Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Johannes Hageman Jcz.: verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Johannes_Hageman_Jcz.&oldid=63206428 -1- 2001:1c00:2418:c00:6912:feae:3f8f:2782 29 okt 2022) |
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Johannes_Hageman_Jcz.&oldid=63272477 11 nov 2022 Cordhago) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Johannes Hageman Jcz. ('s Gravenhage, 30-09-1817 – Pasoeroean (Ned. Indië), 30-11-1871) is een | '''Johannes Hageman Jcz.''' ('s Gravenhage, 30-09-1817 – Pasoeroean (Ned. Indië), 30-11-1871) is een 19e-eeuwse auteur op geschiedkundig en ethnografisch gebied, met name m.b.t. het toenmalige "Nederlandsch Indië". Hij is opgevallen door zijn bijzondere levensgeschiedenis en door zijn talrijke publicaties, zowel boeken als tijdschriftartikelen, die ruimschoots in bibliotheken en antiquariaten zijn te vinden, bijvoorbeeld in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. | ||
Johannes Hageman Jcz. wordt op 30 september 1817 geboren in Den Haag. Zijn vader is volgens gegevens van de Burgerlijke Stand (akten van geboorte, huwelijk en overlijden) “smid” van beroep. Van twee broers wordt in dezelfde gegevens vermeld dat zij respectievelijk “wagenmaker” en “adsistent schrijver” van beroep zijn. Eén en ander rechtvaardigt de conclusie dat Hageman Jcz. wordt geboren in een milieu van ambachtslieden. | |||
Johannes Jcz. vertrekt al jong als soldaat naar 'Nederlands Indië', hetgeen misschien verband houdt met het feit dat zijn vader overlijdt wanneer hij pas veertien jaar oud is. Dat de geschiedkundige en ethnografische publicaties van Johannes Hageman Jcz. in zijn eigen tijd niet onopgemerkt zijn gebleven blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat uit De Gids (P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, 1857): | De toevoeging ‘Jcz.’ aan zijn achternaam, (soms ook geschreven als 'J.c.z.' of 'J.C.z.') wordt door hem als auteur steevast gebruikt, en betekent zoon-van-Jo(h)annes-Casparus, naar de voornamen van zijn vader. | ||
Nadat Hageman Jcz. op 30 november 1871 overlijdt schrijft Dr. T.C.L. Wijnmalen* een 'nekrologie', d.w.z. een artikel ter nagedachtenis aan de overleden persoon dat in het geval van Hageman vrijwel zijn hele leven beslaat. | |||
Dr. Wijnmalen* is van 1872 tot 1894 Secretaris-Bibliothecaris van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië, een wetenschappelijk instituut, ook bekend als KITLV*, dat tot doel heeft Nederlands-Indië in al haar facetten te bestuderen. Wijnmalen is in die jaren ook Secretaris van de [[Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]]. Later (in 1890) zal hij Bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag worden. | |||
De nekrologie is als een boekje van 7 pagina' s fysiek aanwezig in de Universiteits-Bibliotheek van Leiden en bovendien als digitale kopie in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. | |||
Bovenaan de eerste tekstpagina van de digitale kopie staat: | |||
“Overgedrukt uit de Nederlandsche Spectator 1872.*” | |||
De nekrologie is dus zowel als artikel in de Nederlandsche Spectator als in een aparte overdruk verschenen. | |||
Citaten met beoordelingen van Hageman door andere tijdgenoten lijken vrijwel allemaal ontleend te zijn aan Wijnmalens' nekrologie, die veel feitelijke informatie bevat. | |||
Johannes Jcz. vertrekt al jong als soldaat naar 'Nederlands Indië', hetgeen misschien verband houdt met het feit dat zijn vader overlijdt wanneer hij pas veertien jaar oud is.<ref>Zoals blijkt uit gegevens van de Burgerlijke Stand van de Gemeente 's Gravenhage (geboorte- en overlijdens-akten).</ref> | |||
Dat de geschiedkundige en ethnografische publicaties van Johannes Hageman Jcz. in zijn eigen tijd niet onopgemerkt zijn gebleven blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat uit De Gids (P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, 1857): | |||
