Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Cultuurmarxisme
Cultuurmarxisme, ook wel ‘cultureel marxisme’ genoemd, is een voortzetting van het marxisme in een ontzuilde en grotendeels ontkerkelijkte tijd. Het plan van de revolutie, door Karl Marx omschreven in Het Communistisch Manifest, werd losgelaten ten faveure van een meer subtiele en culturele benadering. Centeraal hierbij is het omduiden van meerdere waarden, die bijvoorbeeld de filosoof Sid Lukkassen als bepalend voor de Westerse identiteit aanduidt.
In Avondland en Identiteit omschrijft hij dit cultuurmarxisme als een vorm van het marxistische gelijkheidsideaal, nu toegepast op ‘cultuur’ in plaats van op ‘economie’:
“Met ‘cultuurmarxisme’ bedoel ik dat het marxisme de culturele bovenbouw haatte omdat deze de aristocratische waarden weerspiegelde. Dat hield in: een hiërarchische verhouding tussen werkgever en werknemer, tussen ouder en kind, tussen docent en student, tussen het Westen en de rest van de wereld. Dit waardepatroon stond haaks op het marxistische gelijkheidsstreven en moest daarom worden geperverteerd zodat het ziek werd. Als de bovenbouw eenmaal ziek was kon deze worden ‘geruimd’.”(bron )
Marx stuurt in Het Communistisch Manifest duidelijk aan op de vernietiging van de bourgeois klasse. “Terwijl we de meest algemene fasen van de ontwikkeling van het proletariaat tekenden, volgden we de min of meer verborgen burgeroorlog binnen de bestaande maatschappij tot het punt, waarop hij in een openlijke revolutie uitbarst en het proletariaat door de gewelddadige omverwerping van de bourgeoisie zijn heerschappij grondvest.”(bron ) Begin twintigste eeuw toonde de Italiaan Antonio Gramsci echter aan dat de bourgeoisie stand gehouden heeft en stelde de vraag waarom.
Gramsci wees op de cultuur en de consensuele structuren. Dit wil zeggen dat er een cultuur van overleg en medezeggenschap bestaat, ofwel een maatschappelijk bewustzijn dat het uitbreken van een revolutie in de weg staat. Gramsci benoemt dit tot vals bewustzijn, waardoor de bovenbouw ineens een zelfstandig probleem wordt. Dit betekent een drastische koerswijziging binnen de marxistische theorie. Het wil zeggen dat het historisch-materialisme wordt verlaten – volgens dit denkbeeld vloeide iedere vorm van ‘bovenbouw’, wat wil zeggen: cultureel-ethisch of filosofisch-spiritueel bewustzijn, uit de economische productieverhoudingen voort. “Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun maatschappelijk zijn, maar het maatschappelijk zijn van de mensen dat hun bewustzijn bepaalt.” Aldus Marx in diens Zur Kritik der politischen Ökonomie (1859).
Het is hieruit dat Lukkassen opmaakt dat deze economische cultuur van consensus en instemming volgens het cultuurmarxisme berust op een vals bewustzijn. Voordat de communistische heilstaat kan aanbreken moest deze cultuur in West-Europa gedeconstrueerd worden. Dit verklaart het begrip “cultureel marxisme”, omdat dit een stroming van het progressieve denken is waarbinnen het maatschappelijk bewustzijn wordt opgevat als autonoom probleem, dat wil zeggen: als probleem dat los van de economische productieverhoudingen onderwerp van studie kan zijn. “De ideologie is volgens Gramsci dus meer dan een passieve weerspiegeling van economische verhoudingen, terwijl de partij als representant van het marxisme geen vooruitgeschoven voorhoede, maar een deel van het volk dient te zijn.”(bron )
“The key figures before World War II were the Italian communist Antonio Gramsci and the German cultural critics of the Frankfurt School, especially Adorno and Walter Benjamin. After World War II, literary critics and historians in Britain, like Raymond Williams and E.P. Thompson, developed their own analyses of the relationship between culture and Marxist theory, and their work was especially important in the emergence of that mélange of Marxism, sociology, ethnography and poststructural theory which came to be known as cultural studies.”(bron )
De school die zich hiermee bezig hield werd ook wel de Frankfurter Schule genoemd, naar het Institut für Sozialforschung, ontstaan uit de universiteit van Frankfurt. “Na de machtsovername door de nazi’s op 30 januari wordt het instituut reeds in maart 1933 wegens ‘staatsvijandige tendensen’ gesloten. Vanaf 1934 wordt het instituut opnieuw opgebouwd aan de Columbia University in New York. In 1949 kan het instituut zich weer in Frankfurt voortzetten.”(bron ) Voorbeelden van auteurs uit deze traditie zijn: Reich, Fromm, Marcuse, Adorno, Horkheimer, Wiesengrund, Bloch, Boaz en Mead. Belangrijk was dat het integreren van Freud’s seksuologische inzichten een breuk betekende met het klassieke marxisme. De theorie van Freud wordt onder meer verwerkt in Studien über Autorität und Familie, het grote gemeenschappelijke, vijf jaar durende onderzoek van het instituut dat in 1936 in Parijs werd gepubliceerd en vooral gericht was op het aantonen van samenhang tussen het traditionele gezin, het autoritaire persoonlijkheidstype en het fascisme.
