Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Jaques du Bois: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 4: | Regel 4: | ||
Jaques du Bois heette oorspronkelijk '''Jacob Holtz'''. Hij was een zoon van Gideon (= Aegidius) Holtz, tabaksspinner in Elbing.<ref name=Gerlach>{{aut|Karlheinz Gerlach}}, ''Die Freimaurer im Alten Preußen 1738–1806''.</ref> <BR> | Jaques du Bois heette oorspronkelijk '''Jacob Holtz'''. Hij was een zoon van Gideon (= Aegidius) Holtz, tabaksspinner in Elbing.<ref name=Gerlach>{{aut|Karlheinz Gerlach}}, ''Die Freimaurer im Alten Preußen 1738–1806''.</ref> <BR> | ||
Gideon Holtz bezat het huis nr. 1 in de Nieuwe | Gideon Holtz bezat het huis nr. 1 in de Nieuwe Stad van Elbing, waarin hij een tabaksfabriek runde en het tot een zekere welvaart bracht. Hij en zijn vrouw stierven vrijwel tegelijkertijd; Jaques, die het vak in Dantzig had geleerd, keerde terug naar Elbing, werd door de wezenrechtbank meerderjarig verklaard en nam - nog geen 19 jaar oud - de tabaksfabriek over; Op 16 oktober 1750 werd hij “Großburger auf Handel und Wandel” in de Nieuwe Stad van Elbing.<BR> | ||
In 1775 verwierf hij het architectonisch mooiste huis van Elbing, het zogenaamde "Kamelhaus" aan de Spieringstraße nr. 30 (gebouwd in 1651 met kleine Nederlandse klinkers) en kort daarna het aangrenzende huis nr. 29, dat vroeger toebehoorde aan de patriciërsfamilie Jungschulz van Röbern, en verenigde beide door middel van een gemeenschappelijke "Beislag" in de klassieke stijl. Een Beischlag is een soort bordes met trappen. Het Kamelhaus had een trapgevel bovenaan versierd met een kameel. De Spieringstraße in Elbing heet nu ''ulica Bednarska''. | In 1775 verwierf hij het architectonisch mooiste huis van Elbing, het zogenaamde "Kamelhaus" aan de Spieringstraße nr. 30 (gebouwd in 1651 met kleine Nederlandse klinkers) en kort daarna het aangrenzende huis nr. 29, dat vroeger toebehoorde aan de patriciërsfamilie Jungschulz van Röbern, en verenigde beide door middel van een gemeenschappelijke "Beislag" in de klassieke stijl. Een Beischlag is een soort bordes met trappen. Het Kamelhaus had een trapgevel bovenaan versierd met een liggende kameel. Daaronder stond de zinspreuk: "Successoribus". De Spieringstraße in Elbing heet nu ''ulica Bednarska''. | ||
Zijn eerste huwelijk was op 18 november 1751 (in de Nieuwstedelijke Parochiekerk van de Drie Koningen in Elbing) met Magdalena Constantia Dundel (*1 september 1729), dochter van wijlen Wilhelm Dundel, voormalig arendatoris van de brandewijnstokerij Marienburg, maar al na de geboorte van een dochter Maria Constantia (gedoopt 9 februari 1753) stierf (begraven 20 februari 1753). <BR> | Zijn eerste huwelijk was op 18 november 1751 (in de Nieuwstedelijke Parochiekerk van de Drie Koningen in Elbing) met Magdalena Constantia Dundel (*1 september 1729), dochter van wijlen Wilhelm Dundel, voormalig arendatoris van de brandewijnstokerij Marienburg, maar al na de geboorte van een dochter Maria Constantia (gedoopt 9 februari 1753) stierf (begraven 20 februari 1753). <BR> | ||
