Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Adrianus Johannes Lemmens: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
(+ Cat)
 
Regel 72: Regel 72:
* Hungarian ship in Timor
* Hungarian ship in Timor
* De Janssens
* De Janssens
[[Categorie:Persoon in een Jappenkamp]]

Huidige versie van 26 sep 2018 om 18:09

Adrianus Johannes Lemmens (OHK) – Een Hatertse jongen

Familie

Adrianus Johannes Lemmens werd geboren 24 maart 1904 te Hatert, en is overleden op 27 juni 1990 te Hengelo (O). Hij was een zoon van de Hatertse Johannes Gerardus Lemmens en Catharina Maria Manders. Hij was tevens de kleinzoon van de Haterse Mr. hoefsmid Antoon Lemmens en Anna Clementina van de Poel. Hij trouwde twee keer, de eerste keer met Dolly Gerarda Bogaardt (februari 1929) en de tweede keer (7 nov. 1929) met Gertruda Catharina Geutjes, welke geboortig was van Millingen aan de Rijn. Uit het tweede huwelijk werden drie kinderen geboren, Karin (Toos), Jan en Gerard.

Loopbaan

A.J. Lemmens werd in april 1932 benoemd tot tweede werktuigkundige der K.P.M. In deze rang diende hij van 5 juni 1940 tot 2 januari aan boord van de Van Overstraten, Van Cloon en de Janssens. Op het einde van 1941 werkte hij als tweede werktuigkundige maar verving hij de Hoofd werktuigkundige aan boord van het K.P.M. schip Janssens, dat van Soerabaja naar Singapore voer met torpedo’s voor Nederlandse onderzeeboten aan boord.

Het schip was samen met Engelse en Australische schepen betrokken bij de bescherming van Singapore tegen bombardementen van Japanse vliegtuigen. In deze tijd huurde de Nederlandse Marine, doordat er gebrek was aan marineschepen, koopvaardijschepen, en de Janssens was een van deze schepen. Lemmens diende aan boord van de Janssens van 5 juni 1940 tot 2 januari 1942 en vervolgens op het schip de Liran tot 1 maart 1942. De Liran was oorspronkelijk een Hongaars schip (dan varend onder de naam Nyugat) maar was in 1941 door het Nederlandse gouvernement geconfisceerd.

Jappenkampen

Hij kreeg in 1953 voor betoonde dapperheid aan boord van de Janssens het Nederlandse oorlogsherinneringskruis met twee gespen. Toen de bezetting door Japan begon werden veel schepen door de Nederlandse troepen in de havens afgezonken. Adrianus Johannes Lemmens werd nu door de vijand gedurende 4 dagen in Malang gevangen gezet, vervolgens eerst in het kamp Kesilir op Oost-Java (van 12 juni 1942 tot september 1943) gevangen gehouden en hierna per trein overgebracht naar de gevangenis Banjoe Biroe op Centraal-Java, waar hij verbleef van september 1943 tot september 1944.

Hij bracht in 1944 enige maanden in een kamp te Bandoeng door en verbleef datzelfde jaar gedurende twee maanden in een kamp te Batavia. Nog later werd hij overgebracht naar de Changi gevangenis bij Singapore en later geplaatst in een kamp op Devil’s Island (Pulu Damer). Op Devil’s Island werden de gevangenen gedwongen een dok voor de Japanners te bouwen. Er werd sabotage gepleegd door suiker in het cement te stoppen. Lemmens overleefde de oorlog en werd door het Gurkaregiment in augustus 1945 bevrijd.

In het laatste jaar van zijn gevangenschap bevrijdde Lemmens een medegevangene, Ben Groenewegen, van de verhongeringsdood door al zijn gouden kiezen te trekken en deze te verkopen zodat hij eten kon krijgen. In 1947 maakte Ben speciaal een reis vanuit Australie naar Nederland om dit verhaal te vertellen aan de echtgenote en kinderen van Lemmens.

De Japanse Officieren waren doodsbang voor ziekten die de vliegen (en in de tropen is er geen gebrek aan vliegen) zouden overbrengen. Toen hij in de Singaporese gevangenis Changi was werd hij de kampioen vliegenvanger en kreeg als beloning daarvoor extra eten. Dat had ook wel een negatieve kant want na de oorlog was zijn vliegenvanger nog altijd in zijn bereik! Hij haatte vliegen.

Bevrijding

Hij werd in januari 1946 verenigd met zijn vrouw en kinderen, die allen de oorlog overleefd hadden in de gevangenis Banjoe Biroe of wel Kamp 10. Doordat er onlusten uitbraken na de overgave van Japan op 15 augustus 1945 bleef de familie van Lemmens tot december 1945 om veiligheidsredenen in die gevangenis; zij werden nu door een Gurkaregiment en beschermd vanuit de lucht door Engelse vliegtuigen, in vonvoi naar Semarang gebracht en uiteindelijk met het Engelse schip de Loch Kilisport (waarop Prins Philip als marine-officier diende) naar Singapore overgevaren.