“Een weer verdere verwijdering van Marx ligt besloten in het feit dat de Frankfurters Marx’ kritiek van het kapitalisme vervangen door een kritiek van de gehele westerse geschiedenis, met name met betrekking tot de vorm van rationaliteit die zich hierin heeft ontwikkeld.”(bron ) Dit concludeerden de filosofen Frans van Peperstraten en Bernard Delfgaauw. Zij wezen er op dat Herrschaft voor Adorno een belangrijker categorie werd om de geschiedenis te duiden dan de categorie eigendom. Dit leidde tot een anti-rationalistische kritiek op de westerse maatschappij, omdat door dit rationalisme het subject als een ‘individu’ zou worden losgemaakt van zijn omgeving. Dit vervatte hij onder de noemer ‘beheersingsrationaliteit’: een visie op de wereld als slechts bestaande uit te manipuleren objecten of ‘dingen’. In Dialektik der Aufklärung betogen Horkheimer en Adorno dat de “doel-middel rationaliteit” uitmondt in de “zelfvernietiging van de Verlichting”.(bron )
De Frankfurters, zo wordt uitgelegd door de historici Caljé en Den Hollander, stellen dat de arbeider überhaupt geen revolutie meer kan maken en dat de marginalen dit zullen moeten doen. “De democratie was bij gebrek aan werkelijke keuzes schijn, en de liberale tolerantie vals, omdat deze potentieel gevaarlijke protsten tegen de sociale orde weliswaar toestond, maar tegelijk ontkrachtte – de zogenaamde ‘repressieve tolerantie’. De verlangens van de mens in het industriële tijdperk leken niet veel verder te gaan dan consumentisme en statuszoekerij. Van de arbeiders, die tot consumenten waren gedegradeerd, viel niets meer te verwachten. De enige revolutionaire klasse die redding kon brengen, waren de ‘outcasts’ en ‘outsiders’ buiten de sociale orde.”(bron 8) Uiteindelijk verdween het revolutionaire streven helemaal naar de achtergrond; nu werden positieve discriminatie en de verzorgingsstaat door de progressieven aangegrepen om bijvoorbeeld bedrijven verplicht leden van minderheidsgroepen te laten aannemen om zo cultuurveranderingen te bewerkstelligen. Dit kan men uitbreiden tot de multiculturele samenleving, het feminisme, milieu-activisme en academisch postmodernisme.
Bronnen
- Sid Lukkassen, Avondland en Identiteit, (Aspekt 2015) p. 9
- Karl Marx & Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, (Amsterdam 1998) p. 58
- Bernard Delfgaauw en Frans van Peperstraten, Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte, (Kapellen 2001) p. 224
- Alan Barnard & Jonathan Spencer, Encyclopedia of Social and Cultural Anthropology, (1996) p. 354
- Bernard Delfgaauw en Frans van Peperstraten, Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte, (Kapellen 2001) p. 229
- Bernard Delfgaauw en Frans van Peperstraten, Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte, (Kapellen 2001) p. 231
- Bernard Delfgaauw en Frans van Peperstraten, Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte, (Kapellen 2001) p. 232
- P.A.J. Caljé en J.C. den Hollander, De nieuwste geschiedenis, (Utrecht 2003) p. 608