Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Beiaard: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 260: Regel 260:
* [http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/lijst.asp?hs=316&tipe=I&studie=00000708 optie beiaard aan de muziekacademie]
* [http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/lijst.asp?hs=316&tipe=I&studie=00000708 optie beiaard aan de muziekacademie]
* [http://books.google.nl/books?id=p2L5FdcogDEC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false  Klokkenspel: het carillon en zijn bespelers tot 1800] Volume 27 van Zeven Provinciën Reeks Auteur Heleen van der Weel Uitgever Uitgeverij Verloren, 2008 ISBN 908704061X, 9789087040611 engte 152 pagina's  
* [http://books.google.nl/books?id=p2L5FdcogDEC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false  Klokkenspel: het carillon en zijn bespelers tot 1800] Volume 27 van Zeven Provinciën Reeks Auteur Heleen van der Weel Uitgever Uitgeverij Verloren, 2008 ISBN 908704061X, 9789087040611 engte 152 pagina's  
* [http://books.google.nl/books?id=fzAj3JK_KXgC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false De beiaard: een politiek geschiedenis]Volume 9 van Alfred Cauchie reeks Redacteurs Luc Rombouts, Marnix Beyen, Staf Vos Uitgever Leuven University Press, 2009 ISBN 9058677532, 9789058677532 Lengte 254 pagina's  
* [http://books.google.nl/books?id=fzAj3JK_KXgC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false De beiaard: een politiek geschiedenis]Volume 9 van Alfred Cauchie reeks Redacteurs Luc Rombouts, [[Marnix Beyen]], Staf Vos Uitgever Leuven University Press, 2009 ISBN 9058677532, 9789058677532 Lengte 254 pagina's  


{{Commonscat|Carillon}}
{{Commonscat|Carillon}}


[[Categorie:Beiaard| ]]
[[Categorie:Beiaard| ]]

Versie van 22 dec 2014 23:32

Een beiaard, carillon of klokkenspel is een met een klavier bespeelbaar muziekinstrument, bestaande uit één of meerdere series klokken.

Benaming

Volgens de definitie van de Beiaard Wereld Federatie (World Carillon Federation) dient een instrument uit minimaal 23 klokken te bestaan om carillon genoemd te mogen worden (dat wil zeggen twee chromatische octaven, zonder Cis en Dis in het laagste octaaf). De studie van klokken en beiaarden heet campanologie.

Het woord carillon is een verbastering van quadrillon. In dat woord is het getal 'vier' te herkennen. Het betekende oorspronkelijk een wekkering of voorslag, vier klokjes die een melodietje speelden om de uurslag aan te kondigen. Een beroemd voorbeeld daarvan vindt men bij Big Ben.

Het woord beiaard komt wellicht van het oudere woord "beieren", waarmee bedoeld werd dat men verschillende klokken kon doen luiden door met riemen aan de klepels te trekken of er met hamers op te slaan (door een "beierman").

Geschiedenis

Het instrument is in de Lage Landen in de 16e eeuw ontstaan, toen de rijkere steden hun belforten en kerktorens niet alleen voor het oog verfraaiden, maar ook een nieuw geluid toevoegden aan de torenklokken. De eerste echte beiaard zou gebouwd zijn in Oudenaarde in 1510 [1].

Het was de resultante van de voorafgaande evolutie op drie domeinen:

  1. Een verbetering van de giettechniek van bronzen klokken. Men slaagde er steeds beter in om aan klokken een juiste, en min of meer vooraf bepaalde toonhoogte mee te geven.
  2. Een technologische evolutie in het raderwerk voor het overbrengen van bewegingen naar hamers, klepels, klokken. Wellicht is het daarom dat de eerste beiaarden ontstonden in steden die ook sterk stonden in de weef- en textielindustrie, waarvoor ook vrij ingewikkelde machines werden gebruikt. Naar analogie met het weefgetouw noemt men trouwens de gespannen draden tussen klavier en klok de schering.
  3. Een nauwkeuriger tijdmeting. Het bekendmaken aan de stedelingen van het juiste uur, had een regulerende functie. Het aantal slagen van een luidklok gaf het uur aan. Omdat de burgers niet van tevoren wisten (ze hadden zelf geen horloge) wanneer de klok zou slaan, moesten ze worden "verwittigd" om het aantal slagen te tellen. Dit verwittigen gebeurde door een "voorslag" van enkele kleinere klokjes. Het uitbreiden van die voorslag tot meerdere klokken van verschillende toonhoogte gaf de mogelijkheid kleine melodieën ten gehore te brengen. Als die klokken werden verbonden met een "stokkenklavier", waarop men manueel kon spelen, was er sprake van een beiaard.