Aldaar, in de straten van Singapore werd hij en zijn vrouw en kinderen weer herenigd. Hij vroeg de weg aan een willekeurig persoon die toevallig zijn oudste zoon, Jan, bleek te zijn.

In maart 1946 kwam de familie Lemmens in Nijmegen aan en al spoedig huurden zij een vlieringappartement bij de weduwe Courbois in de Dr. Jan Berendstraat, tot welk gezin o.a. de actrice Kitty Courbois en de drummer Pierre Courbois behoorden. Die winter van 1946 was het nogal koud, vooral voor een familie die net uit de tropen kwamen.


Schepen

De Janssens

De Janssens voer onder charter bij de Koninklijke Marine als logies- en bevoorradingsschip maar kende tijdens de oorlog nog steeds een bemanning, onder leiding van de onverstoorbare kapitein G.N. Prass, die van de K.P.M. afkomstig was. In deze tijd werd zij ingezet als doelschip en werd haar bemanning getraind op het waarnemen der bewegingen van onderzeeboten. Eind 1941, toen de Japanners Malakka aan het bezetten waren, voer de Janssens met torpedo’s voor de Nederlandse duikboten naar het noorden, waar deze torpedoboten samen met de Britse en Australische marine Singapore verdedigden. De bewapening bestond in deze tijd uit twee dubbele mitrailleurs die afkomstig waren uit een Catalinavliegboot.

In de laatste weken van de oorlog was zij vooral bezig met het afleveren van munitie aan de Britse marine en met het evacueren van de overlevenden van de Repulse en de Pince of Wales van Singapore naar Soerabaja. In het begin van maart 1942 bereikte zij Tjilatjap om daar 450 man aan marinepersoneel en burgers te evacueren. Aan deze te evacueren mensen werd op het laatste moment nog een groep van de gewonde overlevenden van het USS Marblehead aan toegevoegd. Kapitein Prass bracht de Janssens met veel te weinig officieren en een bemanning van slechts 14 inlanders op 3 maart om 7.00 van Tjilatjap naar buiten. Dat was in zware regen en zonder loods dwars door het mijnenveld voor de haven.

„Probeer u voor te stellen. Het schrikkelijke beeld van Tjilatjap in zijn doodsstrijd. Ontelbare schepen van allerlei typen en afmetingen. Het zwaar gehavende USS Marblehead, dat de Slag in de Javazee had overleefd, andere oorlogsschepen, tankers en grote troepentransportschepen, kleine coasters; een uitzinnig en verward ’sauve qui peut’”. (bron: 1998. Lieuwe Pronk. KPM. Een zeer bijzondere scheepvaartcompagnie).

Ondanks de duisternis en de regen werd de open zee veilig bereikt. Om de Japanse schepen, die naar het zuiden voeren, te vermijden, zette Prass koers naar het oosten; toen het weer opklaarde werd de Janssens aangevallen door Japanse Zero-vliegtuigen, waardoor veel mensen gewond raakten en de reddingsboten vernield werden. Prass besloot de gewonden aan land te zetten en meer bewapening en reddingsmaterieel te krijgen.

Hij wist de haven van Padjitan te bereiken en stuurde de vrouwen en kinderen aldaar aan wal. De voltallige inheemse bemanning deserteerde aldaar uit vrees voor Japanse aanvallen op het schip. Het overgebleven K.P.M.-personeel echter nam de taken van de bemanning over en het schip vertrok richting Freemantle, waar men veilig aankwam. De Janssens bleef hierna varen in de Stille Oceaan en ’diende met waardigheid’ tijdens de Nieuw-Guineacampagne; het was een der K.P.M.-schepen die deelnam aan de herovering der Filipijnen door MacArthur.

In Nederlands-Indië kwamen de overgebleven schepen van de K.P.M. onder beheer van de Nederlandse Scheepvaart- en Handelsvereniging, een afdeling van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen. Veel van die schepen werden verhuurd aan het Britse Ministerie van Oorlogstransport. Deze K.P.M.-schepen opereerden nu in de Middellandse Zee, het Midden-Oosten, India, Birma en Bombay.

De Van Overstraten

Tijdens de oorlogsverklaring van Nederland aan Japan voer de Van Overstraten naar Bombay, waar het op 21 december 1941 aankwam. Voor de terugreis probeerde de gezagvoerder het schip te bewapenen, maar omdat geen wapens beschikbaar waren, moest men overrichterzake de terugreis, op 16 januari 1942, aanvaarden.

Op 22 januari 1942 werd de Van Overstraten aangevallen door een Japanse onderzeeër en omdat er geen hulp kwam opdagen verliet de bemanning het schip in zes sloepen. Na een nieuw bombardement op de Van Overstraten ontstond er brand, dook het voorschip onder water en zonk uiteindelijk. De afstand tot land (Simaloer) was ongeveer 550 mijl en werd na zeven dagen bereikt door de bemanning in de sloepen. Van de 117 opvarenden werden uiteindelijk 113 gered; de overlevenden werden naar het Tobameer op Sumatra gevlogen.