“...eene ‘Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleijers’, door den Heer J. Hageman Jcz., te Soerabaja, een verdienstelijk beoefenaar der historie van Nederlandsch Indië, die ook de verschillende Indische Tijdschriften en later ook het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap, gelijk wij nog nader zien zullen, met menige belangrijke bijdrage verrijkte...” | “...eene ‘Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleijers’, door den Heer J. Hageman Jcz., te Soerabaja, een verdienstelijk beoefenaar der historie van Nederlandsch Indië, die ook de verschillende Indische Tijdschriften en later ook het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap, gelijk wij nog nader zien zullen, met menige belangrijke bijdrage verrijkte...” | ||
Regel 15: | Regel 34: | ||
Zijn belangrijkste werken zijn: Algemeene geschiedenis van Java, van de vroegste tijden af aan, tot op onze dagen in Indisch Archief 1849 en 50, Tijdschr. Bat. Gen. 1853 en 54; in beknopten vorm ook afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Handleiding tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde van Java (Bat. 1852, 2 dln.); Geschiedenis van den oorlog op Java, van 1825 tot 1830 (Bat. 1856); Javaansche tafereelen. Fragmenten uit aanteekeningen van 1836-1864 (Samarang 1865); Geschiedenis der Soenda-landen in Tijdschr. Bat. Gen. 1867, 1869, 1870; Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleyers in Verhand. Bat. Gen. 1852; Geschiedenis van het Bataafsch en Hollandsch gouvernement op Java in Tijdschr. Bat. Gen. 1855, 1856, 1857. | Zijn belangrijkste werken zijn: Algemeene geschiedenis van Java, van de vroegste tijden af aan, tot op onze dagen in Indisch Archief 1849 en 50, Tijdschr. Bat. Gen. 1853 en 54; in beknopten vorm ook afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Handleiding tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde van Java (Bat. 1852, 2 dln.); Geschiedenis van den oorlog op Java, van 1825 tot 1830 (Bat. 1856); Javaansche tafereelen. Fragmenten uit aanteekeningen van 1836-1864 (Samarang 1865); Geschiedenis der Soenda-landen in Tijdschr. Bat. Gen. 1867, 1869, 1870; Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleyers in Verhand. Bat. Gen. 1852; Geschiedenis van het Bataafsch en Hollandsch gouvernement op Java in Tijdschr. Bat. Gen. 1855, 1856, 1857. | ||
Zie: T.C.L. Wijnmalen in Nederl. Spectator 1872, 42 | Zie: T.C.L. Wijnmalen in Nederl. Spectator 1872, 42 vlg." | ||
In bovenstaand citaat wordt aan het slot verwezen naar een artikel van T.C.L. Wijnmalen, in de Nederlandsche Spectator van 1872. Dit blijkt de door Wijnmalen geschreven necrologie over Johannes Jcz. te zijn, waar ook in het onderstaande citaat naar wordt verwezen. Dit citaat dateert uit het jaar na zijn overlijden (1872) en is afkomstig uit het “VERSLAG VAN DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VAN DE TAAL, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEDERLANDSCH-INDIE OVER 1871”, en werd uitgesproken op de “ALGEMEENE VERGADERING” van het instituut “GEHOUDEN 3 0 MAART 1872” door de secretaris van dit instituut, Mr. P.A.S. van Limburg Brouwer: | In bovenstaand citaat wordt aan het slot verwezen naar een artikel van T.C.L. Wijnmalen, in de Nederlandsche Spectator van 1872. Dit blijkt de door Wijnmalen geschreven necrologie over Johannes Jcz. te zijn, waar ook in het onderstaande citaat naar wordt verwezen. Dit citaat dateert uit het jaar na zijn overlijden (1872) en is afkomstig uit het “VERSLAG VAN DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VAN DE TAAL, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEDERLANDSCH-INDIE OVER 1871”, en werd uitgesproken op de “ALGEMEENE VERGADERING” van het instituut “GEHOUDEN 3 0 MAART 1872” door de secretaris van dit instituut, Mr. P.A.S. van Limburg Brouwer: | ||
