Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Tiemen Helperi Kimm: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
(Aanpassing en aanvulling)
 
(13 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Tiemen Helperi Kimm''' ([[Augustinusga]], [[29 september]] [[1930 ]] – [[Dalfsen (gemeente)|Dalfsen]], 16 januari 2017) was een Nederlandse directiesecretaris<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010618132:mpeg21:a0199  Leeuwarder courant  3 mei 1969 ]</ref>, conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum, directeur van Openluchtmuseum Het Hoogeland en het Noordelijk Scheepvaartmuseum.
{{Infobox persoon
| naam          = Tiemen Helperi Kimm
| afbeelding    = Tiemen Helperi Kimm.jpg
| onderschrift  = Tiemen Helperi Kimm tijdens een persconferentie van Theodorus Niemeyer op 24 september 1973
| volledigenaam  =
| geboortenaam  =
| bijnaam        =
| geboorteplaats = [[Augustinusga]] (gemeente [[Achtkarspelen]])
| geboortedatum  = 27 september 1930
| sterfplaats    = [[Dalfsen (dorp)|Dalfsen]]
| sterfdatum    = 16 januari 2017
| nationaliteit  = Nederlands
| land          =
| beroep        = museumdirecteur
| bekendvan      = [[Koninklijke Theodorus Niemeyer BV|Theodorus Niemeyer]] en [[Noordelijk Scheepvaartmuseum]]
| religie        =
| politiek      =
| zieook        =
| website        =
| handtekening  =
| portaal        =
}}
'''Tiemen Helperi Kimm''' ([[Augustinusga]], [[27 september]] [[1930 ]] – [[Dalfsen (gemeente)|Dalfsen]], 16 januari 2017)<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010674708:mpeg21:a0140 Nieuwsblad van het Noorden, 29-09-1930]</ref><ref>[https://www.mensenlinq.nl/overlijdensberichten/tiemen-helperi-kimm-7154613 Mensenlinq, Dagblad van het Noorden]</ref>  was een Nederlandse directiesecretaris<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010618132:mpeg21:a0199  Leeuwarder courant  3 mei 1969 ]</ref>, conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum, directeur van Openluchtmuseum Het Hogeland en het Noordelijk Scheepvaartmuseum.


==Levensloop==
==Levensloop==
Helperi Kimm was zoon van een hoofdonderwijzer, na Gymnasium β enige jaren Rechten gestudeerd in Groningen. Vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw, toen roken nog niet als belastend voor de medemens en de omgeving werd beschouwd, heeft Tiemen Helperi Kimm zich sterk gemaakt voor een betere omgang met tabak en roken in relatie tot gezondheid. In die tijd werd het vooral uit commerciële motieven niet gewaardeerd om kritiek te leveren op de gevaren van het roken. Voor veel van wat in de afgelopen decennia algemeen geaccepteerd is – in eerste instantie de vermelding van teer- en nicotinegehalten op pakjes sigaretten tot en met de huidige waarschuwingen en foto’s – heeft Helperi Kimm de eerste aanzet gegeven. Hij heeft zowel tijdens zijn carrière in het bedrijfsleven als in de museale wereld van Noord-Nederland veel tot stand gebracht voor het behoud en de uitbreiding van cultureel erfgoed. Dat deed hij voortvarend, soms ook op een eigenzinnige manier.
Kimm was de zoon van het onderwijzersechtpaar Hindrik Helperi Kimm (1896-1971) en Sietske Jager (1896-1991<ref>[http://allegroningers.nl/zoeken-op-naam/deeds/8075f041-01c4-7fb4-26be-fd85f533ef59 Huwelijksregister Grootegast 1922]</ref>  en studeerde na Gymnasium bèta enige jaren Nederlands recht in Groningen. Vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw, toen het besef doordrong dat roken belastend voor de roker, de medemens en de omgeving was, heeft Kimm zich sterk gemaakt voor een betere omgang met tabak en roken in relatie tot gezondheid. In die tijd werd het vooral uit commerciële motieven niet gewaardeerd om kritiek te leveren op de gevaren van het roken. Voor veel van wat in de afgelopen decennia algemeen geaccepteerd is – in eerste instantie de vermelding van teer- en nicotinegehalten op pakjes sigaretten tot en met de huidige waarschuwingen en foto’s – heeft Kimm de eerste aanzet gegeven. Hij heeft zowel tijdens zijn carrière in het bedrijfsleven als in de museale wereld van Noord-Nederland veel tot stand gebracht voor het behoud en de uitbreiding van cultureel erfgoed. Dat deed hij voortvarend, soms ook op een eigenzinnige manier.


=== Loopbaan ===
== Loopbaan ==
In 1955 trad Helperi Kimm in dienst van het toenmalige familiebedrijf Theodorus Niemeyer N.V., waar hij gelijktijdig in opleiding ging voor een hogere bedrijfsfunctie. In 1963 werd hij secretaris van de directie en van 1966 tot 1981 was hij secretaris van de raad van bestuur en van de raad van commissarissen en aandeelhouders.
In 1955 trad Kimm in dienst van het toenmalige familiebedrijf Theodorus Niemeyer N.V., waar hij gelijktijdig in opleiding ging voor een hogere bedrijfsfunctie. In 1963 werd hij secretaris van de directie en van 1966 tot 1981 was hij secretaris van de raad van bestuur en van de raad van commissarissen en aandeelhouders.
Gedurende circa 15 jaren was Helperi Kimm de vertegenwoordiger van Niemeyer in de Stichting Sigarettenindustrie, in welke functie hij medeonderhandelaar was met de ministeries van Financiën en van Economische Zaken over prijzen en accijnzen.
Toen het in de stad Groningen gevestigde Niemeyer behoefte kreeg aan bedrijfsuitbreiding, bewerkstelligde hij een bestemmingsplanwijziging van de aangrenzende Piet Heinstraat, ondanks het feit dat de destijds verantwoordelijke wethouder (PvdA) zich er fel tegen verzette. Door nauwe samenwerking met de gemeente (burgemeester J. Tuin en wethouder Max van den Berg) en door onderhandelingen met eigenaars en bewoners gelukte het de gehele Piet Heinstraat ten behoeve van bedrijfsuitbreiding in handen te krijgen. Na aankoop en ontruiming werden de huizen aan tijdelijke bewoners overgedragen, die uit juridische overwegingen geen huur betaalden, maar een vergelijkbaar bedrag in een stichtingspot stortten, waarmee later een honderdtal jeugdwoningen werd gesubsidieerd, waarvoor een lagere huur kon worden bereikt. Dit kan een vorm van ‘legaal kraken’ in volledige harmonie tussen betrokken partijen worden genoemd.
Voorts was Helperi Kimm een aantal jaren namens Niemeyer lid van de Vereniging Kerftabakindustrie en aldaar betrokken bij prijsvorming en bij besprekingen met het ministerie van Volksgezondheid.
In 1969 werd op initiatief van Kimm een viering van het 150-jarig bestaan van Theodorus Niemeyer N.V. op touw gezet en werd ter gelegenheid daarvan het uit de 14de eeuw daterende ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat in Groningen aan de gemeente Groningen geschonken.  
Toen het in de stad Groningen gevestigde Niemeyer behoefte kreeg aan bedrijfsuitbreiding, bewerkstelligde hij een bestemmingsplanwijziging van de aangrenzende Piet Heinstraat, ondanks het feit dat de destijds verantwoordelijke wethouder (PvdA) zich er fel tegen verzette. Door nauwe samenwerking met de gemeente (burgemeester J. Tuin en wethouder Max van den Berg) – waaraan het onderlinge respect van Helperi Kimm en Van den Berg voor elkaar veel bijdroeg – en door onderhandelingen met eigenaars en bewoners gelukte het de gehele Piet Heinstraat ten behoeve van bedrijfsuitbreiding in handen te krijgen.
In 1981 gaf Kimm zijn baan van secretaris van de raad van bestuur op, maar bleef in dienst van Niemeyer als conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum en directeur van het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen. In de loop der jaren ontstond evenwel wrijving tussen het museumbestuur, dat zijn directeur beschuldigde van mismanagement, en Kimm, die het bestuur desinteresse verweet en meende dat er onvoldoende financiële middelen ter beschikking werden gesteld. Eind 1989 gaf Kimm zijn functie op.<ref>[https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19890412-AE0009005 Nieuwsblad van het Noorden, 12.4.1989, N.N., Chaos Scheepvaartmuseum door wanbeleid bestuur]</ref><ref>[https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19890928-AE0013006 Nieuwsblad van het Noorden, 28.9.1989, N.N., Directeur verlaat Scheepvaartsmuseum]</ref>
Na aankoop en ontruiming werden de huizen aan tijdelijke bewoners overgedragen, die uit juridische overwegingen geen huur betaalden, maar een vergelijkbaar bedrag in een stichtingspot stortten, waarmee later een honderdtal jeugdwoningen werd gesubsidieerd, waarvoor een lagere huur kon worden bereikt. Deze vorm van ‘legaal kraken’ in volledige harmonie tussen de heer Helperi Kimm en het Krakerscomité lijkt in de kraakgeschiedenis van Nederland uniek te zijn geweest.
In respectievelijk 1963 en 1973 verzorgde Helperi Kimm de gehele juridische procedure van en rondom de overdracht van de aandelen van de familie Niemeyer van respectievelijk 25 procent en 75 procent aan Gallaher Ltd. in Londen.
In 1969 werd op initiatief van Helperi Kimm een viering van het 150-jarig bestaan van Theodorus Niemeyer N.V. op touw gezet en werd ter gelegenheid daarvan het uit de 14de eeuw daterende ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat in Groningen aan de gemeente Groningen geschonken.  
In 1981 gaf Helperi Kimm zijn baan van secretaris van de raad van bestuur op, maar bleef in dienst van Niemeyer als conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum; daarnaast werd hij toen directeur van het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen.


