Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Edwards Personal Preference Schedule: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Edwards_Personal_Preference_Schedule&oldid=58860013 3 mei 2021 ‎ BartTD 3 mei 2021)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Edwards_Personal_Preference_Schedule&oldid=58860085 3 mei 2021 ‎ BartTD)
 
Regel 1: Regel 1:
De [[:en:Edwards_Personal_Preference_Schedule|Edwards Personal Preference Schedule]] is de praktische consequentie van een theoretisch onderzoek van A.L. Edwards (1953) waarin wordt aangetoond dat er een hoge correlatie bestaat tussen de sociale wenselijkheidwaarde van een persoonlijkheidstrek en de waarschijnlijkheid dat een individu zegt dat deze trek op hem of haar van toepassing is. In dit onderzoek liet Edwards een aantal persoonlijkheidstrekken door een panel beoordelen op sociale wenselijkheidwaarde. De opdracht luidde daarbij - geparafraseerd - als volgt: “Indicate your own judgment of the desirability or undesirability of the traits which will be given to you. Remember that you are to judge the traits in terms of whether you consider them desirable or undesirable in others”. De beoordeelde persoonlijkheidstrekken werden vervolgens als onderdeel van een testbatterij inde gebruikelijke “ja-op-mij-van-toepassing versus nee-niet-op-mij-van-toepassing” vragenlijst aan een andere groep ter beantwoording voorgelegd. Edwards berekende vervolgens de correlatie tussen de sociale wenselijkheidwaarden van de vragenlijstitems en de mate waarin dezelfde items met “ja” waren beantwoord. De correlatie bleek hoog te zijn (.87). Dit resultaat, waarvoor het begrip Sociale Wenselijkheids Antwoordtendentie in zwang raakte, is naderhand nog vele malen bevestigd (Edwards 1965, 1966a, 1966b).Hoewel een correlatief verband geen conclusies toelaat over een causaal verband neigt Edwards wel tot de opvatting dat de sociale wenselijkheidwaarde van een item bepalend is voor de wijze van beantwoorden van datzelfde item. Hoe hij zich dit verband voorstelde kan het beste in zijn eigen woorden weergegeven worden: “The subject taking the inventory is trying,consciously or unconsciously to give a good impression of himself. He therefore tends to distort his answers in such a way as to make himself out as having more of the socially desirable traits and fewer of the socially undesirable traits”. En hij besluit met: “If this is true, then in a personality inventory we should attempt to minimize the tendency for a given response to be determined primarily by the factor of social desirability. A suggested solution is to pair items indicative of different traits in terms of their social desirability value. If the subject is then forced to choose between the two items, his choice obviously cannot be upon the basis of the greater social desirability of one of the items”. De daad bij het woord voegend ontwierp Edwards vervolgens de EPPS.
De '''Edwards Personal Preference Schedule''' is de praktische consequentie van een theoretisch onderzoek van A.L. Edwards (1953) waarin wordt aangetoond dat er een hoge correlatie bestaat tussen de sociale wenselijkheidswaarde van een persoonlijkheidstrek en de waarschijnlijkheid dat een individu zegt dat deze trek op hem of haar van toepassing is. In dit onderzoek liet Edwards een aantal persoonlijkheidstrekken door een panel beoordelen op sociale wenselijkheidswaarde. De opdracht luidde daarbij - geparafraseerd - als volgt: “Indicate your own judgment of the desirability or undesirability of the traits which will be given to you. Remember that you are to judge the traits in terms of whether you consider them desirable or undesirable in others”. De beoordeelde persoonlijkheidstrekken werden vervolgens als onderdeel van een testbatterij inde gebruikelijke “ja-op-mij-van-toepassing versus nee-niet-op-mij-van-toepassing” vragenlijst aan een andere groep ter beantwoording voorgelegd. Edwards berekende vervolgens de correlatie tussen de sociale wenselijkheidswaarden van de vragenlijstitems en de mate waarin dezelfde items met “ja” waren beantwoord. De correlatie bleek hoog te zijn (.87). Dit resultaat, waarvoor het begrip Sociale Wenselijkheids Antwoordtendentie in zwang raakte, is naderhand nog vele malen bevestigd (Edwards 1965, 1966a, 1966b).Hoewel een correlatief verband geen conclusies toelaat over een causaal verband neigt Edwards wel tot de opvatting dat de sociale wenselijkheidswaarde van een item bepalend is voor de wijze van beantwoorden van datzelfde item. Hoe hij zich dit verband voorstelde kan het beste in zijn eigen woorden weergegeven worden: “The subject taking the inventory is trying,consciously or unconsciously to give a good impression of himself. He therefore tends to distort his answers in such a way as to make himself out as having more of the socially desirable traits and fewer of the socially undesirable traits”. En hij besluit met: “If this is true, then in a personality inventory we should attempt to minimize the tendency for a given response to be determined primarily by the factor of social desirability. A suggested solution is to pair items indicative of different traits in terms of their social desirability value. If the subject is then forced to choose between the two items, his choice obviously cannot be upon the basis of the greater social desirability of one of the items”. De daad bij het woord voegend ontwierp Edwards vervolgens de EPPS.