Regel 25: | Regel 44: | ||
Dr. Th. Ch. L. Wijnmalen in het nommer van 10 Februari van den Nederlandschen Spectator. Het Instituut bezit nog verscheidene manuscripten van zijne hand; met de inventarisatie van deze hoopt zich een der bestuursleden bezig te houden terwijl dan | Dr. Th. Ch. L. Wijnmalen in het nommer van 10 Februari van den Nederlandschen Spectator. Het Instituut bezit nog verscheidene manuscripten van zijne hand; met de inventarisatie van deze hoopt zich een der bestuursleden bezig te houden terwijl dan | ||
later zal kunnen beoordeeld worden, wat van die nalatenschap nog voor uitgave geschikt mocht zijn.” | later zal kunnen beoordeeld worden, wat van die nalatenschap nog voor uitgave geschikt mocht zijn.” | ||
(Wijnmalen is in die jaren Secretaris van zowel de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als van | (Wijnmalen is in die jaren Secretaris van zowel de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als van | ||
Regel 31: | Regel 50: | ||
het Koninklijk Instituut van de Taal, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie.) | het Koninklijk Instituut van de Taal, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie.) | ||
Johannes Hageman Jcz. wordt in de wetenschappelijke literatuur van zijn eigen tijd geciteerd, maar | Johannes Hageman Jcz. wordt in de wetenschappelijke literatuur van zijn eigen tijd geciteerd, maar nog tot in de 21e eeuw, bijvoorbeeld in het proefschrift van Martine Barwegen: ''GOUDEN HOORNS, De geschiedenis van de veehouderij op Java, 1850-2000, Academisch Proefschrift, Wageningen Universiteit, 2005.'' | ||
Johannes Hageman Jcz. schenkt tijdens zijn leven boeken en artikelen aan instellingen. Hij laat ook middels zijn testament kaarten na en instrumenten waar hij kennelijk mee werkte, alsmede de bij zijn dood nog aanwezige manuscripten. | Johannes Hageman Jcz. schenkt tijdens zijn leven boeken en artikelen aan instellingen. Hij laat ook middels zijn testament kaarten na en instrumenten waar hij kennelijk mee werkte, alsmede de bij zijn dood nog aanwezige manuscripten. | ||
Regel 37: | Regel 56: | ||
Hij overlijdt in 1871 in Pasoeroean in ‘Nederlandsch Indië’, ca. zeventig kilometer van Soerabaja waar hij blijkens het eerste citaat ook heeft gewoond. | Hij overlijdt in 1871 in Pasoeroean in ‘Nederlandsch Indië’, ca. zeventig kilometer van Soerabaja waar hij blijkens het eerste citaat ook heeft gewoond. | ||
Over Pasoeroean, een havenplaats op Oost-Java, valt te vertellen dat Louis Couperus er ca. dertig jaar later (in 1899) een begin maakte met zijn roman ‘De stille kracht’. De beschrijvingen van straten en gebouwen in het fictieve stadje in ‘De stille kracht’ zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de werkelijke situatie in Pasoeroean. Het schijnt in het algemeen een gewilde standplaats voor Nederlandse bestuursambtenaren te zijn geweest. Ook Multatuli (Eduard Douwes Dekker) probeerde er in 1859 - zo’ n veertig jaar eerder dan Couperus’ verblijf en nog tijdens het leven van Johannes Jcz. - benoemd te worden tot resident, welk verzoek echter door | Over Pasoeroean, een havenplaats op Oost-Java, valt te vertellen dat Louis Couperus er ca. dertig jaar later (in 1899) een begin maakte met zijn roman ‘De stille kracht’. De beschrijvingen van straten en gebouwen in het fictieve stadje in ‘De stille kracht’ zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de werkelijke situatie in Pasoeroean. Het schijnt in het algemeen een gewilde standplaats voor Nederlandse bestuursambtenaren te zijn geweest. Ook Multatuli (Eduard Douwes Dekker) probeerde er in 1859 - zo’ n veertig jaar eerder dan Couperus’ verblijf en nog tijdens het leven van Johannes Jcz. - benoemd te worden tot resident, welk verzoek echter door de toenmalige Minister van Koloniën werd afgewezen. | ||
