Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Bonifatius (missionaris)
Bonifatius, (ca. 673 – Dokkum, 5 juni 754 of 755), geboren als Wynfreth (ook geschreven als Wynfrith, Winfrid, Winfried), was een van de belangrijkste Angelsaksische missionarissen in het Frankische rijk.
Wegens zijn omvangrijke activiteiten wordt Bonifatius ook de Apostel van de Duitsers genoemd.
Leven
Wynfreth werd geboren rond 673, uiterlijk 675 in een adellijke familie in Crediton in het kleine koninkrijk Wessex in het zuidwesten van Engeland en groeide op in de benedictijnenkloosters Exeter (oud Engels Aet Exanceastre) en Nursling (Nhutscelle) bij Southampton. In dit laatstgenoemde werd hij op 30-jarige leeftijd tot priester gewijd. Wynfreth werkte als leraar grammatica en poëzie tot hij zijn zendingswerk begon in het oostelijke deel van het Frankische Rijk en zijn perifere gebieden. Hij stond toen al bekend als geleerde, onder andere als auteur van een nieuwe Latijnse grammatica.
In 716 ondernam Wynfreth zijn eerste zendingsreis naar de Friezen. Dit mislukte echter door de Friese hertog Radbod, een heiden en tegenstander van de Franken, die net Zuidwest-Friesland van hen had veroverd. Wynfreth keerde in de herfst van 716 terug naar Nursling, waar hij het jaar daarop tot abt werd gekozen. In hoeverre hij toen contact had met Willibrord, een andere Angelsaksische zendeling in Friesland, is niet precies bekend. Willibrord was al in 695 begonnen met het missioneren van de Friezen, maar moest nu ervaren hoe zijn werk instortte door het succes van Radbod. Uit deze ervaringen trok Bonifatius later de consequentie voor zijn verdere zendingswerk door naar een nauwe verbinding met de geestelijke macht van de paus en de wereldlijke macht van de Frankische heersers te zoeken.
In 718 gaf Wynfreth zijn positie als abt op en verliet Engeland voor altijd om een pelgrimstocht naar Rome te maken. Daar gaf paus Gregorius II hem op 15 mei 719 de opdracht „het mysterie van het geloof bekend te maken aan de ongelovige volkeren”. Onder de naam Bonifatius, hem door de paus gegeven, begon hij zijn zending opnieuw bij de Friezen, ditmaal in samenwerking met Willibrord. Hoewel de externe omstandigheden dit keer veel gunstiger waren dan tijdens Bonifatius’ eerste zendingsreis – Radbod was inmiddels overleden – leek er sprake te zijn van een grote spanning tussen de twee zendelingen, en daarom scheidden zij zich in 721, waarna Bonifatius ruim twaalf jaar door gebieden van het huidige Hessen, Thüringen en Beieren reisde.
In 732 benoemde paus [[Gregorius III] Bonifatius tot aartsbisschop, aanvankelijk zonder bisschopszetel, en tot pauselijk vicaris voor het oostelijke deel van het rijk der Franken. Bovendien verleende hij hem toestemming om bisdommen te gaan stichten. Tot aan 736 werkte hij in Beieren, waar hij de Kerk reorganiseerde, onder andere door het stichten van bisdommen in Regensburg, Passau, Salzburg en Freising.
Van 736 tot aan 753 bleef Bonifatius voornamelijk aan het werk als kerkhervormer in het Frankische rijk aan beide zijden van de Rijn. Hij organiseerde de grote Austrasische synoden van 742, het Concilium Germanicum (plaats onbekend), in 743 het Concilie van Leptines bij Estinnes en de Neustrische synode van 744, het Concilie van Soissons.
In 744 liet hij Sturmius de abdij van Fulda stichten. Dit groeide uit tot een plaats van Europese betekenis. In 745 werd hij aartsbisschop-metropoliet met zetel te Mainz.
Men kan zich de misssiereizen van Bonifatius voorstellen als expedities waarop hij vergezeld van met krijgers, ambachtslieden en grote entourage op pad ging om nederzettingen en kloosters te stichten. Zijn verlangen naar missie kwam tegemoet aan de belangen van de Frankische hofmeier Karel Martel, die (net als zijn opvolgers) het christendom en een strak georganiseerde keizerlijke Kerk zag als een steun die de samenhang van zijn rijk kon bevorderen. Zo gaf hij Bonifatius na zijn tweede reis naar Rome in 723 een beschermingsbrief waarmee hij terugkeerde naar zijn missiegebied.
Het vellen van de Donareik
Priester Willibald van Mainz doet in zijn Vita Sancti Bonifatii verslag van een bijzondere gebeurtenis in Geismar, waar een aan de god Donar gewijde eik stond die lange tijd werd vereerd. De Noord-Hessische stad Geismar, in het zicht van de Frankische vesting Büraburg, maakt nu deel uit van Fritzlar. Bonifatius besloot volgens Willibald om deze eik te vellen. De vele aanwezigen, aldus Willibald, waaronder een groot aantal heidenen (die waarschijnlijk tot de daar levende stam van de Chatten behoorden), keken uit naar de reactie van de godheid, maar waren onder de indruk toen er niets gebeurde.
Bonifatius beschrijft in zijn geschriften o.a. de aan de Donar gewijde bomen als afgodsbeelden waarvan de aanbidding volgens de christelijke leer een schending van de Tien Geboden betekent. Het is dus aannemelijk dat hij door het omhakken van de aan Donar gewijde eik de bekeerlingen wou weerhouden van deze verering.
Met het kappen van de eik demonstreerde Bonifatius niet alleen symbolisch de superioriteit van het christendom ten opzichte van oude goden en heidense sekten, maar ook het streven naar een nieuwe orde. Uit het hout van de eik liet hij een oratorium bouwen gewijd aan Sint-Pieter. Rond 732 werd de bouw begonnen van een kerk gewijd aan Sint-Pieter en een klooster in Fritzlar genoemd. Er wordt steeds van uitgegaan dat het oratorium en de eerste onder Wigbert gebouwde kerk zich reeds op de huidige plaats van de kathedraal van Fritzlar bevonden. Hoewel Willibalds geschreven traditie spreekt van twee verschillende plaatsen, namelijk Geismar als de locatie van de Donareik en Fritzlar, op slechts ongeveer 1,5 km afstand, als de locatie van de kerk, wordt vaak aangenomen dat deze plaatsen identiek waren en de kathedraalzich bevindt gelegen op de plaats waar de eik stond.
Historici gaan ervan uit dat Bonifatius met deze actie geen groot risico inging. Hij kon rekenen op de bescherming van de Frankische bezetting van de Büraburg indien de heidense Chatten hem zouden aanvallen vanwege de aantasting van hun oude religie door hun heilige eik om te hakken. De Franken waren christelijk, de Büraburg was al enkele decennia in hun handen en Geismar, een dorp van boeren en ambachtslieden die, zoals uit archeologische studies is gebleken, hun producten aan de Büraburg en omgeving leverden, was door deze contacten vertrouwd met het christendom.
Iconografie
Bonifatius wordt vaak afgebeeld met zwaard en bijbel, omdat hij zich zou hebben beschermd met een evangeliën-codex, maar dit gegeven komt niet voor in de vroegste levensbeschrijving (vita). De in Mainz bewaarde codex met sporen van zwaardslagen is geen bijbel, maar een boek met traktaten tegen de arianen, die in Bonifatius’ ogen ketters waren.
Werk in uitvoering | ||
Iemand is nog met dit artikel bezig. Kom later terug om het resultaat te bekijken. | ||