=== Roken en gezondheid ===
=== Roken en gezondheid ===
Op initiatief van Helperi Kimm heeft Niemeyer een zeer bijzondere rol gespeeld in de roken- en gezondheidsproblematiek in Nederland. Hij introduceerde het zogenaamde stippenetiket: een vorm van informatieve etikettering, goedgekeurd door de Consumentenbond, ter aanduiding van de mate van teer en nicotine in sigaretten. De teer- en nicotinegehalten van alle sigarettenmerken in Nederland daalden toch sterk, ondanks het feit dat de rest van de industrie het stippensysteem niet overnam.  
Op initiatief van Kimm heeft Niemeyer een duideijke rol gespeeld in de roken- en gezondheidsproblematiek in Nederland. Hij introduceerde het zogenaamde stippenetiket: een vorm van informatieve etikettering, goedgekeurd door de Consumentenbond, ter aanduiding van de mate van teer en nicotine in sigaretten.<ref>https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011236702:mpeg21:a0174 De Tijd, 25.9.1973, Economie, N.N., Stippencode geeft het gehalte van teer en nicotine aan. Niemeyer start met informatief etiket]</ref><ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010822919:mpeg21:a0159 Trouw, 25.9.1973, N.N., Niemeyer zet nicotinegehalte op produkten]</ref><ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011016741:mpeg21:a0013 Nieuwsblad van het Noorden, 26.9.1973, N.N., Minder stippen, minder schade]</ref><ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010849640:mpeg21:a0203 de Volkskrant, 27.9.1973, N.N., Stippen]</ref>  De rest van de Nederlandse tabakproducerende industrie nam het stippensysteem aanvankelijk niet over.  
Door dit initiatief was Helperi Kimm lange tijd de meest verguisde, doch ook een van de meest gerespecteerde mensen in de tabaksverwerkende industrie. Hij was ook de enige van deze industrie, die met dr. Meinsma (1923-2008) – directeur van het Koningin Wilhelmina Fonds, arts en leider van de ‘Actie Niet Roken’ – het debat op televisie aanging (1973) dat, aldus een commentaar in de pers, opviel doordat er zelden – ondanks uitgedeelde “rake klappen” – “op zo beschaafde toon en zo zonder dissonanten” een discussie werd gevoerd.
Ook was Kimm de enige van deze industrie, die met dr. Meinsma (1923-2008) – directeur van het Koningin Wilhelmina Fonds, arts en leider van de ‘Actie Niet Roken’ – het debat op televisie aanging (1973) dat, aldus een commentaar in de pers, opviel doordat er zelden – ondanks uitgedeelde “rake klappen” – “op zo beschaafde toon en zo zonder dissonanten” een discussie werd gevoerd.<ref>[https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?code=NVHN&date=19730926&v2=true&id=NVHN-19730926-AE0009002# Nieuwsblad van het Noorden, 26.9.1973, N.N., Kastje Kijken]</ref><ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011236703:mpeg21:a0057 De Tijd, 26.9.1973, Herman Hofhuizen, Gezien, Een hartelijke poging]</ref><ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010822920:mpeg21:a0118 Trouw, 26.9.1973, Ton Hydra, China]</ref>
De wetgeving heeft het stippensysteem niet overgenomen, hoewel de toenmalige minister van Volksgezondheid Leendert Ginjaar (1928-2003) duidelijk zijn waardering liet blijken.


==== Achtergrondinformatie ====
==== Achtergrondinformatie ====
Vanaf het eind van de jaren vijfig van de vorige eeuw werden berichten, vooral uit Amerika, over de schadelijke gevolgen van roken voor de gezondheid steeds sterker. De tabaksindustrie was hiervan op de hoogte, maar wilde zich nadrukkelijk niet mengen in een discussie over gezondheidsaspecten. Daarom sloten de Nederlandse tabaksproducenten in 1965 een ‘herenakkoord’ om te voorzien in een situatie dat er een sigaret op de markt zou komen, die als ‘veilig(er) voor de gezondheid’ kon worden aangeprezen. Naar zo’n sigaret zou immers veel vraag zijn, waardoor een oneerlijke concurrentie kon ontstaan.
Vanaf het eind van de jaren vijfig van de vorige eeuw werden berichten, vooral uit Amerika, over de schadelijke gevolgen van roken voor de gezondheid steeds sterker. De tabaksindustrie was hiervan op de hoogte, maar wilde zich nadrukkelijk niet mengen in een discussie over gezondheidsaspecten. Daarom sloten de Nederlandse tabaksproducenten in 1965 een ‘herenakkoord’ om te voorzien in een situatie dat er een sigaret op de markt zou komen, die als ‘veilig(er) voor de gezondheid’ kon worden aangeprezen. Naar zo’n sigaret zou immers veel vraag zijn, waardoor een oneerlijke concurrentie kon ontstaan.
Niemeyer produceerde rond 1962 al een sigaret met lagere teer- en nicotinegehalten: Roxy. Nadat onderzoek van de Consumentenbond uitwees dat dit merk inderdaad laag scoorde, nam de vraag naar Roxy direct snel toe. Vervolgens bracht Niemeyer in 1971 het merk Kelly Halvaret met de aanduiding ‘nicotine-arm’ op de markt. De concurrentie protesteerde met het ‘herenakkoord’ in de hand, waarop Niemeyer uit dat akkoord stapte. In een door Helperi Kimm opgesteld persbericht van november 1972 stelde Niemeyer als eerste tabaksproducent in Nederland  – en in de wereld dat roken de gezondheid schaadt: “Dat het roken van sigaretten schadelijk kan zijn, is een feit dat zo langzamerhand wel tot alle consumenten is doorgedrongen. Het is struisvogelpolitiek van de industrie daar nog langer omheen te draaien.”
Niemeyer produceerde al rond 1962 een sigaret met lagere teer- en nicotinegehalten: Roxy. Nadat onderzoek van de Consumentenbond uitwees dat dit merk inderdaad laag scoorde, nam de vraag naar Roxy direct snel toe. Vervolgens bracht Niemeyer in 1971 het merk Kelly Halvaret met de aanduiding ‘nicotine-arm’ op de markt. De concurrentie protesteerde met het ‘herenakkoord’ in de hand, waarop Niemeyer uit dat akkoord stapte. In een door Kimm opgesteld persbericht van november 1972 stelde Niemeyer als eerste tabaksproducent in de wereld dat roken de gezondheid schaadt: “Dat het roken van sigaretten schadelijk kan zijn, is een feit dat zo langzamerhand wel tot alle consumenten is doorgedrongen. Het is struisvogelpolitiek van de industrie daar nog langer omheen te draaien.”
[[Bestand:THK - foto stippenetiket op sigarettenverpakking.jpg|thumb|350px|Stippen-etiket op sigarettenverpakking]]
Niemeyer streefde er derhalve naar de consument zo goed mogelijk te informeren over zijn producten in de veronderstelling dat louter de vermelding van teer- en nicotinegehalten in cijfers geen duidelijke informatie bood. Het stippensysteem – hoe minder stippen er op het pakje vermeld stonden, hoe lager de teer- en nicotinegehalten van het betreffende sigarettenmerk – zorgde opnieuw voor een sterke stijging van sigaretten die door Niemeyer werden geproduceerd.
Niemeyer streefde er derhalve naar de consument zo goed mogelijk te informeren over zijn producten in de veronderstelling dat louter de vermelding van teer- en nicotinegehalten in cijfers geen duidelijke informatie bood. Het stippensysteem – hoe minder stippen er op het pakje vermeld stonden, hoe lager de teer- en nicotinegehalten van het betreffende sigarettenmerk – zorgde opnieuw voor een sterke stijging van sigaretten die door Niemeyer werden geproduceerd.
In 2000 evalueerde Helperi Kimm deze kwestie in een artikel in ''Trouw'' (‘Niemeyer liep voor de muziek uit’, door Joop Bouma, 1 augustus 2000). Hij wordt daarin als volgt geciteerd: “Ik blijf erbij, al die milligrammen op de verpakking zegt niemand iets, die stippen zijn een uitstekende methode om consumenten te informeren. Vreemd dat het ministerie er nooit aan wilde. En dom van de industrie, heel dom. Waarschijnlijk heb ik met dat stippenplan wel geholpen om in Nederland het teer- en nicotineniveau in sigaretten naar beneden te krijgen. Want toen wij met nicotine-arme sigaretten kwamen, moesten de anderen wel mee.”
In 2000 evalueerde Kimm deze kwestie in een artikel in ''Trouw'' en wordt daarin als volgt geciteerd: “Ik blijf erbij, al die milligrammen op de verpakking zegt niemand iets, die stippen zijn een uitstekende methode om consumenten te informeren. Vreemd dat het ministerie er nooit aan wilde. En dom van de industrie, heel dom. Waarschijnlijk heb ik met dat stippenplan wel geholpen om in Nederland het teer- en nicotineniveau in sigaretten naar beneden te krijgen. Want toen wij met nicotine-arme sigaretten kwamen, moesten de anderen wel mee.”<ref>[https://www.trouw.nl/home/niemeyer-liep-voor-de-muziek-uit~a0de0713 Trouw, 1.8.2000, Joop Bouma, Niemeyer liep voor de muziek uit]</ref>


