uitzendingen hadden een enorm succes en een groot bereik. De kleine busjes, die in Lesotho het openbaar vervoer verzorgden, gaven de vele vrouwen, die met dit alcoholisme te maken kregen, de mogelijkheid in het ziekenhuis, waar Cornelia met haar staf werkte, hulp te zoeken en samen te werken aan een beter en onafhankelijk bestaan.
Vrouwen en literatuur
Daarnaast - in haar 'vrije tijd' - richtte ze een vrouwenleesclub op in Lesotho. Ze kopieerde verhalen van Afrikaanse schrijfsters, om de vrouwen het belang van lezen bij te brengen. Ook al moesten ze dat vaak doen met een kaars in bed. Haar bedoeling was om de vrouwen met elkaar te leren praten over problemen waarmee de vrouwen in het boek te maken kregen, waardoor Lesotho-vrouwen, die op de één of andere manier bij dit sociale werk betrokken waren, via het lezen van literatuur over hun eigen problemen te leren praten. Dat lezen en spreken met elkaar leverde nieuwe levenskracht.
Na zes jaar Lesotho, vertrok het echtpaar Middelkoop - al kamperend in hun eigen tent - geleidelijk richting Nederland.
Pensioen
Feministisch ouder worden
‘Ouderen, zo blijkt uit reclameboodschappen rond het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw, vormen een belangrijke bron van inkomsten voor andere generaties. Kunnen vrouwen meer zijn dan object van diverse industrietakken?’ Dit vraagt in 1993 een groepje vrouwen zich af, waarvan de meesten zich eind jaren zeventig bezighouden met de positie van vrouwen in de kerken en het ontbreken van enige zeggenschap als het om hun eigen positie gaat. Cornelia Middelkoop-Koning is van de partij als negen vrouwen met als motto ‘Overleven door vriendinnen’ een onderzoek organiseren naar de positie van oudere vrouwen en op welke manier en onder welke voorwaarden zij zelf ouder zouden willen worden. Het onderzoek vindt plaats onder leiding van sociaal gerontologe mevrouw Monique Rooijmans en wordt gefinancierd door de Stichting Landelijk Gereformeerde Raad voor Samenlevingsaangelegenheden. Zes jaar later, in april 1999, wordt het boek - , waarvan kort na elkaar twee drukken verschijnen, tijdens een grote bijeenkomst van de Limburgse Vrouw- en Geloofbeweging in Roermond gepresenteerd.[28]Voortkomend uit de gesprekken van het onderzoek 'Vrouwen van dagen en feministisch ouder worden' organiseert Cornelia in Oegstgeest een afdeling van de landelijke ouderenbond. Een organisatie, die in heel wat gemeenten bleek te ontbreken
Uitzending naar Thailand
Andersoortig vrijwilligerswerk ondernam het echtpaar nadien in Thailand. Namens de in Nederland gevestigde Christelijke Werkgeversbond kregen zij in de tijd van drie maanden de gelegenheid om allerlei burgers, zowel mannen als vrouwen een vak te leren. Herman als arts, Cornelia als ervaren voorlichter wat betreft aids en drankverslaving, sluipmoordenaars, die ook in Thailand floreerden. Daarnaast en tussendoor bezocht het echtpaar vrienden, die Herman, in zijn tijd als rondreizend arts voor de Hervormde en Gereformeerde zending in de jaren zeventig, over de hele wereld had gemaakt.
In de herfst van 1998 overlijdt Herman Middelkoop.
Na het overlijden van Herman
Feministisch ouder worden en ouderenbond
..
Boek over werk van vader en moeder Middelkoop op Timor
Cornelia was al vanaf de vijftiger jaren, toen ze naast haar man op Timor werkte, onder de indruk van het onderzoek en het werk, dat haar schoonvader - Pieter Middelkoop en zijn vrouw Henriette Clasina Middelkoop - de Zwart als zendingsechtpaar tientallen jaren op Timor had verricht. Een geschiedenis kan ze over hun werk niet schrijven, maar ze zet wel een beweging in gang, waardoor de brieven van het echtpaar over hun werken en wonen op Timor, kunnen worden overgetypt en het werk van beiden wordt gereed gemaakt om in het archief van de zendingsorganisatie te worden opgenomen en voor onderzoek kan worden gereed gemaakt.[29]
Hospita
Sinds het overlijden van haar echtgenoot, verhuurt Cornelia Middelkoop-Koning, als bijna-buurvrouw van de Leidse universiteit, één of twee kamers van haar te groot geworden woning in Oegstgeest aan één of meerdere studenten; het liefst een buitenlandse (m/v).
Films
Vanaf 2005, dus vanaf haar 78e jaar, organiseert Cornelia maandelijks filmmiddagen in het dorpshuis van Oegstgeest voor die oudere vrouwen – en een enkele man – , die ’s avonds niet meer naar Leiden kunnen of durven fietsen of autorijden, zodat zij dichter bij huis toch goede films kunnen zien. Tussen vijfentwintig tot vijfendertig filmliefhebbers komen regelmatig. Zij betalen € 5 per persoon om onder andere de filmrechten te kunnen voldoen.
Vlak voor het einde van 2022 heeft Cornelia mogen ervaren dat haar inzet voor deze doelgroep eindelijk een voortgaand succes zal hebben. Vrijwilligers van het dorpshuis hebben een comité opgericht en gaan medestanders zoeken, zodat de filmactiviteiten kunnen worden voortgezet.
Dit is niet alleen een grote voldoening voor Cornelia zelf, maar er is ook een zorg van haar schouders genomen, dat het filmhuis niet verdwijnt als zij haar taak (geb. 1927) om wat voor reden dan ook moet neerleggen en het filmhuis na bijna 20 jaar zou moeten verdwijnen. Bij de nieuwe opzet zullen ook kinderfilms worden aangeboden.
Boek - De wereld ons thuis
Het middelste jaar van haar negende decennium besteedde Cornelia Middelkoop-Koning - naast allerlei gewoon doorgaande activiteiten - aan het schrijven van het boek ‘De wereld ons thuis’, bestemd voor haar kleinkinderen en achterkleinkinderen, 190 pagina’s tekst en foto's.[30]
Bronnen, noten en/of referenties
|