De naam van de echtgenote van Johannes Jcz., met wie hij volgens één van bovenstaande citaten “door zijn huwelijk een onbekommerde toekomst te gemoet gaande” in (ca.) 1860 trouwde, is onbekend. Evenmin of hij voorkomt in koloniale archieven en of er ooit een grafsteen in Pasoeroean is geweest met zijn naam. | |||
Uit alles blijkt dat Johannes Jcz. autodidact is. Opmerkelijk is dat hij zich vanuit een milieu van ambachtslieden begin negentiende eeuw op eigen kracht heeft ontwikkeld tot iemand die na 2000 nog in tenminste één wetenschappelijke publicatie is geciteerd. Bij alle woorden van waardering in de commentaren van tijdgenoten over zijn inzet en toewijding bij het wetenschappelijke werk wordt hier en daar ook gewezen op het feit dat hij autodidact was, en dat hij geen theoretische wetenschappelijke opleiding had genoten. Niet zo vreemd voor iemand die op jonge leeftijd al als soldaat naar Indië vertrok. Opmerkelijk is ook dat in het tweede bovenstaande citaat wordt vermeld dat hij “aanvankelijk bestemd (was) voor den geestelijken stand”. Wellicht waren deze generaties van zijn familie (Hageman) serieus geïnvolveerd in zaken van geloof en religie, en was de mogelijkheid aanwezig dat een zoon geestelijke (dominee, predikant) zou worden. Het typeert wellicht een klimaat van maatschappelijke betrokkenheid van de familie waar hij uit voortkwam, een klimaat waarin je dominee maar kennelijk ook geschiedkundige kunt worden. | |||
{{Appendix}} | |||
{{nocat}} |
Huidige versie van 12 nov 2022 om 15:02
Johannes Hageman Jcz. ('s Gravenhage, 30-09-1817 – Pasoeroean (Ned. Indië), 30-11-1871) is een 19e-eeuwse auteur op geschiedkundig en ethnografisch gebied, met name m.b.t. het toenmalige "Nederlandsch Indië". Hij is opgevallen door zijn bijzondere levensgeschiedenis en door zijn talrijke publicaties, zowel boeken als tijdschriftartikelen, die ruimschoots in bibliotheken en antiquariaten zijn te vinden, bijvoorbeeld in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Johannes Hageman Jcz. wordt op 30 september 1817 geboren in Den Haag. Zijn vader is volgens gegevens van de Burgerlijke Stand (akten van geboorte, huwelijk en overlijden) “smid” van beroep. Van twee broers wordt in dezelfde gegevens vermeld dat zij respectievelijk “wagenmaker” en “adsistent schrijver” van beroep zijn. Eén en ander rechtvaardigt de conclusie dat Hageman Jcz. wordt geboren in een milieu van ambachtslieden.
De toevoeging ‘Jcz.’ aan zijn achternaam, (soms ook geschreven als 'J.c.z.' of 'J.C.z.') wordt door hem als auteur steevast gebruikt, en betekent zoon-van-Jo(h)annes-Casparus, naar de voornamen van zijn vader.
Nadat Hageman Jcz. op 30 november 1871 overlijdt schrijft Dr. T.C.L. Wijnmalen* een 'nekrologie', d.w.z. een artikel ter nagedachtenis aan de overleden persoon dat in het geval van Hageman vrijwel zijn hele leven beslaat.
Dr. Wijnmalen* is van 1872 tot 1894 Secretaris-Bibliothecaris van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië, een wetenschappelijk instituut, ook bekend als KITLV*, dat tot doel heeft Nederlands-Indië in al haar facetten te bestuderen. Wijnmalen is in die jaren ook Secretaris van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Later (in 1890) zal hij Bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag worden.
De nekrologie is als een boekje van 7 pagina' s fysiek aanwezig in de Universiteits-Bibliotheek van Leiden en bovendien als digitale kopie in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Bovenaan de eerste tekstpagina van de digitale kopie staat:
“Overgedrukt uit de Nederlandsche Spectator 1872.*”
De nekrologie is dus zowel als artikel in de Nederlandsche Spectator als in een aparte overdruk verschenen.
Citaten met beoordelingen van Hageman door andere tijdgenoten lijken vrijwel allemaal ontleend te zijn aan Wijnmalens' nekrologie, die veel feitelijke informatie bevat.