== Constructie en itemstructuur ==
== Constructie en itemstructuur ==
De EPPS bestaat uit 225 paren beweringen, waarbij alle paren zo goed mogelijk gecombineerd zijn op basis van gelijke mate van sociale wenselijkheid van de constituerende items. Alle beweringen zijn formuleringen van Edwards voor een 15-tal persoonlijkheidstrekken die teruggaan op het need-systeem van H.A. Murray (1938). Uit de 21 “needs” van Murray koos Edwards er 12 voor zijn Schedule. De overige 3 variabelen uit Edwards Schedule corresponderen met enkele van de attitudes en disposities uit Murray’s systeem. Kenmerkend voor de Schedule is de systematische paarsgewijze onderlinge combinatie van alle 15 trekken. Deze opzet eist daarom minimaal het samenstellen van 15x14/2 = 105 dyaden. Edwards liet in feite echter alle variabelen een “dubbele competitie” spelen, wat dus resulteerde in 2x105 = 210 verschillende dyaden. Edwards liet de 15 trekken geen competitie met zichzelf aangaan. De daardoor resulterende open plaatsen op de diagonalen van het met een wedstrijdscorebord te vergelijken antwoordformulier (zie ook hoofdstuk 6 over de wijze van scoren van de EPPS) benutte hij door in de Schedule 15 dyaden voor de tweede maal aan te bieden,ten behoeve van een interne consistentie score, zodat de Schedule dus uiteindelijk uit 225 items bestaat.
De EPPS bestaat uit 225 paren beweringen, waarbij alle paren zo goed mogelijk gecombineerd zijn op basis van gelijke mate van sociale wenselijkheid van de constituerende items. Alle beweringen zijn formuleringen van Edwards voor een 15-tal persoonlijkheidstrekken die teruggaan op het need-systeem van H.A. Murray (1938). Uit de 21 “needs” van Murray koos Edwards er 12 voor zijn Schedule. De overige 3 variabelen uit Edwards Schedule corresponderen met enkele van de attitudes en disposities uit Murray’s systeem. Kenmerkend voor de Schedule is de systematische paarsgewijze onderlinge combinatie van alle 15 trekken. Deze opzet eist daarom minimaal het samenstellen van 15x14/2 = 105 dyaden. Edwards liet in feite echter alle variabelen een “dubbele competitie” spelen, wat dus resulteerde in 2x105 = 210 verschillende dyaden. Edwards liet de 15 trekken geen competitie met zichzelf aangaan. De daardoor resulterende open plaatsen op de diagonalen van het met een wedstrijdscorebord te vergelijken antwoordformulier (zie ook hoofdstuk 6 over de wijze van scoren van de EPPS) benutte hij door in de Schedule 15 dyaden voor de tweede maal aan te bieden,ten behoeve van een interne consistentie score, zodat de Schedule dus uiteindelijk uit 225 items bestaat.