Door zijn tweede huwelijk (bij Driekoningen) op 23 oktober 1753 met Christina Elisabeth Möller (*1725 - +Elbing, 30 januari 1766), dochter van de rechter van de Nieuwe | Door zijn tweede huwelijk (bij Driekoningen) op 23 oktober 1753 met Christina Elisabeth Möller (*1725 - +Elbing, 30 januari 1766), dochter van de rechter van de Nieuwe Stad: Gotfried Möller, raakte hij door huwelijk verwant aan het " Vrijstatelijke Patriciaat van de Nieuwe Stad", waarin hij zelf in 1764 werd opgenomen als "rechtbankverwant" (assessor, rechter en kamerheer).<BR> | ||
Door zijn derde huwelijk op 30 juni 1767 (bij Driekoningen) met Johanna Sophia Wilmson (*Elbing, 13 mei 1740 - +Elbing, 25 november 1810), dochter van de "meest vooraanstaande burgemeester Johann Wilmson", raakte hij door huwelijk verwant met de | Door zijn derde huwelijk op 30 juni 1767 (bij Driekoningen) met Johanna Sophia Wilmson (*Elbing, 13 mei 1740 - +Elbing, 25 november 1810), dochter van de "meest vooraanstaande burgemeester Johann Wilmson", raakte hij door huwelijk verwant met de families van het "Vrijstatelijke Patriciaat van de Oude Stad", die ten tijde van de "Gastland Company" uit Engeland emigreerden. Hij heette toen nog Jacob Holtz, zoals blijkt uit het voor het huwelijk gemaakte affiche. | ||
Regel 26: | Regel 26: | ||
==Familie== | ==Familie== | ||
Jaques du Bois had uit het eerste huwelijk slechts | Jaques du Bois had uit het eerste huwelijk slechts 1 dochter: Maria Constantia du Bois (*4 februari 1753 +5 december 1778); zij trouwde op 15 februari 1774 (St. Marien) met zijn associé: Wilhelm Gottlob (Gottlieb) Saltzmann (Salzmann) [*Charlottenburg (Louisenkirche), 9 December 1746. - Elbinger Großburger auf Handel und Wandel in de Oude stad: 25 januari 1774. +Elbing, 6 april 1815 (Marienkirche).].<BR> | ||
Uit het tweede huwelijk stamden 4 dochters en 3 zoons. Eén dochter: Carolina du Bois [*u. gedoopt 18 december 1765 (heilige Drie Koningen). - +Elbing, Schmiedelstraße 3 (Gereformeerde Gemeente), 5 februari 1848; begr. (heilig Leichnam) 11 februari] werd op 17 april 1784 (te St. Marien) Wilhelm Gottlob (Gottlieb) Saltzmans tweede echtgenote.<BR> | |||
Uit zijn derde huwelijk kreeg hij 5 dochters; o.a. Helena Julianna (*1770), Joanna Dorothea (*1774), Justina Helena (1776-1845) en 4 zoons; Samuel Theodor Rudolph Georg (1777-1851), Carl Heinrich (Charles Henrij) (1780-1823), Johann Ferdinand (1782-1827) en Jean Jaques (?). De tweede zoon van Jaques uit dit huwelijk, Charles Henrij du Bois, emigreerde naar Amsterdam in Nederland, om daar de zakelijke belangen van zijn vader te behartigen. Jaques’ jongere zoon Johann Ferdinand du Bois zette het bedrijf J. du Bois & Sohn in Elbing voort. | Uit zijn derde huwelijk kreeg hij 5 dochters; o.a. Helena Julianna (*1770), Joanna Dorothea (*1774), Justina Helena (1776-1845) en 4 zoons; Samuel Theodor Rudolph Georg (1777-1851), Carl Heinrich (Charles Henrij) (1780-1823), Johann Ferdinand (1782-1827) en Jean Jaques (?). De tweede zoon van Jaques uit dit huwelijk, Charles Henrij du Bois, emigreerde naar Amsterdam in Nederland, om daar de zakelijke belangen van zijn vader te behartigen. Jaques’ jongere zoon Johann Ferdinand du Bois zette het bedrijf J. du Bois & Sohn in Elbing voort. | ||
Versie van 7 okt 2024 15:57
Jaques du Bois (Elbing, 1 juli 1731 – Elbing (toen Pruisen, nu Elbląg in Polen), 19 oktober 1807) was een zeer vermogend koopman uit Elbing.
