Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Zuidoost-Limburgs

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 5 aug 2014 om 12:48 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Zuidoost-Limburgs&oldid=39933421 28 dec 2013)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Meuse-Rhenish-nl.png
- HET LIMBURGS TAALLANDSCHAP -
Het zuidelijk Maas-Rijnlandse (Limburgs-Nederrijnse) dialectcontinuüm.

Als Zuidoost-Limburgs kunnen worden aangemerkt enkele plaatselijke dialecten van het Limburgs in het meest zuidoostelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg.
Het betreft hier een geografische aanduiding, geen strikt dialectologische. Het gaat hier in de eerste plaats om variëteiten die rond de Duitse grensstad Aken gesitueerd kunnen worden en die meer tegen het Duits aan liggen dan de variëteiten van het Limburgs elders in Nederlands en Belgisch Limburg. Op taalkundige gronden moet men echter dit gebied ruimer nemen, zuidwaarts van Zuid-Limburg (NL) naar het aangrenzende noordoosten van de provincie Luik (B), en oostwaarts in de grensregio Aken (D).

Zie Oostlimburgs-Ripuarisch#Drielandenlimburgs voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Zuidoost-Limburgs vormt een dialectcontinuüm van het Limburgs naar het Ripuarisch dat als geheel een coherente streektaal is, maar dat door drie landsgrenzen wordt doorsneden. Dit heeft lange tijd het zicht op hun onderlinge samenhang belemmerd, maar de belangstelling ervoor is wel toegenomen.[1]

Wallonië erkende in 1992 zijn dialecten als binnenlandse regionale talen en ondersteunt en subsidieert sindsdien culturele activiteiten in het Platduutsj, zoals de bewoners de taal van deze streek zelf noemen. De focus ligt hier op de binnengewestelijke situatie.[2]

Drielandenlimburgs

Bestand:Oostlimburgs-ripuarisch.png
Het Oostlimburgs-Ripuarisch dialectgebied volgens Goossens. Het strekt zich uit over de grenzen van drie landen en laat zich verdelen in drie subdialecten: 1. Bergisch, 2. Oostelijk Zuidlimburgs, 3. Platdiets.

In het zuidoosten van Limburg ligt een breed gebied van overgangsdialecten van de Nederfrankische-Limburgse taalvariëteiten - waartoe het merendeel van het Limburgs in België en Nederland behoort - en de Hoogduitse Middelfrankische, Rijnlandse, of Ripuarische dialecten. Dit op het Limburgs aansluitende Hoogduitse dialectgebied begint al in de Nederlands-Limburgse grensregio Kerkrade-Simpelveld-Vaals en loopt in zuidoostelijke richting het gebied in van de Moezel en verder.

In een brede overgangszone treft men behalve Limburgse ook Ripuarische kenmerken aan. Deze loopt ten oosten van het Maasland met Maastricht en het merendeel van de Belgisch-Limburgse Voerstreek: van Valkenburg in het noordwesten, door de grenszone bij Kerkrade via de stad Aken en haar directe omgeving zuidwaarts door de oostelijke Voerstreek tot in de noordoostelijke grensstreek van de Provincie Luik en Eupen. De volkstaal is hier van oudsher al Ripuarisch beïnvloed binnen het vroegere Hertogdom Limburg.

In Nederlands-Limburg valt bijna twee derde van Zuid-Limburg, met name het Heuvelland en de Oostelijke Mijnstreek, onder dit Limburgs-Ripuarische overgangsgebied. Daaruit kan men afleiden dat Aken voor Zuid-Limburg in vroeger eeuwen een sterker cultureel en taalkundig epicentrum heeft gevormd dan Maastricht. Deze invloed hield niet op bij de vestiging van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815. In de oostelijke helft van Zuid-Limburg is het Duits vanaf de 17e eeuw twee eeuwen lang de dominante schrijf- en cultuurtaal geweest, om pas in de eerste helft van de twintigste eeuw geheel teruggedrongen te worden (Goossens 1989).

De Rijnlandse waaier

Bestand:Niederfränkisches Mundartgebiet cropped-nl.png
Nederfrankisch taalgebied (exclusief Zuidoost-Limburgs).

In het zuidoosten laat men het Limburgs daar ophouden waar de zg. tweede Germaanse of Hoogduitse klankverschuiving (bijvoorbeeld water / Wasser) optreedt. Het loopt er over in het aangrenzende Rijnlandse of Middelfrankische dialect, in Duitsland Ripuarisch genoemd. Zo worden de dialecten van Kerkrade, Bocholtz, Vaals en gedeeltelijk ook Simpelveld, vlak langs de zuidoostgrens van Nederlands Limburg, tot het Ripuarisch en dus Hoogduits gerekend, omdat men daar onder meer al maache en geen maken zegt (zie ook Kerkraads.)