De verkregen scores van de EPPS zijn door de gevolgde gedwongen-keuze procedure ipsatief, wat ondermeer impliceert dat de som van de scores op de 15 variabelen een constante waarde heeft, of dient te hebben, namelijk gelijk aan het aantal te maken keuzes, in dit geval 210, te weten het totale aantal van 225 dyaden minus de 15 dyaden die voor de interne consistentiescore herhaald werden maar bij de scoring van de variabelen zelf niet nogmaals tellen. De systematische gedwongen-keuze opzet leidt er voorts toe dat alle variabelen hetzelfde scorebereik hebben, namelijk van 0 tot 14 x 2 = 28.
De verkregen scores van de EPPS zijn door de gevolgde gedwongen-keuze procedure ipsatief, wat onder meer impliceert dat de som van de scores op de 15 variabelen een constante waarde heeft, of dient te hebben, namelijk gelijk aan het aantal te maken keuzes, in dit geval 210, te weten het totale aantal van 225 dyaden minus de 15 dyaden die voor de interne consistentiescore herhaald werden maar bij de scoring van de variabelen zelf niet nogmaals tellen. De systematische gedwongen-keuze opzet leidt er voorts toe dat alle variabelen hetzelfde scorebereik hebben, namelijk van 0 tot 14 x 2 = 28.


== Inhoud, strekking en validiteit van de 15 epps variabelen ==
== Inhoud, strekking en validiteit van de 15 epps variabelen ==
De afzonderlijke variabelen van de Schedule bestaan ieder uit 9 afzonderlijke items. Omdat iedere variabele zoals gezegd 28 maal in een dyade voor dient te komen, moeten deze 9 afzonderlijke items meerdere malen in het strijdperk treden. Edwards is daarbij consequent te werk gegaan en gebruikte bij alle variabelen 8 items 3 maal en 1 item 4 maal. Om een indruk te krijgen van de strekking van Edwards 15 variabelen kan men het beste kennisnemen van de afzonderlijke items
De variabelen van de test kunnen als volgt worden samengevat.


De EPPS is een succes in de zin van veelvuldig gebruik in de praktijk. Ook is er veel onderzoek naar en mee verricht.  
Ambitie; hangt positief samen met het willen en kunnen leveren van een bepaalde prestatie en met het streven naar maatschappelijk succes, aanzien en prestige, vooral middels beroep of functie.


Samenvatting Ambitie
Respect; heeft de betekenis van wil tot aanpassing


Het geheel overziende zou men kunnen stellen dat de EPPS Ambitie variabele positief samenhangt met het willen en kunnen leveren van een bepaalde prestatie, waaronder met name studieprestaties,en met het streven naar maatschappelijk succes, aanzien en prestige, vooral middels beroep of functie.
Ordening; heeft de betekenis van de behoefte aan orde en overzichtelijkheid in de relaties tot mensen, dingen en ideeën


Samenvatting Respect
Zelfvertoon; heeft de betekenis heeft van een eufore en opgewekte flair


Concluderend zou men wel kunnen stellen dat de Respect variabele overwegend de betekenis heeft van wil tot aanpassing, conventionaliteit, volgzaamheid, bereidwilligheid en mogelijk ook van suggestibiliteit en beperkte kritische zin.
Autonomie; heeft de betekenis van onafhankelijkheidswil, zelfstandigheid van oordeelsvorming, weerstand tegen suggestie


Samenvatting Ordening
Vriendschap; heeft de betekenis naar voren van een harmonische, niet-dominante sociabiliteit of aandacht voor mensen


Concluderend zou men kunnen stellen dat de Ordening variabele overwegend de betekenis heeft van de behoefte aan orde en overzichtelijkheid in de relaties tot mensen, dingen en ideeën, welke gunstig kan uitwerken op verantwoordelijkheidsbesef en rendement bij het vervullen van plichten en taken, maar welke anderzijds ten koste kan gaan van een zekere flexibiliteit,leidinggevend vermogen en creativiteit.
Inleving; heeft de betekenis heeft van een gedifferentieerde, sensitieve, niet-dogmatische belangstelling voor en gerichtheid op mensen


Samenvatting Zelfvertoon
Steunzoeken; heeft de betekenis van een zekere neiging tot zelfverwenning


Concluderend zou men kunnen stellen dat de variabele Zelfvertoon de betekenis heeft van een eufore en opgewekte flair, van affluentie, van extraversie, intelligentie, savoir-faire en dominantie, en van een ongecompliceerd zelfvertrouwen, meerderwaardigheidsgevoel en optimisme, welk complex van kwaliteiten echter ten koste kan gaan van een zekere zelfdiscipline als ook prestatiezin in academisch opzicht.
Dominantie; heeft de betekenis van een doorgaans sociaal acceptabele vorm van geldingsstreven