=== Museale activiteiten ===
== Museale activiteiten ==
===== Niemeyer Tabaksmuseum =====
=== Niemeyer Tabaksmuseum ===
Rond 1956 kocht Niemeyer een particuliere collectie tabacologica waarvoor Helperi Kimm binnen Niemeyer de verantwoordelijkheid kreeg. In 1964 werd het kleine museum dat in de fabriek in Groningen was ondergebracht, verplaatst naar het pand Amstel 57 in Amsterdam. Helperi Kimm voerde een restauratie van dit pand door, waarna het museum door burgemeester  Gijs van Hall (1904-1977) werd geopend. Het pand fungeerde tevens als ontmoetingsplaats voor Gallaher en Niemeyer. Toen het vliegverkeer Londen-Groningen v.v. binnen een dag mogelijk werd, is het pied à terre in Amsterdam opgeheven en werd de collectie teruggebracht naar Groningen, waar ze in 1978 werd ondergebracht in het ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat.
Rond 1956 kocht Niemeyer een particuliere collectie tabacologica waarvoor Kimm binnen Niemeyer de verantwoordelijkheid kreeg. In 1964 werd het kleine museum dat in de fabriek in Groningen was ondergebracht, verplaatst naar het pand Amstel 57 in Amsterdam. Kimm voerde een restauratie van dit pand door, waarna het museum door burgemeester  Gijs van Hall (1904-1977) werd geopend. In 1978 werd de collectie inmiddels sterk uitgebreide en verbeterde collectie ondergebracht in het ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat in Groningen.
Vanaf 1963 werd de oorspronkelijke collectie middels een jaarlijks aankoopbudget sterk uitgebreid en verbeterd; na vertrek van de oorspronkelijke eigenaar in 1983 werd de collectie gesaneerd en gerestaureerd.
===== Stichting Het Landbouwkundig, Oudheidkundig en Kunstminnend Museum ‘Het Hogeland’ in Warffum =====
In 1969 werd het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ (daterend uit 1668) door Niemeyer aan de provincie Groningen geschonken en op het terrein van een in Warffum eerder opgerichte Oudheidkamer herbouwd. Dit geschiedde in samenwerking met de Rijksdienst voor Monumentenzorg, waarbij de totale herbouw en de complete museale inrichting door Helperi Kimm werden begeleid.
Rond 1971 werd hij voorzitter van de stichting, oorspronkelijk gevestigd in de oude pastorie van het dorp. Het gelukte hem de Rijksdienst voor Monumentenzorg te interesseren voor, en samen te werken in een opzet tot restauratie van een deel van de terp in het dorp en het daarbij ontwikkelen van een streek- en openluchtmuseum. Om reden van exploitatie zouden de gerestaureerde panden kunnen worden bewoond. Deze opzet werd in de periode 1971-1985 onder algehele supervisie van Helperi Kimm uitgevoerd met inbegrip van de herbouw en complete museale inrichting. Bij zijn vertrek bestond het complex uit ten minste tien gebouwen, alle in gerestaureerde staat.
De Rijksdienst voor Monumentenzorg  bleek zeer tevreden over de kwaliteit van de restauraties, mede vanwege de door Helperi Kimm daarvoor aangehouden ‘consolidatie’-gedachte.


==== Achtergrondinformatie ====
=== Museum ‘Het Hogeland’ ===
In een artikel in ''Nieuwsblad van het Noorden'' (‘Ware Schoonheid in Kleine Kamertjes’, Henk J. Meijer, 23 april 1983) vertelt Helperi Kimm dat het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ in een erbarmelijke staat verkeerde toen het vanuit de stad Groningen werd verplaatst naar Warffum. Zo bleek een authentiek beddenschot wel tienmaal overgeschilderd te zijn. Helperi Kimm: “Dat is een van onze specialiteiten: we restaureren alles op practisch onzichtbare manier. Daar hebben we bij Monumentenzorg ook een geweldig grote naam in. Je moet niet de hele boel overhoop scheuren, afbreken en dan weer opbouwen. Het moet heel behoedzaam, consoliderend gebeuren, waardoor je het authentieke beeld behoudt.”
In 1969 werd het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ (daterend uit 1668) door Niemeyer aan de provincie Groningen geschonken en op het terrein van de Stichting Het Landbouwkundig, Oudheidkundig en Kunstminnend Museum ‘Het Hogeland’ in Warffum, in de al eerder opgerichte Oudheidkamer herbouwd. Dit geschiedde in samenwerking met de Rijksdienst voor Monumentenzorg, waarbij de totale herbouw en de complete museale inrichting door Kimm werden begeleid.
[[Bestand:THK - FOTO 2 - Warffum - Vrouw Fransensgasthuis.jpg|thumb|350px|Het Vrouw Fransensgasthuis in Warffum anno 2011 (foto Jan Lafeber)]]
Rond 1971 werd hij voorzitter van deze stichting. Het gelukte hem de Rijksdienst voor Monumentenzorg te interesseren voor, en samen te werken in een opzet tot restauratie van een deel van de terp in het dorp en het daarbij ontwikkelen van een streek- en openluchtmuseum. Om reden van exploitatie zouden de gerestaureerde panden kunnen worden bewoond. Deze opzet werd in de periode 1971-1985 onder algehele supervisie van Kimm uitgevoerd met inbegrip van de herbouw en complete museale inrichting. Bij zijn vertrek bestond het complex uit ten minste tien gebouwen, alle in gerestaureerde staat.
De Rijksdienst voor Monumentenzorg  bleek zeer tevreden over de kwaliteit van de restauraties, mede vanwege de door Kimm daarvoor aangehouden ‘consolidatie’-gedachte. In een artikel in het ''Nieuwsblad van het Noorden'' vertelde Kimm dat het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ in een erbarmelijke staat verkeerde toen het vanuit de stad Groningen werd verplaatst naar Warffum. Zo bleek een authentiek beddenschot wel tienmaal overgeschilderd te zijn. Kimm: “Dat is een van onze specialiteiten: we restaureren alles op practisch onzichtbare manier. Daar hebben we bij Monumentenzorg ook een geweldig grote naam in. Je moet niet de hele boel overhoop scheuren, afbreken en dan weer opbouwen. Het moet heel behoedzaam, consoliderend gebeuren, waardoor je het authentieke beeld behoudt.”<ref>[https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?code=NVHN&date=19830423&v2=true&id=NVHN-19830423-AE0023001 Nieuwsblad van het Noorden, 23.4.1983, Henk J. Meijer, Ware schoonheid in Kleine Kamertjes. Openlucht Museum Het hoogeland]</ref>
 
=== Het Woonhuismonument ===
In 1977 werd de Stichting Het Woonhuismonument opgericht, die zich ten doel stelt monumentale gebouwen in de provincie Groningen – in het bijzonder woonhuizen van ‘gewone burgers’ (rijk of arm), boerderijen en fabrieken – te restaureren. Voorzitter van de stichting werd een econoom met een grote belangstelling, net als Kimm, voor monumenten: Mijnard Scheers. Door toedoen van Scheers en met behulp van zijn echtgenote Grietha financierde de stichting de restauratiekosten in de meeste gevallen middels een combinatie van de verwachte verkoopopbrengst en de te verwerven subsidies, waaronder die van de provinciale en de landelijke overheid, bijvoorbeeld in het kader van leerwerktrajecten.
Anno 2018 heeft de stichting conform eigen opgave zo’n vijftig restauraties afgerond en daardoor sterk bijgedragen aan de – niet alleen in monumentaal opzicht – verfraaiing van Groningse dorpen.
 