Bovendien was de politieke situatie van Vlaanderen onder Margaretha van Oostenrijk en Keizer Karel gunstig, met de relatieve vrede en rijkdom en de macht van de steden.

Begin 16e eeuw geraakte de techniek in de grote Vlaamse steden verspreid, vanaf de tweede helft van de 16e eeuw sloeg de "mode" ook aan in de Noordelijke Nederlanden. Uit stadsrekeningen blijkt dat er met het bestellen van een beiaard vaak prestige gemoeid was. Het bleef wel een typisch instrument van de lage landen en noord-Frankrijk. Uitzonderlijk vindt men het ook elders, maar dan als "curiosum" door heersers uit de lage landen meegebracht of geïmporteerd. Voorbeelden hiervan zijn Sint-Petersburg of het Portugese Mafra, een bestelling van koning Johan V van Portugal.

Later werd de techniek steeds meer verfijnd: het aantal klokken nam toe, verbeteringen in de overbrengingstechniek en de "speeltrommels" en vooral het zuiverder doen klinken van de klokken. Onder meer de beroemde klokkengieters de gebroeders Pieter en François Hemony, die samenwerkten met de Utrechtse beiaardier Jacob van Eyck in de zeventiende eeuw, ontwikkelden een techniek van het "stemmen" van klokken door precieze uitbeiteling van gegoten klokken met concentrische ringen op welbepaalde afstanden van elkaar in de klok. Ook het aanpassen van de dikte van de klokwand speelde hierbij een grote rol. Ook de speeltrommel werd geperfectioneerd: naarmate het aantal klokken toenam, moest er ook telkens een cilinder toegevoegd worden. Toen men ook twee aanslagen per klok aanbracht (om snel na elkaar dezelfde klok te bespelen, bij een triller bijvoorbeeld), moest de speeltrommel nogmaals uitgebreid worden.

Een eerste hoogtepunt in de beiaardcultuur werd bereikt rond 1750. Verschillende steden hadden meerdere beiaarden die elkaar beconcurreerden in omvang en pracht. Behalve beiaardspel door de beiaardier weerklonk op geregelde tijdstippen het klokkenspel, als onderdeel van de tijdsaanduiding. Acht maal per uur was geen uitzondering: een melodie voor het uur aan te kondigen, een kortere voor het half uur, de kwartieren kregen een klein refrein, en bij 4 tussenliggende tijden (na 7 minuten en half) hoorden de stedelingen een "kleine rammel". Aangezien de uurwerken van de verschillende klokkentorens niet precies gelijk liepen, was er wel altijd ergens een beiaard actief. Reisverslagen van buitenlandse bezoekers hebben het over de Nederlanden "vol vrolijke klanken", maar ook over voortdurend hinderlijk "geklingel en geklep". Een soort muzak avant la lettre dus.