Samenvatting Autonomie
Zelfgeringachting; heeft de betekenis van  beperkte persoonlijke geldingsdrang


Samengevat toont de variabele Autonomie overwegend de betekenis van onafhankelijkheidswil, zelfstandigheid van oordeelsvorming, weerstand tegen suggestie, en zin voor het onconventionele en radicale, welk complex van eigenschappen anderzijds gemakkelijk ten koste kan gaan van een zekere aimabiliteit en uiteraard ook van de bereidheid tot aanpassing en coöperatie.
Liefderijke zorg; heeft de betekenis van een zekere gevoelswarmte, van een zorgend of dienend willen omgaan met dingen en mensen


Samenvatting Vriendschap
Variatie; heeft de betekenis van een extraverte behoefte aan prikkels en afwisseling


Het geheel overziende komt wat de Vriendschap variabele betreft vooral de betekenis naar voren van een harmonische, niet-dominante sociabiliteit of aandacht voor mensen en van een zekere gevoelswarmte en tolerantie, welk complex van eigenschappen echter in sommige situaties ten koste kan gaan van een zekere flinkheid en strijdvaardigheid.
Volharding; heeft de betekenis van een voorkeur voor werkzaamheden die een rustige toewijding en regelmatige inzet mogelijk maken, van verantwoordelijkheidsbesef en aanpassingszin


Samenvatting Inleving
Heterosex; heeft de betekenis van gepreoccupeerdheid met en daadwerkelijke belangstelling voor de andere sekse.


De betekenis van de variabele Inleving is niet zo gemakkelijk grijpbaar, mogelijk vooral doordat het verband van deze need met het feitelijke gedrag een weinig duidelijk beeld te zien geeft. Desondanks een poging tot samenvatting wagend zou men kunnen stellen dat Inleving vooral de betekenis heeft van een gedifferentieerde, sensitieve, niet-dogmatische belangstelling voor en gerichtheid op mensen en menselijke problemen welke gerichtheid een beschouwelijk, analytisch, afstandelijk en tevens wat complexmatig element kan bevatten, als ook een actief element van streven naar verdere zelfontwikkeling of ontwikkeling van anderen.
Agressie; heeft de betekenis van, mogelijk vooral op verbale wijze, gemakkelijk kunnen uiten van wrevel of irritatie, van geldingsdrang en combativiteit, van impulsiviteit en ongeduld.
 
Samenvatting Steunzoeken
 
De variabele Steunzoeken toont over het geheel genomen de betekenis van een zekere neiging tot zelfverwenning, van contactbehoefte welke echter een overwegend egocentrische en onvolwassen hulp, steun en veiligheid zoekende inslag heeft, van een zekere emotionele labiliteit en gebrek aan flinkheid welk complex van eigenschappen wel disponeert tot onaangepastheid maar anderzijds toch niet zonder meer het aanpassingsvermogen sterk in de weg hoeft te staan.
 
Samenvatting Dominantie
 
De Dominantie variabele geeft over het geheel genomen de betekenis te zien van een doorgaans sociaal acceptabele vorm van geldingsstreven, van wil tot leidinggeven, organiseren, instrueren, van prominentie, zelfvertrouwen en sociale competentie.
 
Samenvatting Zelfgeringachting
 
De betekenis van de Zelfgeringachting variabele lijkt er een te zijn van beperkte persoonlijke geldingsdrang, van geremdheid en emotionele labiliteit, van gebrek aan zelfvertrouwen en van schuldgevoeligheid, welk complex van eigenschappen doorgaans de sociale competentie en prominentie uiteraard nadelig beïnvloedt, maar anderzijds het prestatievermogen en de wil tot aanpassing in sommige gevallen ook enigszins ten goede kan komen.
 
Samenvatting Liefderijke zorg
 
Het geheel overziende toont de Liefderijke Zorg variabele de betekenis van een zekere gevoelswarmte, van een zorgend of dienend willen omgaan met dingen en mensen, van sociaal gevoel en praktisch idealisme, welk complex van eigenschappen echter soms wel ten koste kan gaan van een bepaalde zakelijkheid en effectiviteit zowel in sociaal als cerebraal opzicht.
 