[[Bestand:THK - FOTO 3 - Groningen - Gotische Huis.jpg|thumb|250px|Het Gotische Huis, Brugstraat 24 in Groningen, anno 2010 (foto ZanderZ – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)]]
[[Bestand:THK - FOTO 4 - Groningen - Canterhuis.jpg|thumb|250px|Het Canterhuis, Brugstraat 26 in Groningen anno 2010 (foto ZanderZ – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)]]
=== Het ‘Gotische Huis’ & het Noordelijk Scheepvaartmuseum ===
Na de schenking door Niemeyer van het ‘Gotische Huis’ aan de gemeente Groningen werd de restauratie ter hand genomen, die in 1978 gereedkwam. De pand kreeg met goedkeuring van de gemeente een museale bestemming en het bestuur van het destijds noodlijdende Noordelijk Scheepvaartmuseum werd overgehaald zijn collectie erin onder te brengen. Door de geringe bestuurskracht en het gebrek aan museale kennis nam Kimm de realisering van het gehele project op zich en werd de collectie compleet gerestaureerd en nog verder uitgebreid. Het ‘Gothische Huis’ bleek evenwel al snel te klein, zodat het naastgelegen ‘Canterhuis’, daterend uit de tweede helft van de 15e eeuw, er bij werd verworven. Middels plaatsing op de Monumentenlijst kon na de restauratie van het ‘Canterhuis’ het gehele complex in 1982 definitief voor het publiek worden opengesteld. Het totale ontwerp was tot in details grotendeels het werk van Kimm en een zielsverwant, de vroeg overleden Diederik Perdok (1947-1980), en in 1981 werd Kimm de directeur van het museum. Tot zijn vertrek in 1989 organiseerde hij er jaarlijks een kunst- en antiekbeurs met antiquairs uit het gehele land. Tevens richtte hij regelmatig, meer dan eens de aandacht trekkende, tentoonstellingen in, onder andere een overzicht van het oeuvre van kunstschilder, aquarellist, etser en lithograaf H.W. Mesdag (1831-1915), over de walvisvaart en over de Hugenoten in Nederland.
Soms tegen beter weten in spande Kimm zich in voor het behoud van voor de stad Groningen beeldbepalende en in bouwkundig opzicht belangrijke gebouwen, zoals de Martinuskerk aan het Broerplein. Tot op het allerlaatst bleef hij zich verzetten tegen de nieuwbouw van de Universiteitsbibliotheek, wat immers de afbraak van deze magistrale kerk zou betekenen.<ref> https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19820324-AE0011001&vw=org&lm=stad%2Cstrek%2CNVHN%2C0 Nieuwsblad van het Noorden, 24.3.1982, N.N., Verwijderen van ramen aangevochten]</ref>


=== Museale activiteiten (vervolg) ===
== Restauraties ==
In 1977 werd de Stichting ‘Het Woonhuismonument’ opgericht, die zich ten doel stelde monumentale gebouwen in de provincie Groningen in het bijzonder woonhuizen van ‘gewone burgers’ (rijk of arm), boerderijen en fabrieken – te restaureren. Voorzitter van de stichting werd een econoom met een – eveneens – meer dan gebruikelijke belangstelling voor monumenten: Mijnard Scheers. Door toedoen van de heer Scheers – en met behulp van zijn echtgenote Grietha – financierde de stichting de restauratiekosten in de meeste gevallen middels een combinatie van de verwachte verkoopopbrengst en de te verwerven subsidies, waaronder die van de provinciale en de landelijke overheid, bijvoorbeeld in het kader van leer-werkprojecten.
[[Bestand:THK - FOTO 5 - Middelstum - Tiemen Kimm met bakkershoorn.JPG|thumb|350px|Tiemen Kimm met bakkershoorn in de deuropening van de voormalige bakkerij in Middelstum, anno 1969 (foto Noord-Nederlands Fotobureau Folkers, Groningen)]]
Tegen het einde van de twintigste eeuw had de stichting al bijna veertig restauraties afgerond en daardoor sterk bijgedragen aan de – niet alleen in monumentaal opzicht verfraaiing van Groningse dorpen.
In 1969 betrok Kimm, die tot dan toe in de stad Groningen gewoond had, een kleine, oude bakkerij in Middelstum, die door de toenmalige eigenaar Hendrikus Mendels voor een symbolisch bedrag was afgestaan aan de gelijknamige Stichting Bakkerij Mendels. Met financiële steun van deze stichting en van anderen kon het uit 1689 daterende pand van de bakkerij in oude glorie worden hersteld met veel inbreng van de nieuwe eigenaar, waardoor er gedurende de jaren dat Kimm er woonde, regelmatig officiële ontvangsten van de provincie Groningen plaatsvonden.
===== Het ‘Gotische Huis’ & het Noordelijk Scheepvaartmuseum =====
[[Bestand:THK - FOTO 6 - Middelstum - voormalige bakkerij.jpg|thumb|350px|Voormalige bakkerij aan de Kerkstraat 3 in Middelstum, anno 2010 (foto Hardscarf – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)]]
Na de schenking door Niemeyer van het ‘Gotische Huis’ aan de gemeente Groningen werd de restauratie ter hand genomen, die in 1978 gereedkwam. De bestemming leverde veel discussie op. Het minderheidsstandpunt: museale bestemming, werd uiteindelijk door de gemeente overgenomen. Het bestuur van het noodlijdende Noordelijk Scheepvaartmuseum werd daarop overgehaald zijn collectie daar onder te brengen.
In 1970 ontdekte Kimm in het toenmalige buurtschap Bedum (m.i.v. 1.1.2019 gaat Bedum op in de gemeente Het Hogeland), ten noorden van de stad Groningen, aan het dijkje Ellerhuizen de bouwval van een 18e-eeuwse boerderij met de naam ‘Blauwbörgje’: een pand zonder verdieping met een hoog pannen dak dat aan de ene zijde tegen een puntgevel met vlechtingen aansluit, en aan de andere zijde met een dakschild gesloten is.
Door de geringe bestuurskracht en het gebrek aan museale kennis in die organisatie nam Helperi Kimm de realisering van het gehele project op zich en werd de collectie compleet gerestaureerd en nog verder uitgebreid. Het ‘Gothische Huis’ bleek evenwel al snel te klein, zodat het naastliggende ‘Canterhuis’ (daterend uit de tweede helft van de 15e eeuw) er bij moest worden verworven.  
[[Bestand:THK - FOTO 7 - Bedum - Blauwbörgje 1971.jpg|thumb|350px|De achterzijde van Blauwbörgje in Bedum anno 1971 (foto A.J. van der Wal – bron Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Rijksmonument 8729)]]
Middels plaatsing op de Monumentenlijst kon na de restauratie van het ‘Canterhuis’ het gehele complex in 1982 definitief voor het publiek worden geopend. Het totale ontwerp was tot in details grotendeels het werk van Helperi Kimm en een zielsverwant, Diederik Perdok (1947-1980), waardoor het Noordelijk Scheepvaartmuseum in die tijd qua ambiance misschien wel tot één van de fraaiste musea van Nederland uitgroeide.  
[[Bestand:THK - FOTO 8 - Bedum - Blauwbörgje 2016.jpg|thumb|350px|Blauwbörgje in Bedum anno 2016 (foto Hardscarf Eigen werk, CC BY-SA 3.0)]]
Tot zijn vertrek in 1991 organiseerde Helperi Kimm er jaarlijks een Kunst- en Antiekbeurs met antiquairs uit het gehele land. Tevens richtte hij regelmatig – meer dan eens de aandacht trekkende – tentoonstellingen in, onder andere een overzicht van het oeuvre van kunstschilder, aquarellist, etser en lithograaf H.W. Mesdag (1831-1915), over de walvisvaart en over de Hugenoten in Nederland.
Bij de op inititatief en deels ook eigenhandig uitgevoerde restauratie werden de vensters met zesruitsschuiframen voorzien van luiken, en in het interieur balkenzolders, betimmering, tegelschouwtjes en deuren, ten dele van elders afkomstig. Het ‘Blauwbörgje’ is een van de oudste panden in het buurtschap Bedum, dat volgens kenners met respect, smaak en inzicht in de historie is gerestaureerd. Over de geschiedenis van dit monument is weinig bekend, maar het is een goed voorbeeld van een eenvoudig huisje zoals dat in de 18e eeuw op het Groningse platteland werd gebouwd.
Soms tegen beter weten in spande Helperi Kimm zich in voor het behoud van voor de stad Groningen beeldbepalende en in bouwkundig opzicht belangrijke gebouwen, zoals de Martinuskerk aan het Broerplein. Tot op het allerlaatst bleef hij zich verzetten tegen de nieuwbouw van de Universiteitsbibliotheek, wat immers de afbraak van deze magistrale kerk zou betekenen.
Na terugkeer in de stad Groningen begon Kimm met de restauratie van het bekende pand Oude Kijk in ’t Jatstraat 18, in de lengte langs de straat gebouwd en aldus een van de weinige ‘dwarshuizen’ die nog uit de zeventiende eeuw over waren. De aanwezige kopgevel, vermoedelijk van rond 1640, suggereert echter het tegendeel. Datering van het pand was mogelijk op basis van de ‘Stadscaerte Groeningen’ (vogelvluchtkaart van Groningen, tweede uitgave) uit 1643 van Egbert Haubois (ca. 1610-1654). Het zeventiende-eeuwse interieur bleef tot 1869 nagenoeg onaangetast, daarna werd het pand, aanvankelijk bewoond door weduwen van Waalse predikanten, totaal ‘uitgekleed’.
[[Bestand:THK - FOTO 9 - Groningen - Oude Kijk in 't Jatstraat 18.jpg|thumb|350px|Oude Kijk in ’t Jatstraat 18 in Groningen anno 2010 (foto CWKramer – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)]]
Tussen 1940 en 1975 fungeerde het pand als studentenhuis van de typische hospita Tetje Hemmen,<ref>Over deze destijds spraakmakende vrouw is helaas geen nadere informatie gevonden.</ref> die er ook een tabakswinkel uitbaatte. Kimm pakte de twee jaar durende restauratie drastisch aan: zo werden de beide zeventiende-eeuwse vertrekken exact in stijl gerestaureerd door de plavuizen vloeren in ere te herstellen en de ooit verwijderde schouwen en bedsteden weer aan te brengen met originelen die elders konden worden verworven. Latere stijlelementen in het pand, zoals een jugendstil interieur in de hal, werden zoveel mogelijk hersteld.  