Hoe vaker muziek moest klinken, hoe meer horizontale rijen "gaten en pennen" een speeltrommel moest bevatten: hoe meer klokken de beiaard telde, moe meer verticale ringen de trommel telde. Het bouwen (vaak ook het gieten) van zo'n omvangrijke trommels met bijbehorende in te schroeven pennen werd een specialiteit op zich. In 1748 bouwden Jan en Antoon D'hondt een trommel van twee meter doorsnede: 250 rijen en 123 kolommen (2 tot 4 kolommen per klok) voor het Belfort van Brugge. Hendrik Joltrain dreef rond die tijd de capaciteit nog op door de trommel na één omwenteling in zijn lichterbed één kolom te doen opschuiven, gestuurd door het torenuurwerk. Tijdens de eerste omwenteling stuurde de even kolommen het klokkenspel, tijdens de tweede omwenteling de oneven. Een exemplaar van zo'n trommel is nog actief (2009) in de beiaard van de Sint-Gummarustoren te Lier. Het versteken van de pennen om een andere melodie te laten horen was dus een hele karwei. Meestal was dit ook een taak voor de beiaardier. Eigenlijk was hij een soort programmeur die met "nullen" (gaten) en "enen" (pennen) de slagen van de klokken stuurde. Hij moest zowel horizontaal (samenklinken) als verticaal (melodie) in de gaten houden, rekening houdend met de technische beperkingen van het instrument en de snelheid waarmee de trommel draaide. Waar het in de 17e eeuw met relatief kleine beiaarden nog gebruikelijk was de melodie te wijzigen naargelang de gelegenheid, dikwijls in functie van het kerkelijk jaar, werd het versteken van de melodie in de 18e en zeker de 19e eeuw eerder verwaarloosd, omdat het zo'n omvangrijk werk was.

De beiaard ontwikkelde zich ook meer en meer als een zelfstandig instrument, los van torenuurwerken of kerken. Meestal was het een prestige-project van rijke edellieden, of maecenassen. Een beroemd voorbeeld is de beiaard in de universiteitsbibliotheek van Leuven. Hij telde (oorspronkelijk) 48 klokken, omdat de bibliotheek na de brand tijdens de Eerste Wereldoorlog werd heropgebouwd met geld van de (destijds nog) 48 staten van Amerika. Een ander voorbeeld is de beiaard die op een wagen werd gebouwd, zodat hij gemakkelijk verplaatsbaar werd, ja zelfs kon meerijden in optochten of folkloristische stoeten.

Met de Franse Revolutie kregen de beiaarden, vooral in de Zuidelijke Nederlanden een zware klap. Vele klokken werden geroofd, omdat de kerkelijke goederen in beslag werden genomen, al was hiertegen verzet van de bevolking. Men probeerde klokken te verstoppen, of de klokken van de beiaard los te koppelen, zodat ze als "luidklok" konden behouden blijven. Maar nog meer klokken werden gebruikt om hersmolten te worden voor de oorlogsindustrie.

In het noorden verminderde ook het aanzien van de beiaard in de 19e eeuw. Behalve het reeds vermelde (te) omslachtige hersteken van de de melodie, werd de beiaard door sommige streng Calvinistische gemeentebesturen op zondag geschrapt. Niet alleen omdat de beiaardmuziek als "frivool" ervaren werd, ook omdat het bespelen van de beiaard als "zware arbeid" werd bestempeld, wat niet geheel onterecht was: slecht onderhouden beiaarden vergden inderdaad heel wat fysieke inspanningen (soms na een vermoeiende torenklim) bij het bespelen. Ook de zo geprezen techniek van het stemmen van klokken geraakte verloren. Voor musici was er ook meer en lucratiever werk in concertzalen en huiskamers dan op een tochtige toren.

Vanaf eind 19e eeuw, met de neogotiek en het "heruitvinden" van de techniek van klokken stemmen, kreeg de beiaard terug meer aanzien. Jef Denyn had daarin een groot aandeel.

Na de tweede wereldoorlog werd de beiaard ook "ontdekt" in het buitenland, vooral in de Verenigde Staten. Ook Japan ontdekte de beiaardcultuur, voornamelijk sedert een uitwisselingsprogramma in 1985 tussen Hasselt en Itami.

Gieterijen

In 1980 sloot de laatste klokkengieterij in Vlaanderen, de Leuvense firma Sergeys, haar deuren. Hiermee kwam een einde aan een traditie van 500 jaar beiaardbouw in Vlaanderen. In Nederland bestaan nog verschillende klokkengieterijen zoals Simon Laudy in Finsterwolde, Eijsbouts in Asten en de Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel.