De Van Cloon

De Van Cloon bereikte met een lading cement veilig de bestemmingshaven Soerabaja maar de toestand werd aldaar te gevaarlijk gevonden. Op 6 februari 1942 werd het schip met 87 passagiers weer naar Brits Indië gezonden. De dag na het vertrek viel ten oosten van Mandalika een boven water varende onderzeeboot het onbeschermde schip aan.

Het vermogen van de machine werd opgevoerd en de gezagvoerder probeerde zigzaggend aan de vijand te ontkomen. Het Japanse schip nam de Van Cloon echter onder vuur en het schip werd diverse malen geraakt. Een uur later, toen het schip door de bemanning al verlaten was, zonk het weg in de golven. De drenkelingen werden gered door een Amerikaans schip, de Isabel, en in Soerabaja aan land gezet.

De Nyugat of Liran

De Liran was een Nederlands schip van 2.512 ton dat was gebouwd in 1912 door de Hain Steamship Company. Het werd tussen 1914 en 1919 gebruikt als gevangenenschip en na de oorlog aan haar eigenaren teruggegeven. In 1934 werd het schip verkocht aan Hongarije en hernoemd in Nyugat. Zij werd in 1941 door Nederland geconfisceerd en op 2 maart 1942 afgezonken te Soerabaja om te voorkomen dat zij in Japanse handen zou vallen.


Korte historie van de K.P.M.

De Koninklijke Paketvaart Maatschappij (K.P.M.) was de grootste Nederlandse scheepvaartonderneming, die in 1891 werd opgericht met 28 schepen; zij bezat in 1916 een totaal 93 schepen en in 1927 een total van 146, met orders voor nog eens 31 schepen bij Nederlandse scheepswerven. In 1923 werd een hoofdkantoor gebouwd in Batavia. De K.P.M. had, mede door de landgebonden infrastructuur ter ondersteuning van de snel groeiende maatschappij en de stimulans die zij gaf aan de olie-industrie (doordat zij haar schepen al vanaf 1900 liet varen op olie in plaats van steenkool), veel invloed op de economie in Nederlands-Indië, ook omdat veel lokale mensen betrokken werden bij het bedrijf.

De K.P.M. was de grootste leverancier van koopvaardijschepen voor de geallieerde operaties in Nederlands-Indië. De maatschappij begon de oorlog met Japan met 150 schepen (in totaal 340.000 ton). De oorspronkelijk 14 diensten tussen de eilanden groeiden uit tot 61; ook de overzeediensten werden uitgebreid en Nederlands-Indië verbonden met Zuid-Oost Azië, China, de Philipijnen, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-en Oost Afrika, Zuid-Amerika en vele andere plaatsen. Op het vasteland had de K.P.M. een uitgebreide infrastructuur met permanente staf en voorzieningen in onder meer Sydney.

De K.P.M. in oorlogstijd

De K.P.M. werd al voor het begin van de oorlog, toen de spanningen toenamen, ingezet om troepen en uitrustingen te verplaatsen en maakte aldus een wezenlijk deel uit van de verdediging van Nederlands-Indië. Ook reservevoorraden en cement en staal werden door de K.P.M. respectievelijk uit Bangkok en Newcastle ingevoerd. De dienstregeling werd hiertoe aangepast en schepen werden gecontracteerd ter ondersteuning van marineoperaties. Het K.P.M.-schip de Janssens werd gevorderd als onderzeeboottender; het schip stond toen onder commando van kapitein Gerrit Nicolaas Prass. De Janssens was een burgerbevoorrading- en accomodatieschip voor de Nederlandse onderzeebootdienst. De Janssens voer tijdens de gehele oorlog en kreeg grote bekendheid door haar gedurfde ondernemingen onder commando van Prass.

Ten gevolge van de Japanse opmars werd de K.P.M. geconfronteerd met een dubbele taak, namelijk de evacuatie van garnizoenen en burgers uit de door de geallieerden verlaten buitenposten en het voortzetten van de handel in de door de geallieerden gecontroleerde gebieden. De K.P.M. wist deze tijd echter redelijk goed te doorstaan en verloor tot de eerste week van januari 1942 geen enkel schip. Dat zou snel veranderen want tijdens en vlak na de slag in de Java-zee verloor de K.P.M. alleen al 22 schepen, wat toen het aantal gezonken K.P.M. schepen op 79 bracht, de helft van de vloot.

Bronvermelding

  • 1944. James Hilton. De geschiedenis van Dr. Wassell. Transatlantic
  • 1950. Ir. H. Th. Bakker. De K.P.M. in oorlogstijd. Een overzicht van de verrichtingen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en haar personeel gedurende de wereldoorlog 1939-1945. J.H. de Bussy. Amsterdam
  • 1986. Joop Hulsbus. En de zon werd rood. De ondergang van Nederlands-Indië en de hel van de Birma spoorweg. 1940-1945. Uitgeverij Hollandia.
  • 1998. L. Pronk. KPM. Een zeer bijzondere scheepvaartcompagnie.
  • 2006. Doug Hurst. De vierde bondgenoot. De Nederlandse strijdkrachten in Australië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Waanders Uitgevers. Zwolle.
  • Geschiedenis van de Liran
  • Hungarian ship in Timor
  • De Janssens