=== Restauraties ===
In 1969 betrok Helperi Kimm, die tot dan toe in de stad Groningen gewoond had, een kleine, oude bakkerij in Middelstum (zie foto bovenaan), die door de toenmalige eigenaar Hendrikus Mendels voor een symbolisch bedrag was afgestaan aan de gelijknamige Stichting Bakkerij Mendels. Met financiële steun van deze stichting en van anderen kon het uit 1689 daterende pand van de bakkerij in oude glorie worden hersteld met veel inbreng van de nieuwe eigenaar, waardoor er gedurende de jaren dat Helperi Kimm er woonde, regelmatig officiële ontvangsten van de provincie Groningen plaatsvonden.
Na terugkeer in de stad Groningen bewoonde Helperi Kimm een flat aan de Guldenstraat, maar begon enkele jaren later met de restauratie van het bekende pand Oude Kijk in ’t Jatstraat 18, in de lengte langs de straat gebouwd en aldus een van de weinige ‘dwarshuizen’ die nog uit de zeventiende eeuw over waren. De aanwezige kopgevel, vermoedelijk van rond 1640, suggereert echter het tegendeel. Datering van het pand was mogelijk op basis van de ‘Stadscaerte Groeningen’ (vogelvluchtkaart van Groningen, tweede uitgave) uit 1643 van Egbert Haubois (ca. 1610-1654).
Het zeventiende-eeuwse interieur bleef tot 1869 nagenoeg onaangetast, daarna werd het pand, aanvankelijk bewoond door weduwen van Waalse predikanten, totaal ‘uitgekleed’. Tussen 1940 en 1975 fungeerde het pand als studentenhuis van de typische hospita Tetje Hemmen, die er ook een tabakswinkel uitbaatte.
Helperi Kimm pakte de twee jaar durende restauratie drastisch aan: zo werden de beide zeventiende-eeuwse vertrekken exact in stijl gerestaureerd door de plavuizen vloeren in ere te herstellen en de ooit verwijderde schouwen en bedsteden weer aan te brengen met originelen uit het gehele land. Latere stijlelementen in het pand, zoals een jugendstil interieur in de hal, werden zoveel mogelijk hersteld.
In 1993 verhuisde Helperi Kimm naar een achttiende-eeuws ‘Stadsherstel’-pand in Amsterdam.
[[Bestand:Tiemen Helperi Kimm ijzeren klok.jpg|thumb|De gerestaureerde ijzeren klok]]
[[Bestand:Tiemen Helperi Kimm ijzeren klok.jpg|thumb|De gerestaureerde ijzeren klok]]
=== IJzeren klok ===
== IJzeren klok ==
Naast zijn intensieve bemoeienis met het bewaren van monumentale en historische panden restaureerde hij zelf graag antieke voorwerpen, een vaardigheid die hij zich had aangeleerd door bestudering van de literatuur en het afkijken van de kunst van vakmensen.
Naast zijn intensieve bemoeienis met het bewaren van monumentale en historische panden restaureerde Kimm zelf graag antieke voorwerpen, een vaardigheid die hij zich had aangeleerd door bestudering van de literatuur en het afkijken van de kunst van vakmensen. Op het laatst restaureerde hij een hakkebord, daterend uit de eerste helft van de 17e eeuw, dat waarschijnlijk achterop een sloep was aangebracht en in verband stond met het Oostenrijks-Habsburgse bewind over de Zuidelijke Nederlanden. De top ontbrak, maar de traditionele voorstelling van het ‘Oordeel van Salomo’ werd aan de hand van oude afbeeldingen van soortgelijk scheepssier aangevuld met uit cederhout gesneden oudtestamentische verspieders en vervolgens door hem bijgeschilderd.
Op het laatst restaureerde Helperi Kimm nog een hakkebord, daterend uit de eerste helft van de 17e eeuw en dat waarschijnlijk achterop een sloep was aangebracht, samenhangend met het Oostenrijks-Habsburgse bewind over de Zuidelijke Nederlanden. De top ontbrak, maar de traditionele voorstelling van het ‘Oordeel van Salomo’ werd aan de hand van oude afbeeldingen van soortgelijk scheepssier aangevuld met uit cederhout gesneden oudtestamentische verspieders en vervolgens door hem bijgeschilderd.
Kimms grote belangstelling golden meubels uit de middeleeuwen en de 17e eeuw; uit diezelfde periode kocht hij op veilingen in slechte staat verkerende schilderijen, die hij onder aanwending van originele verfstoffen weer toonbaar maakte.  
Vooral meubels uit de middeleeuwen en de 17e eeuw hadden zijn grote belangstelling en om tot een verantwoorde en verdedigbare reconstructie te komen, werd daarover met goede vrienden uitvoerig gediscussieerd en werden voor ingewikkelder projecten professionals ingeschakeld. Uit diezelfde periode werden op veilingen in slechte staat verkerende schilderijen gekocht, die Helperi Kimm onder aanwending van originele verfstoffen weer toonbaar maakte.  
Een bijzonder project van KImm was het ‘terugbouwen’ van een ijzeren klok uit het tweede kwart van de 17e eeuw, waarschijnlijk afkomstig uit Groningen of Noord-Duitsland (zie foto). Bij aankoop was de klok voorzien van een slingeruurwerk. Het casco verkeerde in redelijke staat, waar voor de ombouw veel gegevens uit konden worden gehaald, maar als geheel verkeerde de klok in erbarmelijke staat. Bijzonder aan de klok was het twee-assige gangwerk. Op grond van uitvoerig onderzoek naar, overigens schaarse, pendanten werden verfraaiingen toegevoegd, zoals het torentje met een caroussel, waar bij elke belslag een zinnebeeldige dame tevoorschijn komt. Uiteindelijk kon met behulp van klokkenmaker Chris Veenstra in Usquert het oorspronkelijke foliotuurwerk in ere worden hersteld.
Heel bijzonder was het ‘terugbouwen’ van een ijzeren klok uit het tweede kwart van de 17e eeuw, waarschijnlijk afkomstig uit Groningen of Noord-Duitsland. Bij aankoop was de klok voorzien van een slingeruurwerk. Het casco verkeerde in redelijke staat, waar voor de ombouw veel gegevens uit konden worden gehaald, maar als geheel verkeerde de klok in erbarmelijke staat. Bijzonder aan de klok was wel het twee-assige gangwerk. Op grond van uitvoerig onderzoek naar overigens schaarse pendanten werden verfraaiingen toegevoegd, zoals het torentje met een caroussel, waarbij elke belslag een zinnebeeldige dame tevoorschijn tovert. De prachtige wijzerplaat kreeg het vergulde opschrift ‘De Klokkenman’ mee. Uiteindelijk kon – na vaak (zeer) lange onderbrekingen – met behulp van klokkenmaker Chris Veenstra uit Usquert het oorspronkelijke foliotuurwerk in ere worden hersteld.