Een dergelijke scherpe begrenzing aan de hand van één markant criterium, in dit geval dat van de zogeheten Benrather Linie, geeft wel een primair criterium om de grens tussen Middelfrankisch (Duits) en Nederfrankisch (Nederlands) af te bakenen, maar kan niet verhinderen dat ten westen van die lijn nog een andere, meer specifieke ch/k-wisseling valt aan te wijzen, namelijk de kenmerksgrens of isoglosse die het Duitse adjectiefsuffix -lich scheidt van het Nederlandse -lijk (bijvoorbeeld: vruntjelich / vruntjelik ("vriendelijk")). Een "Duits" kenmerk is hier als het ware nog door de Benrather grenslijn heen geslipt. Niet alleen de omgeving van Kerkrade en Vaals, maar een aanzienlijk groter zuidoostelijk gebied in Nederlands Limburg vertoont dus al een "verkleuring" naar het Duits toe. De klankverschuivingen hebben zich dus niet voltrokken als een gesloten blok van het zuidoosten naar het noordwesten toe, maar gradueel en kringsgewijs.
Hans Kienhorst (1999: 53) rekent ook de taal van de Servaes-fragmenten (circa 1200) tot het Zuidoost-Limburgs.[3] Een schrijftaalkenmerk dat zowel in het Zuidoost-Limburgs als in het Ripuarisch is aangetroffen is het voorkomen van de medeklinkercluster scl- waar het Nederlands sl- heeft (bescloten, gesclachten e.d.).[4]

Deze schakeringen zijn ook te plaatsen in een groter kader dan dat van het Limburgs. Ze maken deel uit van een differentiatie die hoofdzakelijk op Duits grondgebied plaatsheeft. De brede overgangszone tussen het Nederlands / Nederduits en Middelduits vertoont verfijnde vertakkingen van de zogenoemde Rijnlandse waaier. De totstandkoming daarvan kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de langdurige zogenoemde Keulse expansie vanaf de Karolingische tijd (rond 800), die uiteindelijk in 1288 door Brabant werd gebroken in de Slag bij Woeringen. Het Limburgse taallandschap had zich toen echter al op blijvende wijze gevormd. De Uerdinger linie, die een kortere en meer specifieke zijlijn van de Benrather linie is, grenst een flinke perifere lob af, met daarbinnen het merendeel van het Belgische en Nederlandse Limburgs. Het taalkarakter is hier nog overwegend Nederfrankisch en dus 'Nederlands'. De grensoverschrijdende variëteiten die men als Drielandenlimburgs zou kunnen aanduiden vormen het meer complexe westelijk begin van de waaier. Ook de belangrijke Benrather grenslijn begint in deze zone, en wel even ten zuiden van Eupen (B). Pas onder Eupen kan men dus pas van Duits spreken.

Hertogdom Limburg

twijfel

Bestand:Limburg1477.png
Limburg in 1477.

Historisch hoorde deze streek voor een groot deel tot het oude hertogdom Limburg. Aken zelf was een rijksstad en viel daar buiten. Het kerngebied was gelegen in het noordoosten van de huidige Belgische provincie Luik, waar ook de oude vestingstad Limburg (Frans: Limbourg) ligt, tussen Aken (D), Wezet (Visé, B), Verviers (B) en Monschau (D). Noordelijk daarvan had het hertogdom bezittingen in het huidige Nederlandse Zuid-Limburg en de Voerstreek (B). Reeds in de dertiende eeuw ontstond hier een Limburgse schrijftaal.

Bestand:Aachen-Kupferstich-Merian.png
Aken rond 1647.

Het Akense dialect (Öcher Platt) sluit nadrukkelijk aan bij het Zuidoost-limburgs. De overlappingen zijn hier significanter dan de verschillen. Aken was het belangrijkste economische en culturele centrum in deze regio. Karel de Grote (742-814) streefde al naar een grammaticale codificatie voor dit Karolingische kerngebied. Voor deze variëteiten zijn door de Brusselse hoogleraar Leo Wintgens wel de termen Karolingisch-Frankisch en ook Oudlimburgs gebruikt. Deze termen zijn (volgens Frins 2006) minder geschikt, omdat zij meestal geassocieerd worden met oudere taalfasen van het Limburgs. Zo wordt de Middelnederlandse of Dietse taalvariëteit van Hendrik van Veldeke soms als Maaslands-Oudlimburgs aangeduid, te onderscheiden van de taal van het oude hertogdom. Wintgens (1982, 2001) beschreef de taalgeschiedenis van het hertogdom Limburg en de grammatica van deze streektaal in het recente verleden het grondigst. Hij is ook de grote promotor van deze grensoverschrijdende eenheidsvisie.