Massa

Het gewicht van een klok is sterk afhankelijk van de toonhoogte. Een klok die een octaaf lager is, is acht keer zo zwaar. De totale massa van een chromatische beiaard is ruim zes keer de massa van de zwaarste klok en deze waarde is nauwelijks afhankelijk van het aantal klokken.

Het gevolg is dat de grondtoon van een beiaard erg kan verschillen: men heeft bijvoorbeeld geen geld en geen ruimte voor een beiaard in C en besluit een beiaard in E aan te schaffen. Dat scheelt de helft van het gewicht terwijl er niet minder klokken zijn. De klokken worden dan transponerend op de speeltafel aangesloten. De beiaardier hoort dus een E als hij de toets C indrukt. Om het gewicht verder te besparen, worden meestal de weinig gebruikte tweede en de vierde klok (bij een beiaard in C zijn dat de Cis en Dis) uit het laagste octaaf weggelaten.

Bespeling

Iemand die een beiaard bespeelt, heet beiaardier of ook wel klokkenist.

De toetsen van de speeltafel zijn houten stokken die gegroepeerd zijn als de toetsen van een piano. Men spreekt ook wel van witte en zwarte toetsen, hoewel de stokken niet gekleurd zijn. De beiaardier bespeelt de toetsen met de pink van zijn losjes gebalde vuisten, of, als hij twee toetsen tegelijk wil indrukken, met duim en vingers. Meestal is er ook een pedaal, dat met de voeten wordt bespeeld.

Het pedaal van een 'grote' speeltafel (4 octaven) is vaak zo ingericht dat de c van het pedaal (dit is meestal de laagste toon) zich recht onder de (een octaaf hogere) c' van het manuaal bevindt. Bij het pedaal van een 'kleine' speeltafel (3 octaven) ligt de c' van het pedaal meestal recht onder de (even hoge) c' van het manuaal. Het pedaal van een 'kleine' speeltafel is dus een octaaf hoger dan van een 'grote' speeltafel. Dit zijn twee relatief veel voorkomende varianten. Er bestaan echter veel meer varianten daar er ook beiaarden bestaan van 2 of 5 octaven en tussenliggende omvang.

Het pedaal omvat ongeveer anderhalf octaaf, dus ook bij een 'grote' speeltafel hebben het pedaal en het manuaal tonen gemeenschappelijk. Drukt men een pedaaltoets in, dan gaat de gelijkklinkende manuaaltoets ook omlaag. Dit geschiedt door een systeem van tuimelaars.

Een toets is met een stelsel draden verbonden aan de klepel van een klok. Ook hierbij wordt minstens een tuimelaar gebruikt, namelijk om de verticale beweging van de toets om te zetten in een horizontale beweging van de klepel. Het oudere broeksysteem geeft de beiaardier minder controle over de bespeling en wordt vrijwel niet meer toegepast.

Als een toets zo ver mogelijk wordt ingedrukt komt de klepel net niet tegen de klok. Om de klok te laten klinken moet de toets met enige kracht worden aangeslagen. De klepel valt dan direct weer terug, ook als de toets ingedrukt blijft, zodat de klok vrij kan klinken.

Door de toets iets terug te laten komen en weer aan te slaan klinkt de klok opnieuw. Zo is het mogelijk een klok snel herhaaldelijk te laten klinken (tremolo). Als de klokken in een galmende ruimte hangen zijn de aparte aanslagen nauwelijks meer van elkaar te onderscheiden, en lijkt het alsof de klok continu in trilling is.

Een beiaard is vaak transponerend. De laagste toets is meestal een C, maar klinkt bijvoorbeeld als E of G.

De muziek wordt genoteerd op twee notenbalken, evenals pianomuziek. De bovenste balk is voor het manuaal, de onderste voor het pedaal. Er wordt gebruik gemaakt van een viool- en een bassleutel.