Leven
Jaques du Bois heette oorspronkelijk Jacob Holtz. Hij was een zoon van Gideon (= Aegidius) Holtz, tabaksspinner in Elbing.[1]
Gideon Holtz bezat het huis nr. 1 in de Nieuwe Stad van Elbing, waarin hij een tabaksfabriek runde en het tot een zekere welvaart bracht. Hij en zijn vrouw stierven vrijwel tegelijkertijd; Jaques, die het vak in Dantzig had geleerd, keerde terug naar Elbing, werd door de wezenrechtbank meerderjarig verklaard en nam - nog geen 19 jaar oud - de tabaksfabriek over; Op 16 oktober 1750 werd hij “Großburger auf Handel und Wandel” in de Nieuwe Stad van Elbing.
In 1775 verwierf hij het architectonisch mooiste huis van Elbing, het zogenaamde "Kamelhaus" aan de Spieringstraße nr. 30 (gebouwd in 1651 met kleine Nederlandse klinkers) en kort daarna het aangrenzende huis nr. 29, dat vroeger toebehoorde aan de patriciërsfamilie Jungschulz van Röbern, en verenigde beide door middel van een gemeenschappelijke "Beislag" in de klassieke stijl. Een Beischlag is een soort bordes met trappen. Het Kamelhaus had een trapgevel bovenaan versierd met een liggende kameel. Daaronder stond de zinspreuk: "Successoribus". De Spieringstraße in Elbing heet nu ulica Bednarska.
Zijn eerste huwelijk was op 18 november 1751 (in de Nieuwstedelijke Parochiekerk van de Drie Koningen in Elbing) met Magdalena Constantia Dundel (*1 september 1729), dochter van wijlen Wilhelm Dundel, voormalig arendatoris van de brandewijnstokerij Marienburg, maar al na de geboorte van een dochter Maria Constantia (gedoopt 9 februari 1753) stierf (begraven 20 februari 1753).
Door zijn tweede huwelijk (bij Driekoningen) op 23 oktober 1753 met Christina Elisabeth Möller (*1725 - +Elbing, 30 januari 1766), dochter van de rechter van de Nieuwe Stad: Gotfried Möller, raakte hij door huwelijk verwant aan het " Vrijstatelijke Patriciaat van de Nieuwe Stad", waarin hij zelf in 1764 werd opgenomen als "rechtbankverwant" (assessor, rechter en kamerheer).
Door zijn derde huwelijk op 30 juni 1767 (bij Driekoningen) met Johanna Sophia Wilmson (*Elbing, 13 mei 1740 - +Elbing, 25 november 1810), dochter van de "meest vooraanstaande burgemeester Johann Wilmson", raakte hij door huwelijk verwant met de families van het "Vrijstatelijke Patriciaat van de Oude Stad", die ten tijde van de "Gastland Company" uit Engeland emigreerden. Hij heette toen nog Jacob Holtz, zoals blijkt uit het voor het huwelijk gemaakte affiche.
In een bron van de vrijmetselaars wordt hij vermeld als de rijkste koopman van de stad Elbing in het toenmalige Pruisen.[1] Hij verkreeg uiteindelijk de titel van ’Geheimer Kommerzienrat’, ofwel ’Geheime Handelsraad’. Dat was in de Duitstalige landen in die tijd een titel die onder andere zeer rijke kooplieden, die veel geld uitgaven voor de gemeenschap, konden krijgen van de vorst. Geheim betekent dat zij met die titel met hun familie het recht hadden zich te begeven in het huis ofwel het "Heim" van de vorst. Zij kregen toegang tot het sociale leven aan het koninklijk hof. Een Geheimrat werd aangesproken als excellentie. Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Geheimraad.
Een andere belangrijke rol als invloedrijk koopman kwam tot uiting in zijn adviezen aan de vertegenwoordiger van de koning van Pruisen over de buitenlandse wolhandel van Polen.[2]
Jaques du Bois was lid van de Vrijmetselaarsloge ’Constantia’ en speelde hierin een belangrijke rol, zowel als leidinggevende als in het geven van een tijdelijk onderkomen aan de loge. Van 1800 tot 1802 was hij voorzitter (’Meister vom Stuhl’) van de loge.
Een belangrijk levensdoel voor hem was het herbouwen van de bouwvallige, gereformeerde kerk in Elbing aan de Kettenbrunnenstraße (ulica Wieżowa). Dat lukte hem ook, grotendeels uit eigen middelen. Kort voor de voltooiing van de nieuwe kerk overleed hij.