Samenvatting Variatie
 
De betekenis van de Variatie variabele lijkt er een te zijn van jeugdige primaire functie en extraverte behoefte aan prikkels en afwisseling, wat een grotere interesse in de omgang met mensen dan met dingen mee kan brengen. De positieve invloed van deze gerichtheid op een wezenlijk humanitaire toewijding of op de sociale competentie lijkt echter gering. Ook zou de Variatie variabele in sommige gevallen een negatieve invloed kunnen uitoefenen op het leveren van academische prestaties.
 
Samenvatting Volharding
 
Het geheel overziende kan de betekenis van Volharding er een zijn van arbeidzaamheid, van een voorkeur voor werkzaamheden die een rustige toewijding en regelmatige inzet mogelijk maken, van verantwoordelijkheidsbesef en aanpassingszin, welk complex van eigenschappen de emotionele stabiliteit van de persoonlijkheid ten goede kan komen, evenals het academisch prestatievermogen, maar welke anderzijds in sommige gevallen de flexibiliteit en sociale vaardigheid ook enigszins nadelig kan beïnvloeden.
 
Samenvatting Heterosex
 
De Heterosex variabele lijkt inderdaad de betekenis te kunnen hebben van gepreoccupeerdheid met en daadwerkelijke belangstelling voor de andere sekse. Voorts kunnen Heterosex scores zowel een uiting zijn van slechte aanpassing als juist van een zekere ik-sterkte. Dit moeilijk hanteerbare gegeven hangt mogelijk samen met de waarschijnlijk grote gevoeligheid van de Heterosex schaal voor sociale wenselijkheidsantwoordtendenties, in die zin dat diegenen met de opzettelijke neiging tot het geven van sociaal onwenselijk antwoorden daarmee een vorm van ongunstige  onaangepastheid aan de dag leggen, in tegenstelling tot diegenen die op basis van zelfvertrouwen vrij zijn van en niet noodzakelijk onderworpen zijn aan de neiging tot het zonder meer geven van sociaal wenselijke antwoorden met betrekking tot Heterosex items.
 
Samenvatting Agressie
 
Het geheel overziende lijkt de Agressie variabele de betekenis te kunnen hebben van het, mogelijk vooral op verbale wijze, gemakkelijk kunnen uiten van wrevel of irritatie, van geldingsdrang en combativiteit, van impulsiviteit en ongeduld, welk complex van eigenschappen vooral in de correlaties met andere vragenlijsten tamelijk psychopathisch aandoet, maar in werkelijkheid zeker niet zonder meer deze klinische betekenis hoeft te laten zien. De Agressie variabele kan integendeel een zekere sociale vaardigheid en competentie inhouden.


== Literatuurlijst ==
== Literatuurlijst ==
Regel 163: Regel 131:


Zuilen, R.W. van, & Feij, J.A. (1983). Spanningsbehoefte- en EPPS scores als predictoren van de geschiktheid voor bijzondere taken bij marinepersoneel. ''De Psycholoog, 18,'' 243-246.
Zuilen, R.W. van, & Feij, J.A. (1983). Spanningsbehoefte- en EPPS scores als predictoren van de geschiktheid voor bijzondere taken bij marinepersoneel. ''De Psycholoog, 18,'' 243-246.
*De EPPS wordt uitgegeven door [https://www.testdimensions.nl Test Dimensions Publishers]
{{authority control|TYPE=|Wikidata=Q5346114 }}{{nocat}}