=== Verzamelaar ===
== Verzamelaar ==
Door zijn voorliefde voor antieke meubels en schilderijen werd Helperi Kimm een verwoed verzamelaar. Het zwaartepunt van zijn collectie vormde eveneens de 17e eeuw, die een uitgebreide verzameling zilver en glas omvatte, en voorts tegeltableaus. Vanuit zijn belangstelling voor de zeevaart verzamelde hij gebruikswerpen afkomstig uit de walvisvaart, zoals harpoenen, en met betrekking tot de zeevaart in het algemeen onder meer een zeldzaam astrolabium, een Daviskwadrant en slavenkettingen van het eiland Goedereede (Dakar).  
Door zijn voorliefde voor antieke meubels en schilderijen werd Kimm een verwoed verzamelaar. Het zwaartepunt van zijn collectie vormde eveneens de 17e eeuw, die een uitgebreide verzameling zilver en glas omvatte, en voorts tegeltableaus. Vanuit zijn belangstelling voor de zeevaart verzamelde hij gebruikswerpen afkomstig uit de walvisvaart, zoals harpoenen, en met betrekking tot de zeevaart in het algemeen onder meer een zeldzaam astrolabium, een Daviskwadrant en slavenkettingen van het eiland Goedereede (Dakar).  
Voorts verzamelde hij middeleeuws houtsnijwerk, zoals kunstig bewerkte messcheden en pelgrimsinsignes, en uit de latere tijd Noord-Hollands slibaardewerk.
Voorts verzamelde hij middeleeuws houtsnijwerk, kunstig bewerkte messcheden en pelgrimsinsignes, en uit latere tijd Noord-Hollands slibaardewerk.
Helperi Kimm interesseerde zich zeer in het bijzonder voor ‘volkskunst’, met als Nederlands centrum: (West-)Friesland en Noord-Holland, en legde daarvan een grote, praktisch alomvattende collectie aan, die uiteenliep van meubels (fraai beschilderde bankjes en tafels) tot en met houtsnijkunst (schooltassen, stoven, mangelplanken) alsook typisch handwerk, zoals merklappen en knipprentkunst. Ook legde hij zich toe op het bijeenbrengen van kledingstukken en sieraden van Hindeloper oorsprong, die moesten worden toegepast in zijn musea.   
Kimm interesseerde zich in het bijzonder voor ‘volkskunst’, met als Nederlands centrum: (West-)Friesland en Noord-Holland, en legde daarvan een grote collectie aan, die uiteenliep van meubels (fraai beschilderde bankjes en tafels) tot en met houtsnijkunst (schooltassen, stoven, mangelplanken) alsook typisch handwerk, zoals merklappen en knipprentkunst. Ook legde hij zich toe op het bijeenbrengen van kledingstukken en sieraden van Hindelooper oorsprong, die hij ook tentoonstelde in musea waarmee hij banden hadVoor hem representeerden deze objecten en voorwerpen een afzonderlijke cultuurstroming die onder meer gestoeld is op de emblemataliteratuur, en die volgens hem naast en tegen de officiele West-Europese stijlen heeft bestaan en gedeeltelijk nog bestaat.
Al vroeg wierp Helperi Kimm zich op als voorvechter van dit antiek, dat door de Tweede Wereldoorlog enigszins in diskrediet was geraakt. Naar aanleiding van de toelichting bij een in 1970 uitgebrachte kalender met kleurrijke voorstellingen op de deksel van spanen dozen stelt hij, dat er sprake is van een “afzonderlijke cultuurstroming” die onder meer gestoeld is op de emblemataliteratuur, en “die naast en tegen de officiele West-Europese stijlen heeft bestaan en gedeeltelijk nog bestaat.


=== Archeologie ===
== Archeologie ==
In zijn middelbare schooltijd kwam Helperi Kimm in contact met Assien Bohmers (1912-1988), als medewerker verbonden aan het Biologisch-Archeologisch Instituut (B.A.I.) van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze wakkerde zijn belangstelling voor geschiedenis en het verzamelen van oudheden sterk aan en samen gingen ze regelmatig op onderzoek uit. Bijvoorbeeld naar ‘verdronken steden’ in de Lauwerszee, waaronder Esonstadt, die werden genoemd in de vroeg-middeleeuwse kroniek van ene Ocko Scharlensis – al waren beiden ermee bekend dat het hier ging om een fictieve, geromantiseerde kroniek die aan het einde van de zestiende eeuw was vervaardigd, zoals reeds door Jacob van Lennep in zijn roman ''De roos van Dekama'' (1836) aangetoond.
In zijn middelbare schooltijd kwam Kimm in contact met Assien Bohmers (1912-1988) die als medewerker verbonden was aan het Biologisch-Archeologisch Instituut (B.A.I.) van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze wakkerde Kimms belangstelling voor geschiedenis en het verzamelen van oudheden aan en samen gingen zij regelmatig op onderzoek uit, onder andere naar ‘verdronken steden’ in de Lauwerszee, waaronder Ezonstad, die werden genoemd in de vroeg-middeleeuwse kroniek van ene Ocko Scharlensis – al waren beiden ermee bekend dat het hier ging om een fictieve, geromantiseerde kroniek die aan het einde van de zestiende eeuw was vervaardigd. Ook werden vroeg-archeologische vondsten uit de wijde omgeving van het ouderlijk huis van Kimm verzameld voor de Oudheidkamer Veenklooster op Fogelsangh State. Van de meest uiteenlopende onderwerpen op (kunst)historisch gebied begon Kimm in deze periode documentatie aan te leggen: van genealogie en schilderkunst tot en met architectuur en orgels.  
Ook werden vroeg-archeologische vondsten uit de wijde omgeving van het ouderlijk huis van Helperi Kimm in Buitenpost verzameld voor de Oudheidkamer Veenklooster op Fogelsangh State. Van de meest uiteenlopende onderwerpen op (kunst)historisch gebied begon Helperi Kimm in deze periode documentatie aan te leggen: van genealogie en schilderkunst tot en met architectuur en orgels.  
In  een wereld waar controverses gemeenlijk hoog kunnen oplopen, nam Kimm het bij de ‘zaak-Vermaning’ op voor het ten onrechte door het B.A.I. verspreide gerucht van betrokkenheid van Bohmers. Een gelijkgestemde vriend was de Friese amateur-archeoloog Jan Zijlstra (1941- 2018), deelgenoot in de verwikkelingen met het Fries Museum rond de ‘Vikingschat van Winsum’, met wie hij zijn hartstocht voor de vroege Friese geschiedenis kon delen.  
In  een wereld waar controverses gemeenlijk hoog kunnen oplopen, nam Helperi Kimm het bij de bekende ‘zaak-Vermaning’ op voor het ten onrechte door het B.A.I. verspreide gerucht van betrokkenheid van Assien Bohmers. Een gelijkgestemde vriend was de Friese amateur-archeoloog Jan Zijlstra (1941- 2018), deelgenoot in de verwikkelingen met het Fries Museum rond de ‘Vikingschat van Winsum’, met wie hij zijn hartstocht voor de vroege Friese geschiedenis kon delen.  