Johannes Jcz. vertrekt al jong als soldaat naar 'Nederlands Indië', hetgeen misschien verband houdt met het feit dat zijn vader overlijdt wanneer hij pas veertien jaar oud is.[1]
Dat de geschiedkundige en ethnografische publicaties van Johannes Hageman Jcz. in zijn eigen tijd niet onopgemerkt zijn gebleven blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat uit De Gids (P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, 1857):
“...eene ‘Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleijers’, door den Heer J. Hageman Jcz., te Soerabaja, een verdienstelijk beoefenaar der historie van Nederlandsch Indië, die ook de verschillende Indische Tijdschriften en later ook het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap, gelijk wij nog nader zien zullen, met menige belangrijke bijdrage verrijkte...”
En W.C. Muller schrijft in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW), een tussen 1911 en 1937 in tien delen verschenen lexicon dat meer dan 22.000 beknopte levensschetsen bevat van belangrijke of op zijn minst opvallende Nederlanders (deel 1, p. 1019):
“HAGEMAN (Johannes), zoon van Johannes Casparus en Maria Kazander, geb. te 's Gravenhage 30 Sept. 1817, overl. 30 Nov. 1871 te Pasoeroean, was aanvankelijk bestemd voor den geestelijken stand, scheen daarvoor geen roeping te hebben en vertrok als soldaat naar Indië. In 1836 ging hij in burgerlijken dienst over, vervulde verschillende administratieve betrekkingen van lageren rang tot het jaar 1860, toen hij, door zijn huwelijk een onbekommerde toekomst te gemoet gaande, ontslag uit den dienst nam en verder ambteloos burger bleef.
Schitterde Hageman dus geenszins door een hooge maatschappelijke positie, zijn onafgebroken wetenschappelijke werkzaamheid heeft zijn naam aan de vergetelheid ontrukt. Een groot aantal zijner geschriften is, 't zij afzonderlijk, 't zij in tijdschriften, uitgegeven. Hoofdvak van zijn studie was de geschied- en oudheidkunde van den indischen archipel. De ind. regeering verleende hem toegang tot de oude archieven, waaraan hij veel heeft ontleend, doch het is te betreuren, dat hij daarbij niet kritisch genoeg is te werk gegaan, vooral waar zijn mededeelingen ontleend werden uit aanteekeningen, welker authenticiteit door de kritiek nog niet geheel boven allen twijfel verheven is; ook miste hij de gave de verzamelde stof behoorlijk te verwerken, te verklaren uit de omstandigheid, dat hem geen wetenschappelijke opleiding ten deel was gevallen.
Zijn belangrijkste werken zijn: Algemeene geschiedenis van Java, van de vroegste tijden af aan, tot op onze dagen in Indisch Archief 1849 en 50, Tijdschr. Bat. Gen. 1853 en 54; in beknopten vorm ook afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Handleiding tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde van Java (Bat. 1852, 2 dln.); Geschiedenis van den oorlog op Java, van 1825 tot 1830 (Bat. 1856); Javaansche tafereelen. Fragmenten uit aanteekeningen van 1836-1864 (Samarang 1865); Geschiedenis der Soenda-landen in Tijdschr. Bat. Gen. 1867, 1869, 1870; Geschiedenis der verovering van Malakka en der oorlogen tusschen de Portugezen en Maleyers in Verhand. Bat. Gen. 1852; Geschiedenis van het Bataafsch en Hollandsch gouvernement op Java in Tijdschr. Bat. Gen. 1855, 1856, 1857.
Zie: T.C.L. Wijnmalen in Nederl. Spectator 1872, 42 vlg."
In bovenstaand citaat wordt aan het slot verwezen naar een artikel van T.C.L. Wijnmalen, in de Nederlandsche Spectator van 1872. Dit blijkt de door Wijnmalen geschreven necrologie over Johannes Jcz. te zijn, waar ook in het onderstaande citaat naar wordt verwezen. Dit citaat dateert uit het jaar na zijn overlijden (1872) en is afkomstig uit het “VERSLAG VAN DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VAN DE TAAL, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEDERLANDSCH-INDIE OVER 1871”, en werd uitgesproken op de “ALGEMEENE VERGADERING” van het instituut “GEHOUDEN 3 0 MAART 1872” door de secretaris van dit instituut, Mr. P.A.S. van Limburg Brouwer:
“Door den dood verloor het Instituut onlangs den heer Hageman in N. Indië.