Huidige versie van 28 mei 2021 om 11:05

De Edwards Personal Preference Schedule is de praktische consequentie van een theoretisch onderzoek van A.L. Edwards (1953) waarin wordt aangetoond dat er een hoge correlatie bestaat tussen de sociale wenselijkheidswaarde van een persoonlijkheidstrek en de waarschijnlijkheid dat een individu zegt dat deze trek op hem of haar van toepassing is. In dit onderzoek liet Edwards een aantal persoonlijkheidstrekken door een panel beoordelen op sociale wenselijkheidswaarde. De opdracht luidde daarbij - geparafraseerd - als volgt: “Indicate your own judgment of the desirability or undesirability of the traits which will be given to you. Remember that you are to judge the traits in terms of whether you consider them desirable or undesirable in others”. De beoordeelde persoonlijkheidstrekken werden vervolgens als onderdeel van een testbatterij inde gebruikelijke “ja-op-mij-van-toepassing versus nee-niet-op-mij-van-toepassing” vragenlijst aan een andere groep ter beantwoording voorgelegd. Edwards berekende vervolgens de correlatie tussen de sociale wenselijkheidswaarden van de vragenlijstitems en de mate waarin dezelfde items met “ja” waren beantwoord. De correlatie bleek hoog te zijn (.87). Dit resultaat, waarvoor het begrip Sociale Wenselijkheids Antwoordtendentie in zwang raakte, is naderhand nog vele malen bevestigd (Edwards 1965, 1966a, 1966b).Hoewel een correlatief verband geen conclusies toelaat over een causaal verband neigt Edwards wel tot de opvatting dat de sociale wenselijkheidswaarde van een item bepalend is voor de wijze van beantwoorden van datzelfde item. Hoe hij zich dit verband voorstelde kan het beste in zijn eigen woorden weergegeven worden: “The subject taking the inventory is trying,consciously or unconsciously to give a good impression of himself. He therefore tends to distort his answers in such a way as to make himself out as having more of the socially desirable traits and fewer of the socially undesirable traits”. En hij besluit met: “If this is true, then in a personality inventory we should attempt to minimize the tendency for a given response to be determined primarily by the factor of social desirability. A suggested solution is to pair items indicative of different traits in terms of their social desirability value. If the subject is then forced to choose between the two items, his choice obviously cannot be upon the basis of the greater social desirability of one of the items”. De daad bij het woord voegend ontwierp Edwards vervolgens de EPPS.

Constructie en itemstructuur

De EPPS bestaat uit 225 paren beweringen, waarbij alle paren zo goed mogelijk gecombineerd zijn op basis van gelijke mate van sociale wenselijkheid van de constituerende items. Alle beweringen zijn formuleringen van Edwards voor een 15-tal persoonlijkheidstrekken die teruggaan op het need-systeem van H.A. Murray (1938). Uit de 21 “needs” van Murray koos Edwards er 12 voor zijn Schedule. De overige 3 variabelen uit Edwards Schedule corresponderen met enkele van de attitudes en disposities uit Murray’s systeem. Kenmerkend voor de Schedule is de systematische paarsgewijze onderlinge combinatie van alle 15 trekken. Deze opzet eist daarom minimaal het samenstellen van 15x14/2 = 105 dyaden. Edwards liet in feite echter alle variabelen een “dubbele competitie” spelen, wat dus resulteerde in 2x105 = 210 verschillende dyaden. Edwards liet de 15 trekken geen competitie met zichzelf aangaan. De daardoor resulterende open plaatsen op de diagonalen van het met een wedstrijdscorebord te vergelijken antwoordformulier (zie ook hoofdstuk 6 over de wijze van scoren van de EPPS) benutte hij door in de Schedule 15 dyaden voor de tweede maal aan te bieden,ten behoeve van een interne consistentie score, zodat de Schedule dus uiteindelijk uit 225 items bestaat.

De verkregen scores van de EPPS zijn door de gevolgde gedwongen-keuze procedure ipsatief, wat onder meer impliceert dat de som van de scores op de 15 variabelen een constante waarde heeft, of dient te hebben, namelijk gelijk aan het aantal te maken keuzes, in dit geval 210, te weten het totale aantal van 225 dyaden minus de 15 dyaden die voor de interne consistentiescore herhaald werden maar bij de scoring van de variabelen zelf niet nogmaals tellen. De systematische gedwongen-keuze opzet leidt er voorts toe dat alle variabelen hetzelfde scorebereik hebben, namelijk van 0 tot 14 x 2 = 28.

Inhoud, strekking en validiteit van de 15 epps variabelen

De variabelen van de test kunnen als volgt worden samengevat.

Ambitie; hangt positief samen met het willen en kunnen leveren van een bepaalde prestatie en met het streven naar maatschappelijk succes, aanzien en prestige, vooral middels beroep of functie.