Jaques du Bois kreeg een praalgraf op het St. Annen Friedhof te Elbing. Dat praalgraf is volledig vernietigd in de Tweede Wereldoorlog. Er bestaan nog foto’s van en ook een beschrijving van hem in een driedelig boekwerk over Elbing in topografisch, historisch en statistisch opzicht.[3] In datzelfde boekwerk staat ook heel veel beschreven over de bouw van de bovengenoemde gereformeerde kerk.
Familie
Jaques du Bois had uit het eerste huwelijk slechts 1 dochter: Maria Constantia du Bois (*4 februari 1753 +5 december 1778); zij trouwde op 15 februari 1774 (St. Marien) met zijn associé: Wilhelm Gottlob (Gottlieb) Saltzmann (Salzmann) [*Charlottenburg (Louisenkirche), 9 December 1746. - Elbinger Großburger auf Handel und Wandel in de Oude stad: 25 januari 1774. +Elbing, 6 april 1815 (Marienkirche).].
Uit het tweede huwelijk stamden 4 dochters en 3 zoons. Eén dochter: Carolina du Bois [*u. gedoopt 18 december 1765 (heilige Drie Koningen). - +Elbing, Schmiedelstraße 3 (Gereformeerde Gemeente), 5 februari 1848; begr. (heilig Leichnam) 11 februari] werd op 17 april 1784 (te St. Marien) Wilhelm Gottlob (Gottlieb) Saltzmans tweede echtgenote.
Uit zijn derde huwelijk kreeg hij 5 dochters; o.a. Helena Julianna (*1770), Joanna Dorothea (*1774), Justina Helena (1776-1845) en 4 zoons; Samuel Theodor Rudolph Georg (1777-1851), Carl Heinrich (Charles Henrij) (1780-1823), Johann Ferdinand (1782-1827) en Jean Jaques (?). De tweede zoon van Jaques uit dit huwelijk, Charles Henrij du Bois, emigreerde naar Amsterdam in Nederland, om daar de zakelijke belangen van zijn vader te behartigen. Jaques’ jongere zoon Johann Ferdinand du Bois zette het bedrijf J. du Bois & Sohn in Elbing voort.
De stamreeks in mannelijke lijn van Jaques du Bois in Elbing is naar verluidt uitgestorven.
De stamreeks in mannelijke lijn van Jaques du Bois in Nederland.
Charles Henrij du Bois kreeg 4 kinderen (zoons), allen in Amsterdam. Jaques du Bois (1804-1847), Guillaume du Bois (1806 -1821), Gerrit Jan du Bois (1811-1891), Jan du Bois (1816-1904).
De nakomelingen van de zoons van Charles Henrij du Bois zijn voor een deel als onderstaand.
1. Jaques du Bois, 3 keer getrouwd. Uit het derde huwelijk een (aantal) volwassen kinderen. Mogelijk alleen een dochter?
2. Guillaume du Bois, verdronken op 15 jarige leeftijd. Geen kinderen.
3. Gerrit Jan du Bois, zoon daarvan was Willem Frederik du Bois sr. (1859-1922), zoon daarvan was Willem Frederik du Bois jr.(1897-1974), zoon daarvan was Sjoerd du Bois (1922-1996), zoon daarvan was Paul Guillaime Frederic Francois du Bois (1957-2002), zoon daarvan is Sietse Sjoerd du Bois (1987).
4. Jan du Bois, zoon daarvan was Gerrit Jan IJsbrand du Bois (1854-1927), zoon daarvan was Jacobus Nicolaas du Bois (1897-1998), zoon daarvan was Evert du Bois (1925-2007), oudste zoon daarvan is Nicolaas George du Bois (1955).
Weblinks
- Voor afbeeldingen, zie: St. Annen Friedhof: https://www.geni.com/photo/view/6000000007279166077?album_type=photos_of_me&photo_id=6000000025456165087 en Kamelhaus: https://www.abebooks.com/paper-collectibles/Ansichtskarte-Elbing-Elblag-Kamelhaus-Teilansicht/31621492375/bd