=== Boek ''Onder Roma, Ravenna en Roskilde'' (2008) ===
== Boek ''Onder Roma, Ravenna en Roskilde'' (2008) ==
Rond 1998 begon Helperi Kimm te werken aan een publicatie over een uitgebreid en breed opgevat onderwerp: het bewijzen dat er een samenhang bestaat tussen de historiografie, de ontwikkeling van de talen en archeologische vondsten van Noordwest-Europa van de Romeinse tijd en de eerste eeuwen daarna. Helperi Kimm, die zich een half leven lang met deze materie heeft beziggehouden, kon zich niet verenigen met geijkte visies binnen de geesteswetenschappen, noch met beschikbare vertalingen van velerlei klassieke teksten en de daarop gebaseerde conclusies. In wezen ging het hem om een andere manier van geschiedschrijving: meer en duidelijker stellingname op basis van bronteksten om tot meer waarheid te komen. Dit streven verlangde van de auteur een uiterst nauwkeurige filologische benadering van bronteksten, waarvoor hij altijd te rade kon gaan bij ter zake deskundige geestverwanten.
[[Bestand:THK - FOTO 11 - Tiemen Kimm rond 1990.JPG|thumb|320px|Tiemen Kimm rond 1990]]
Rond 1998 begon Kimm te werken aan een publicatie over een uitgebreid en breed opgevat onderwerp: het bewijzen dat er een samenhang bestaat tussen de historiografie, de ontwikkeling van de talen van, en de archeologische vondsten in Noordwest-Europa van de Romeinse tijd en de eerste eeuwen daarna. Kimm, die zich een half leven lang met deze materie heeft beziggehouden, kon zich niet verenigen met geijkte visies binnen de geesteswetenschappen, noch met beschikbare vertalingen van velerlei klassieke teksten en de daarop gebaseerde conclusies. In wezen ging het hem om een andere manier van geschiedschrijving: meer en duidelijker stellingname op basis van bronteksten om tot meer waarheid te komen. Dit streven noodzaakte hem tot een uiterst nauwkeurige filologische benadering van bronteksten, waarvoor hij altijd te rade kon gaan bij ter zake deskundige geestverwanten.
Het boek kent qua belangrijkste onderwerpen een indeling in drie groepen.
Het boek kent qua belangrijkste onderwerpen een indeling in drie groepen.
1. Voorgeschiedenis van de verovering door Julius Caesar en keizer Augustus van het huidige Noordwest-Europa, in het bijzonder onderzoek naar de destijds aldaar wonende volken.
1. Voorgeschiedenis van de verovering door Julius Caesar (100-44 v.Chr.) en keizer Augustus (63 v.Chr.-14) van het huidige Noordwest-Europa, in het bijzonder onderzoek naar de destijds aldaar wonende volken.
2. Systematische voorbereidingen voor de verovering, de eigenlijke verovering en de mathematische inrichting onder keizer Augustus en zijn vriend Marcus Vipsanius Agrippa, gevolgd door de gang van zaken en het deficit onder de Romeinse keizers in de periode 12 v.Chr. tot 406.
2. Systematische voorbereidingen voor de verovering, de eigenlijke verovering en de mathematische inrichting onder keizer Augustus en zijn vriend Marcus Vipsanius Agrippa (ca. 64 v.Chr.-12), gevolgd door de gang van zaken en het deficit onder de Romeinse keizers in de periode 12 v.Chr. tot 406.
3. Periode onder de ‘god-koningen’ van de Gothonen en het ontstaan van de eerste nationaalstaten.
3. Periode onder de ‘god-koningen’ van de Gothonen en het ontstaan van de eerste nationaalstaten.
In 20 hoofdstukken komt de periode vanaf 58 v.Chr., die Julius Caesar in zijn ''De bello Gallico'' beschrijft, tot 1122, het Concordaat van Worms, aan de orde, voor de beschrijving waarvan een groot corpus van teksten in klassiek-Latijn en middeleeuws-Latijn behandeld en in vertaling gegeven wordt. Binnen dit corpus is Tacitus’ Germania (geschreven in 98) van groot belang.
In 20 hoofdstukken komt de periode vanaf 58 v.Chr., die Julius Caesar in zijn ''De bello Gallico'' beschrijft, tot 1122, het Concordaat van Worms, aan de orde, voor de beschrijving waarvan een groot corpus van teksten in klassiek-Latijn en middeleeuws-Latijn behandeld en in vertaling gegeven wordt. Binnen dit corpus is Tacitus’ ''Germania'' (geschreven in 98) van groot belang.
Als geboortige Fries besteedt Helperi Kimm in zeven hoofdstukken, die tezamen ongeveer de helft van zijn boek beslaan, veel aandacht aan de geschiedenis van Noordwest-Europa – een gebied dat thans min of meer Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Nederland en het noordwestelijke deel van Duitsland omvat. De zogenoemde god-koningen van Geatas, die heersten over Scandinavië en Oost-Europa, bestuurden vanaf circa 400 tot in de regeringstijd (768-814) van Karel de Grote ook West-Europa. Van invloed hierop zijn de herhaalde pogingen van het Oost-Romeinse Rijk (Byzantium) om gebieden van het dan al verzwakte West-Romeinse Rijk in handen te krijgen.  
Als geboortige Fries besteedt Kimm in zeven hoofdstukken, die tezamen ongeveer de helft van zijn boek beslaan, veel aandacht aan de geschiedenis van Noordwest-Europa – een gebied dat thans min of meer Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Nederland en het noordwestelijke deel van Duitsland omvat. De zogenoemde god-koningen van Geatas, die heersten over Scandinavië en Oost-Europa, bestuurden vanaf circa 400 tot in de regeringstijd (768-814) van Karel de Grote ook West-Europa. Van invloed hierop zijn de herhaalde pogingen van het Oost-Romeinse Rijk (Byzantium) om gebieden van het dan al verzwakte West-Romeinse Rijk in handen te krijgen.  
Helperi Kimm schenkt veel aandacht aan de geschiedenis van Frisia, Chaucia en Germania Inferior, dat later het ‘koninkrijk Frisia’ wordt genoemd. In chronologische volgorde bespreekt hij 15 heersers in de periode 405, als Godwulf aan de macht komt, tot circa 780, het vermoedelijke sterfjaar van Radboud II (tijdens wiens regering Bonifatius in 754 in Dokkum werd vermoord). Een deel van het koninkrijk Frisia (Occidentalis) was toen al in handen van de Franken onder Karel de Grote, in 785 gevolgd door het andere deel (Orientalis). Daarmee kwam er een definitief einde aan het koninkrijk Frisia.
Kimm schenkt veel aandacht aan de geschiedenis van Frisia, Chaucia en Germania Inferior, dat later het ‘koninkrijk Frisia’ wordt genoemd. In chronologische volgorde bespreekt hij 15 heersers in de periode 405, als Godwulf aan de macht komt, tot circa 780, het vermoedelijke sterfjaar van Radboud II (tijdens wiens regering Bonifatius in 754 in Dokkum werd vermoord). Een deel van het koninkrijk Frisia (Occidentalis) was toen al in handen van de Franken onder Karel de Grote, in 785 gevolgd door het andere deel (Orientalis). Daarmee kwam er een definitief einde aan het koninkrijk Frisia.
Voor zijn onderzoek verdiepte Helperi Kimm zich ook grondig in het vroegmiddeleeuwse verhalende heldendicht ''Beowulf'' (genoemd naar de hoofdpersoon) dat rond 700 in Angelsaksische stafrijmen is opgeschreven en zich in de periode vóór 600 voornamelijk afspeelt in het huidige Scandinavië, en in het middeleeuwse heldenepos ''Nibelungenlied'', waarvan de overgeleverde tekst uit het begin van de 13e eeuw dateert, maar dat een veel oudere geschiedenis beschrijft.  
Voor zijn onderzoek verdiepte Kimm zich ook grondig in het vroegmiddeleeuwse verhalende heldendicht ''Beowulf'' (genoemd naar de hoofdpersoon) dat rond 700 in Angelsaksische stafrijmen is opgeschreven en zich in de periode vóór 600 voornamelijk afspeelt in het huidige Scandinavië, en in het middeleeuwse heldenepos ''Nibelungenlied'', waarvan de overgeleverde tekst uit het begin van de 13e eeuw dateert, maar dat een veel oudere geschiedenis beschrijft.  
Voor de methodologie van zijn boek is van belang dat Helperi Kimm vaststelt dat foutieve vertalingen van Tacitus’ ''Germania'' en van andere teksten, alsmede verkeerde interpretaties van enkele bronnen door Tacitus zelf, tot misverstanden aanleiding hebben gegeven. Door nauwgezet eigen vertalingen van belangrijke historische bronteksten te maken – van onder anderen Dio Cassius (ca. 155-235) en Procopius (ca. 500-ca. 554) –, ontstonden nieuwe interpretaties. Er worden geen nieuwe theorieën opgesteld, maar op basis van tekstanalyse wel andere conclusies getrokken.
Voor de methodologie van zijn boek is van belang dat Kimm vaststelt dat foutieve vertalingen van Tacitus’ ''Germania'' en van andere teksten, alsmede verkeerde interpretaties van enkele bronnen door Tacitus zelf, tot misverstanden aanleiding hebben gegeven. Door nauwgezet eigen vertalingen van belangrijke historische bronteksten te maken – van onder anderen Dio Cassius (ca. 155-235) en Procopius (ca. 500-ca. 554) –, ontstonden nieuwe interpretaties. Er worden geen nieuwe theorieën opgesteld, maar op basis van tekstanalyse wel andere conclusies getrokken.
Het boek, dat in een oplage van 250 exemplaren in eigen beheer werd uitgegeven, is inmiddels in alle universiteitsbibliotheken in de Benelux te raadplegen.
Het boek, dat in 2008 in een oplage van 250 exemplaren in eigen beheer werd uitgegeven, is in de meeste universiteitsbibliotheken in Nederland te raadplegen.<ref>T. Helperi Kimm: ''Onder Roma, Ravenna en Roskilde''. De resultaten van een onconventioneel onderzoek in de authentieke bronnen naar de ordening en de geschiedenis van Noordwest-Europa, Amsterdam: UBE F&N Eigen Beheer, 2008 – ISBN 978907867353 8 – gebonden met stofomslag, 608 pagina’s.</ref>
 


T. Helperi Kimm: ''Onder Roma, Ravenna en Roskilde''. De resultaten van een onconventioneel onderzoek in de authentieke bronnen naar de ordening en de geschiedenis van Noordwest-Europa, Amsterdam: UBE F&N Eigen Beheer, 2008 – ISBN 978907867353 8 – gebonden met stofomslag, 608 pagina’s.
{{Bron|bronvermelding=
{{Bron|bronvermelding=
Voor dit artikel is gebruikgemaakt van nieuws- en opiniërende artikelen in het Nieuwsblad van het Noorden (11.10.1969, 26.9.1973, 24.11.1973, 16.8.1975, 24.3.1982, 23.4.1983, 17.8.1988), Trouw (1.8.2000), Vrij Nederland (3.2.1973, 10.4.1976) en Viva (9.12.1977), van tv-uitzendingen van Hier en Nu (25.9.1973), Nova (4.8.2000) en Andere Tijden (2001), en voorts van mondelinge informatie van de familie van Tiemen Helperi Kimm.
Voor dit artikel is gebruikgemaakt van nieuws- en opiniërende artikelen in het Nieuwsblad van het Noorden (11.10.1969, 26.9.1973, 24.11.1973, 16.8.1975, 24.3.1982, 23.4.1983, 17.8.1988), Trouw (1.8.2000), Vrij Nederland (3.2.1973, 10.4.1976) en Viva (9.12.1977), van tv-uitzendingen van Hier en Nu (25.9.1973), Nova (4.8.2000) en Andere Tijden (2001), en voorts van mondelinge informatie van mensen uit de omgeving van Tiemen Helperi Kimm.
  {{References}} }}  
  {{References}} }}  
{{authority control|TYPE=p|Wikidata= }}
{{authority control|TYPE=p|Wikidata=Q55205305}}
 
{{DEFAULTSORT:Helperi Kimm}}
 
[[Categorie:Tabak]]


{{DEFAULTSORT:Kimm}}
[[Categorie:Tabak in Nederland]]
[[Categorie:Groningen]]
[[Categorie:Groningen]]

Huidige versie van 20 jan 2024 om 13:04

rel=nofollow

Tiemen Helperi Kimm (Augustinusga, 27 september 1930 Dalfsen, 16 januari 2017)[1][2] was een Nederlandse directiesecretaris[3], conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum, directeur van Openluchtmuseum Het Hogeland en het Noordelijk Scheepvaartmuseum.