Respect; heeft de betekenis van wil tot aanpassing

Ordening; heeft de betekenis van de behoefte aan orde en overzichtelijkheid in de relaties tot mensen, dingen en ideeën

Zelfvertoon; heeft de betekenis heeft van een eufore en opgewekte flair

Autonomie; heeft de betekenis van onafhankelijkheidswil, zelfstandigheid van oordeelsvorming, weerstand tegen suggestie

Vriendschap; heeft de betekenis naar voren van een harmonische, niet-dominante sociabiliteit of aandacht voor mensen

Inleving; heeft de betekenis heeft van een gedifferentieerde, sensitieve, niet-dogmatische belangstelling voor en gerichtheid op mensen

Steunzoeken; heeft de betekenis van een zekere neiging tot zelfverwenning

Dominantie; heeft de betekenis van een doorgaans sociaal acceptabele vorm van geldingsstreven

Zelfgeringachting; heeft de betekenis van beperkte persoonlijke geldingsdrang

Liefderijke zorg; heeft de betekenis van een zekere gevoelswarmte, van een zorgend of dienend willen omgaan met dingen en mensen

Variatie; heeft de betekenis van een extraverte behoefte aan prikkels en afwisseling

Volharding; heeft de betekenis van een voorkeur voor werkzaamheden die een rustige toewijding en regelmatige inzet mogelijk maken, van verantwoordelijkheidsbesef en aanpassingszin

Heterosex; heeft de betekenis van gepreoccupeerdheid met en daadwerkelijke belangstelling voor de andere sekse.

Agressie; heeft de betekenis van, mogelijk vooral op verbale wijze, gemakkelijk kunnen uiten van wrevel of irritatie, van geldingsdrang en combativiteit, van impulsiviteit en ongeduld.

Literatuurlijst

Akkerman, A.E., & Buijk, C.A. (1974). GLTS: Guilford LTP Temperament Survey Handleiding. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Cameron, K.S., & Quinn, R.E. (1999). Diagnosing and changing organizational culture: Based onthe competing values framework. Reading, MA: Addison-Wesley Longman

Dirken J.M. (1970). Habituele Actie Bereidheid: Handleiding. Groningen: Wolters-Noordhoff

Drenth, P.J.D.(1965). Test voor niet-verbale abstractie. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Drenth, P.J.D. (1967). Verbale aanleg testserie. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Drenth, P.J.D., & Kranendonk, L.J. (1973). Schaal voor Interpersoonlijke Waarden: Handleiding.Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Drenth, P.J.D., & Kornelisse-Koksma, H.G.Y. (2001). Schaal voor Persoonlijke Waarden: Handleiding.Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Edwards A.L. (1953). The relationship between the judged desirability of a trait and the probabilitythat the trait will be endorsed. Journal of Applied Psychology, 37, 90-93

Edwards A.L. (1965). Measurement of individual differences in ratings of social desirability and inthe tendency to give socially desirable reponses. Journal of Experimental Research in Personality,1, 91-98

Edwards A.L. (1966a). A comparison of 57 MMPI scales in terms of item social desirability scalevalues and probabilities of endorsement. Educational Psychological Measurement, 26, 15-27

Edwards A.L. (1966b). The relationship between probability of endorsement and social desirabilityscale values for a set of 2824 personality statements. Journal of Applied Psychology, 50, 238-239

Edwards, A.L. (1970). The measurement of personality traits by scales and inventories. New York:Holt-Rinehart-Wineston

Edwards, A.L. & Abbott, R.D. (1973). Measurement of personality traits: Theory and technique. Annual Review of Psychology, 24, 201-278

Feij, J.A. & Zuilen, R.W. van. (1984). SBL Handleiding Spanningsbehoeftelijst. Lisse, the Netherlands:Swets & Zeitlinger

Goldberg, L.R. (1990). Personality processes and individual differences. An alternative Descriptionof Personality: the big-five factor structure. Journal of Personality and Social Psychology, 59,1229-1229

Gordon, L.V. (1978). Manual: Gordon Personal Profile - Inventory (Revision). New York: The Psychological Corporation

Guilford, J.P. (1954). Psychometric Methods. New York: Mc Graw-Hill

Guilford, J.P. (1965). Fundamental statistics in psychology and education. New York: Mc Graw-Hill

Gurtman, L., & Balakrishnan, J.D. (1990). Circular Measurement Redux: The analysis and interpretation of interpersonal circle profiles. Clinical Psychology: Science and Practice, 5, 344-360