Automatische bespeling

Bijna alle beiaarden zijn ook ingericht om af en toe automatisch te spelen. Meestal is het een kort melodietje dat elk uur wordt gespeeld om de uurslag aan te kondigen (een voorslag of wekkering).

Vanouds werd hiervoor een speeltrommel gebruikt. De trommel is een cilinder van ongeveer een kubieke meter, of nog groter. Aan de buitenkant van de trommel worden metalen pinnen ('nootjes') gezet die door een helper aan de binnenkant worden vastgeschroefd. Wordt de trommel door het uurwerk in beweging gebracht, dan tillen de nootjes de tuimelaars op die in verbinding staan met de klepels. De klepels voor het automatische spel werken onafhankelijk van de klepels voor handmatig spel.

Om een toon herhaaldelijk te kunnen aanslaan, zijn sommige klokken voorzien van twee of drie klepels, die stuk voor stuk verbonden zijn met tuimelaars bij de trommel. Voor handmatig spel is een enkele klepel voldoende.

Tegenwoordig geschiedt automatisch spel haast altijd elektrisch. De klokken zijn voorzien van elektrisch bediende hamers, die bestuurd worden door een ponsband, of door een computerprogramma. Het is dan eenvoudig om een andere melodie in te stellen - men hoeft alleen de ponsband of het computerprogramma te vervangen. Bovendien gaat daarbij de oude melodie niet verloren.

De handmatige bespeling is steeds mechanisch. Hierdoor kan de beiaardier nuances in zijn spel leggen die met automatisch spel, of met een elektrische verbinding, niet mogelijk zouden zijn.

Opleiding

Vlaanderen

De professionele opleiding (niveau Master) tot beiaardier kan worden gevolgd aan

Ter voorbereiding op de professionele opleiding kan men ook aan sommige muziekacademies als keuze-instrument ook beiaard kiezen, zo onder meer in Haaltert en in Lier.

Nederland

Daarnaast zijn er amateuropleidingen in Enschede (als vrijetijdsbesteding van studenten aan de universiteit) en Rotterdam Erasmus Universiteit.

Aantallen

Op het vlak van het aantal beiaarden staan Nederland en de Verenigde Staten aan de top. Dan volgt België, verder gevolgd door Frankrijk, Duitsland en Denemarken. Gezien hun geringe oppervlakte hebben Nederland en België de hoogste dichtheid. De beiaard heeft zijn basis in de Lage Landen. De beiaardschool van Mechelen geniet faam tot ver buiten de landsgrenzen.

In onderstaande tabel wordt behalve het aantal beiaarden per land of regio ook de dichtheid van beiaarden in die regio's weergegeven. Het grote verschil in dichtheid tussen de Lage Landen en de rest van de wereld wordt zo gedemonstreerd.

Regio Oppervlakte
(km²)
Aantal
beiaarden
Aantal
per 1000 km²
Nederland 41 526 182 4,383
België 30 528 89 2,915
Vlaanderen en Brussel 13 683 66 4,824
Wallonië 16 844 23 1,365
Nord, Frankrijk 5 743 15 2,612
Côte d'Or, Frankrijk 8 763 5 0,571
Denemarken 43 098 23 0,534
Verenigde Staten van Amerika 9 631 420 164 0,017

Het aantal klokken in een beiaard bedraagt meestal wat minder dan 50 - dat zijn vier octaven - maar er zijn ook beiaarden met 60 of 70 klokken.

Lijst van beiaarden in Nederland

Zie de Lijst van beiaarden in Nederland voor een overzicht

Lijst van beiaarden in België

Zie de Lijst van beiaarden in België voor een overzicht

Beiaardiers en componisten

Beiaardcomponisten

Zie ook

Externe links

Muziekvoorbeeld

Internationaal

België

Nederland

Frankrijk

bibliografie

  1. º Luc Rombouts, Zingend Brons
rel=nofollow

Luc Robouts: Zingend Brons, uitgeverij Davidsfonds Leuven, 2010. ISBN 978-90-5826-720-7

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Carillon op Wikimedia Commons.

rel=nofollow