Omtrent diens ijver voor de Indische land- en volkenkunde en zijne rustelooze werkzaamheid vindt men tal van bijzonderheden in de necrologie door den heer
Dr. Th. Ch. L. Wijnmalen in het nommer van 10 Februari van den Nederlandschen Spectator. Het Instituut bezit nog verscheidene manuscripten van zijne hand; met de inventarisatie van deze hoopt zich een der bestuursleden bezig te houden terwijl dan
later zal kunnen beoordeeld worden, wat van die nalatenschap nog voor uitgave geschikt mocht zijn.”
(Wijnmalen is in die jaren Secretaris van zowel de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als van
het Koninklijk Instituut van de Taal, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie.)
Johannes Hageman Jcz. wordt in de wetenschappelijke literatuur van zijn eigen tijd geciteerd, maar nog tot in de 21e eeuw, bijvoorbeeld in het proefschrift van Martine Barwegen: GOUDEN HOORNS, De geschiedenis van de veehouderij op Java, 1850-2000, Academisch Proefschrift, Wageningen Universiteit, 2005.
Johannes Hageman Jcz. schenkt tijdens zijn leven boeken en artikelen aan instellingen. Hij laat ook middels zijn testament kaarten na en instrumenten waar hij kennelijk mee werkte, alsmede de bij zijn dood nog aanwezige manuscripten.
Hij overlijdt in 1871 in Pasoeroean in ‘Nederlandsch Indië’, ca. zeventig kilometer van Soerabaja waar hij blijkens het eerste citaat ook heeft gewoond.
Over Pasoeroean, een havenplaats op Oost-Java, valt te vertellen dat Louis Couperus er ca. dertig jaar later (in 1899) een begin maakte met zijn roman ‘De stille kracht’. De beschrijvingen van straten en gebouwen in het fictieve stadje in ‘De stille kracht’ zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de werkelijke situatie in Pasoeroean. Het schijnt in het algemeen een gewilde standplaats voor Nederlandse bestuursambtenaren te zijn geweest. Ook Multatuli (Eduard Douwes Dekker) probeerde er in 1859 - zo’ n veertig jaar eerder dan Couperus’ verblijf en nog tijdens het leven van Johannes Jcz. - benoemd te worden tot resident, welk verzoek echter door de toenmalige Minister van Koloniën werd afgewezen.
De naam van de echtgenote van Johannes Jcz., met wie hij volgens één van bovenstaande citaten “door zijn huwelijk een onbekommerde toekomst te gemoet gaande” in (ca.) 1860 trouwde, is onbekend. Evenmin of hij voorkomt in koloniale archieven en of er ooit een grafsteen in Pasoeroean is geweest met zijn naam.
Uit alles blijkt dat Johannes Jcz. autodidact is. Opmerkelijk is dat hij zich vanuit een milieu van ambachtslieden begin negentiende eeuw op eigen kracht heeft ontwikkeld tot iemand die na 2000 nog in tenminste één wetenschappelijke publicatie is geciteerd. Bij alle woorden van waardering in de commentaren van tijdgenoten over zijn inzet en toewijding bij het wetenschappelijke werk wordt hier en daar ook gewezen op het feit dat hij autodidact was, en dat hij geen theoretische wetenschappelijke opleiding had genoten. Niet zo vreemd voor iemand die op jonge leeftijd al als soldaat naar Indië vertrok. Opmerkelijk is ook dat in het tweede bovenstaande citaat wordt vermeld dat hij “aanvankelijk bestemd (was) voor den geestelijken stand”. Wellicht waren deze generaties van zijn familie (Hageman) serieus geïnvolveerd in zaken van geloof en religie, en was de mogelijkheid aanwezig dat een zoon geestelijke (dominee, predikant) zou worden. Het typeert wellicht een klimaat van maatschappelijke betrokkenheid van de familie waar hij uit voortkwam, een klimaat waarin je dominee maar kennelijk ook geschiedkundige kunt worden.
Bronnen, noten en/of referenties
|