Door het Oudlimburgse kerngebied zelf, het oude hertogdom in het noordoosten van de huidige provincie Luik nog zonder de aansluitende gebieden in het Nederlandse Zuid-Limburg, liep de Romaans-Germaanse taalgrens. Het grootste, meest oostelijke deel van het hertogdom was Limburgstalig (Ripuarisch). Dit grensgebied wordt nu door officiële taalgrenzen tussen Nederlands, Duits en Frans doorkruist. Zodra er dialect gesproken wordt, verstaan de inwoners van deze streek elkaar echter probleemloos. De scheiding die administratief is aangebracht tussen het nu Duitstalige zogeheten Oostkanton Eupen en de nu officieel Franstalige, vroeger zogeheten Platdietse streek, is kunstmatig. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de nu Nederlandstalig verklaarde dorpen Teuven en Remersdaal in de Voerstreek, die evenzeer Ripuarisch zijn. Een taalkundig concept als Drielandenlimburgs bundelt aldus drie Oost-Limburgs/Ripuarische zones van grensdialecten, die elk apart binnen hun eigen staatsverband een perifeer en marginaal bestaan leiden.

Classificatie

Media-aandacht

  • In de bijlage 'Wetenschap & Onderwijs' van NRC Handelsblad van 10/9/06 verscheen een paginabrede bijdrage over het grensoverschrijdend toontaal-karakter van het Limburgs, onder de titel: 'Limburgse hoogten'.[5]
  • De regionale dagbladen Dagblad de Limburger / Limburgs Dagblad brachten op 23/9/06 een bijna paginagroot artikel over het Platdiets onder de titel 'Taal als cement van de Euregio'.

Literatuur

  • Cajot, J. 1990: 'Neue Sprachgrenzbildung an der deutschen Staatsgrenze zu niederländisch-Ostlimburg, Ostbelgien und Luxemburg', in: L. Kremer & H. Niebaum (red.), Grenzdialekte. Studien zur Entwicklung kontinentalwestgermanischer Dialektkontinua [Germanistische Linguistik nr. 101-103], 125-192. Hildesheim/Zürich/New York: Georg Olms Verlag.
  • Cornips, L. 1994: Syntactische variatie in het algemeen Nederlands van Heerlen. Amsterdam: IFOTT.
  • Frins, J. 2005: Syntaktische Besonderheiten im Aachener Dreilãndereck. Eine Übersicht begleitet von einer Analyse aus politisch-gesellschaftlicher Sicht. Groningen: RUG Repro [Akademische Diplomarbeit RUG].
  • Frins, J. 2006: Karolingisch-Fränkisch. Die plattdůtsche Volkssprache im Aachener Dreiländereck. Groningen: RUG Repro [Akademische Masterarbeit RUG].
  • Goossens, J. 1989: 'De evolutie van het taalgebruik in de beide Limburgen', in: Eenheid en scheiding van de beide Limburgen. Verslagbundel van het op 26 mei 1989 te Alden Biesen gehouden congres bij gelegenheid van de herdenking 150 jaar beide Limburgen. Leeuwarden / Maastricht: Eisma [Maaslandse monografieën 47], 213-235.
  • Wintgens, L. 1982: Grundlagen der Sprachgeschichte im Bereich des Herzogtums Limburg. Beitrag zum Studium der Sprachlandschaft zwischen Maas und Rhein. Eupen: Grenz-Echo-Verlag.
  • Wintgens, L. 2001: Et hat van os platt. Abriss einer Grammatik der germanischen Regionalsprache im Bereich des ehemaligen Herzogtums Limburg, 3. Auflage. Montzen: Obelit.

Zie ook

Portaal Nederlands

Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Te Montzen (B), in de zogeheten Platdietse streek, is een 'Zentrum für Sprachforschung Obelit', waaraan L. Wintgens, R. Jongen en L. Teller meewerken.
  2. º Sociolinguïstisch en taalkundig onderzoek van de grensdialecten elders in deze regio is verricht door Cajot 1990 en Cornips 1994.
  3. º Hans Kienhorst 1999, ‘De Wrake van Ragisel-fragmenten. Lay-out en opkomst van het literaire handschrift in de dertiende eeuw’, in: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 6 (1999), p.49-66. Ook op [1].
  4. º Zie H. Kienhorst en K. Schepers (red.) 2009, Het Wiesbadense handschrift: Hs. Wiesbaden, Hessisches Hauptstaatsarchiv, 3004 B 10. (Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 11), Hilversum 2009. 0ok op: [2].
    Vergelijk ook Michiel de Vaan 2008, 'Limburgismen in het handschrift-Borgloon' in: Jaarboek 10 van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, 81-114. Ook op [3].
  5. º nrc.nl, Limburgse hoogten, 09-09-2006
rel=nofollow
rel=nofollow