Hermans, H. (1967). Motivatie en Prestatie. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Hofstee, W.K.B., & Raad, B. de. (1991). Persoonlijkheidsstructuur: de AB5C-taxonomie van Nederlandse eigenschapstermen. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en Haar Grensgebieden, 46, 262-274

Koch, B. (2001). Het vijffactormodel als grootste gemene deler in het domein van gangbare Nederlandse persoonlijkheidsvragenlijsten. Paper WAOP-conferentie

Kopenen, A. (1957). The influence of demografic factors on responses to the Edwards Personal Preference Schedule. DA, 17, 2697

Leary, T. (1957). Interpersonal Diagnosis of Personality. New York: The Ronald Press Company

Leeuw, E.D., de & Akkerman, A.E. (1982). De Prestatie Motivatie Test in de selectiesituatie: Schaalstructuur en sleutel. De Psycholoog, 9, 598-603

Luteijn, F., Starren, J., & Dijk, H. van. (1974). Handleiding bij de NPV. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

McCrae, R.R., & Costa, P.T., Jr. (1989). The structure of interpersonal traits: Wiggin’s circumplex and the five-factor model. Journal of Personality and Social Psychology, 56, 17-40

Murray, H.A. (1938). Explorations of personality. New York: Oxford University Press

Natris, P.J.B.A. de. (1972). Meisjes in een observatietehuis. Dissertatie, RU. Leiden

Plutchik, R & Kellerman, H. (1974). Emotions Profile Index. Los Angeles: Western Psychological Services

Plutchik, R. (2001). The nature of emotions, American Scientist, 89, 344

Poiesz, A.J.G., Luteijn, F., & Tjoa, A.S.H. (1978). Relaties tussen twee Nederlandse Persoonlijkheidstests: de Edwards Personal Preference Schedule (EPPS) en de Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst  (NPV). Heymans Bulletin 78-378-EX, RU Groningen

Quinn, R.E. (1996). Kader voor Managementvaardigheden. Schoonhoven, The Netherlands: Academic Services

Rulon, P.J., Tiedeman, D.V., Tatsuoka, M.M., & Langmuir, C.R. (1967). Multivariate Statistics for Personnel Classification. New York: Wiley

Steverlinck, S., & Lievens, S. (1979). Vergelijkende studie van de uitslagen van Nederlandse en Vlaamse sollicitanten op de Nederlandstalige versie van de Edwards Personal Preference

Schedule; aangepaste normen voor Vlaamse sollicitanten (mannen en vrouwen). Lisse, The Netherlands: Swets & Zeitlinger

Tatsuoka, M.M. (1971). Multivariate Analysis. New York: Wiley

Thorndike, R.M., Weiss, D.J. & Davis, R.V. (1968). Canonical correlation of vocational interests and vocational needs, Journal of Counseling Psychology, 15, 101-106

Tjoa, A.S.H. (1973). De Edwards Personal Preference Schedule (EPPS), Sociale Wenselijkheid, Gedwongen Keuze en een Nederlandse EPPS versie. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger

Tjoa, A.S.H. (1974). TBT, Thurstone Beroepentest. Handleiding. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger.

Tjoa, A.S.H. (1980). Twee testvalidatie-onderzoeken uit de bedrijfspsychologische praktijk. De psycholoog, 2, 78-81.

Tjoa, A.S.H. (1992). Factor- en clusteranalyse van veel gebruikte persoonlijkheidsvragenlijsten binnen GITP Bedrijfspsychologie, GITP R&D, Interne publicatie.

Tjoa, A.S.H. (1995). Op zoek naar de BIG5: Factoranalyse van Persoonlijkheidstests, GITP R&D, Interne Publicatie.

Vries, A.L.M. (2006). The merit of ipsative measurement: second thoughts and minute doubts. PhD Thesis. Maastricht university.

Wilde, G.B.J. (1970). Neurotische Labiliteit gemeten volgens de Vragenlijstmethode. Amsterdam: Van Rossen.

Zuilen, R.W. van, & Feij, J.A. (1983). Spanningsbehoefte- en EPPS scores als predictoren van de geschiktheid voor bijzondere taken bij marinepersoneel. De Psycholoog, 18, 243-246.

rel=nofollow
rel=nofollow