Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Andries de Rosa
Andries de Rosa (roepnamen: Dries; Andriès) (Amsterdam, 4 april 1869 – Sobibor, 30 april 1943)[1][2][3] was een Joodse componist, schrijver en vakbondssecretaris.
De Rosa werd geboren in de joodse buurt van Amsterdam als zesde van twaalf kinderen. Na de lagere school werd hij opgeleid tot diamantsnijder, maar hij had meer belangstelling voor muziek dan voor een vak in de diamantwereld. Omstreeks 1893 vertrok De Rosa naar Parijs om er carrière als musicus te maken. Hij trouwde daar met de Nederlandse Delphine Dreese.
Andries de Rosa probeerde de kost te verdienen door het componeren van muziekstukjes voor viool met piano- of mandolinebegeleiding. Hij gaf deze uit onder het pseudoniem A. du Roche. Na de geboorte van het tweede kind keerde De Rosa terug naar het diamantvak.
Hij was een militante socialist geworden en stichtte de Parijse vakvereniging van diamantwerkers. Om de in Parijs wonende Nederlanders met elkaar in contact te brengen, richtte De Rosa de vereniging Hollandia op, waar zowel culturele als ontspanningsbijeenkomsten werden gehouden.
Door een crisis in de diamantindustrie keerde hij in 1912 met zijn gezin definitief terug naar Amsterdam. Hij werd bestuurslid van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB). In 1922 richtte De Rosa in café De Kroon aan het Rembrandtplein in Amsterdam de crematievereniging 'Arbeiders Vereniging voor Lijkverbranding' (AVVL) op, met het doel, minder gegoede arbeiders te helpen om de hoge kosten van de crematie te dragen. De vereniging kreeg tegenstand van rabbijn Ph. Coppenhagen, maar in het blad De Urn, publiceerde de AVVL argumenten dat crematie niet strijdig was met de joodse godsdienst.
In februari 1943 werd hij en zijn echtgenote door de Duitse bezetters gedeporteerd naar Westerbork. Een half jaar later werden zij naar Sobibor gestuurd, waar zij onmiddellijk na aankomst onmiddellijk werden omgebracht.