Levensloop

Kimm was de zoon van het onderwijzersechtpaar Hindrik Helperi Kimm (1896-1971) en Sietske Jager (1896-1991[4] en studeerde na Gymnasium bèta enige jaren Nederlands recht in Groningen. Vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw, toen het besef doordrong dat roken belastend voor de roker, de medemens en de omgeving was, heeft Kimm zich sterk gemaakt voor een betere omgang met tabak en roken in relatie tot gezondheid. In die tijd werd het vooral uit commerciële motieven niet gewaardeerd om kritiek te leveren op de gevaren van het roken. Voor veel van wat in de afgelopen decennia algemeen geaccepteerd is – in eerste instantie de vermelding van teer- en nicotinegehalten op pakjes sigaretten tot en met de huidige waarschuwingen en foto’s – heeft Kimm de eerste aanzet gegeven. Hij heeft zowel tijdens zijn carrière in het bedrijfsleven als in de museale wereld van Noord-Nederland veel tot stand gebracht voor het behoud en de uitbreiding van cultureel erfgoed. Dat deed hij voortvarend, soms ook op een eigenzinnige manier.

Loopbaan

In 1955 trad Kimm in dienst van het toenmalige familiebedrijf Theodorus Niemeyer N.V., waar hij gelijktijdig in opleiding ging voor een hogere bedrijfsfunctie. In 1963 werd hij secretaris van de directie en van 1966 tot 1981 was hij secretaris van de raad van bestuur en van de raad van commissarissen en aandeelhouders. Toen het in de stad Groningen gevestigde Niemeyer behoefte kreeg aan bedrijfsuitbreiding, bewerkstelligde hij een bestemmingsplanwijziging van de aangrenzende Piet Heinstraat, ondanks het feit dat de destijds verantwoordelijke wethouder (PvdA) zich er fel tegen verzette. Door nauwe samenwerking met de gemeente (burgemeester J. Tuin en wethouder Max van den Berg) en door onderhandelingen met eigenaars en bewoners gelukte het de gehele Piet Heinstraat ten behoeve van bedrijfsuitbreiding in handen te krijgen. Na aankoop en ontruiming werden de huizen aan tijdelijke bewoners overgedragen, die uit juridische overwegingen geen huur betaalden, maar een vergelijkbaar bedrag in een stichtingspot stortten, waarmee later een honderdtal jeugdwoningen werd gesubsidieerd, waarvoor een lagere huur kon worden bereikt. Dit kan een vorm van ‘legaal kraken’ in volledige harmonie tussen betrokken partijen worden genoemd. In 1969 werd op initiatief van Kimm een viering van het 150-jarig bestaan van Theodorus Niemeyer N.V. op touw gezet en werd ter gelegenheid daarvan het uit de 14de eeuw daterende ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat in Groningen aan de gemeente Groningen geschonken. In 1981 gaf Kimm zijn baan van secretaris van de raad van bestuur op, maar bleef in dienst van Niemeyer als conservator van het Niemeyer Tabaksmuseum en directeur van het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen. In de loop der jaren ontstond evenwel wrijving tussen het museumbestuur, dat zijn directeur beschuldigde van mismanagement, en Kimm, die het bestuur desinteresse verweet en meende dat er onvoldoende financiële middelen ter beschikking werden gesteld. Eind 1989 gaf Kimm zijn functie op.[5][6]

Roken en gezondheid

Op initiatief van Kimm heeft Niemeyer een duideijke rol gespeeld in de roken- en gezondheidsproblematiek in Nederland. Hij introduceerde het zogenaamde stippenetiket: een vorm van informatieve etikettering, goedgekeurd door de Consumentenbond, ter aanduiding van de mate van teer en nicotine in sigaretten.[7][8][9][10] De rest van de Nederlandse tabakproducerende industrie nam het stippensysteem aanvankelijk niet over. Ook was Kimm de enige van deze industrie, die met dr. Meinsma (1923-2008) – directeur van het Koningin Wilhelmina Fonds, arts en leider van de ‘Actie Niet Roken’ – het debat op televisie aanging (1973) dat, aldus een commentaar in de pers, opviel doordat er zelden – ondanks uitgedeelde “rake klappen” – “op zo beschaafde toon en zo zonder dissonanten” een discussie werd gevoerd.[11][12][13]

Achtergrondinformatie

Vanaf het eind van de jaren vijfig van de vorige eeuw werden berichten, vooral uit Amerika, over de schadelijke gevolgen van roken voor de gezondheid steeds sterker. De tabaksindustrie was hiervan op de hoogte, maar wilde zich nadrukkelijk niet mengen in een discussie over gezondheidsaspecten. Daarom sloten de Nederlandse tabaksproducenten in 1965 een ‘herenakkoord’ om te voorzien in een situatie dat er een sigaret op de markt zou komen, die als ‘veilig(er) voor de gezondheid’ kon worden aangeprezen. Naar zo’n sigaret zou immers veel vraag zijn, waardoor een oneerlijke concurrentie kon ontstaan. Niemeyer produceerde al rond 1962 een sigaret met lagere teer- en nicotinegehalten: Roxy. Nadat onderzoek van de Consumentenbond uitwees dat dit merk inderdaad laag scoorde, nam de vraag naar Roxy direct snel toe. Vervolgens bracht Niemeyer in 1971 het merk Kelly Halvaret met de aanduiding ‘nicotine-arm’ op de markt. De concurrentie protesteerde met het ‘herenakkoord’ in de hand, waarop Niemeyer uit dat akkoord stapte. In een door Kimm opgesteld persbericht van november 1972 stelde Niemeyer als eerste tabaksproducent in de wereld dat roken de gezondheid schaadt: “Dat het roken van sigaretten schadelijk kan zijn, is een feit dat zo langzamerhand wel tot alle consumenten is doorgedrongen. Het is struisvogelpolitiek van de industrie daar nog langer omheen te draaien.”

Stippen-etiket op sigarettenverpakking

Niemeyer streefde er derhalve naar de consument zo goed mogelijk te informeren over zijn producten in de veronderstelling dat louter de vermelding van teer- en nicotinegehalten in cijfers geen duidelijke informatie bood. Het stippensysteem – hoe minder stippen er op het pakje vermeld stonden, hoe lager de teer- en nicotinegehalten van het betreffende sigarettenmerk – zorgde opnieuw voor een sterke stijging van sigaretten die door Niemeyer werden geproduceerd. In 2000 evalueerde Kimm deze kwestie in een artikel in Trouw en wordt daarin als volgt geciteerd: “Ik blijf erbij, al die milligrammen op de verpakking zegt niemand iets, die stippen zijn een uitstekende methode om consumenten te informeren. Vreemd dat het ministerie er nooit aan wilde. En dom van de industrie, heel dom. Waarschijnlijk heb ik met dat stippenplan wel geholpen om in Nederland het teer- en nicotineniveau in sigaretten naar beneden te krijgen. Want toen wij met nicotine-arme sigaretten kwamen, moesten de anderen wel mee.”[14]

Museale activiteiten

Niemeyer Tabaksmuseum

Rond 1956 kocht Niemeyer een particuliere collectie tabacologica waarvoor Kimm binnen Niemeyer de verantwoordelijkheid kreeg. In 1964 werd het kleine museum dat in de fabriek in Groningen was ondergebracht, verplaatst naar het pand Amstel 57 in Amsterdam. Kimm voerde een restauratie van dit pand door, waarna het museum door burgemeester Gijs van Hall (1904-1977) werd geopend. In 1978 werd de collectie inmiddels sterk uitgebreide en verbeterde collectie ondergebracht in het ‘Gotische Huis’ in de Brugstraat in Groningen.

Museum ‘Het Hogeland’

In 1969 werd het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ (daterend uit 1668) door Niemeyer aan de provincie Groningen geschonken en op het terrein van de Stichting Het Landbouwkundig, Oudheidkundig en Kunstminnend Museum ‘Het Hogeland’ in Warffum, in de al eerder opgerichte Oudheidkamer herbouwd. Dit geschiedde in samenwerking met de Rijksdienst voor Monumentenzorg, waarbij de totale herbouw en de complete museale inrichting door Kimm werden begeleid.

Het Vrouw Fransensgasthuis in Warffum anno 2011 (foto Jan Lafeber)

Rond 1971 werd hij voorzitter van deze stichting. Het gelukte hem de Rijksdienst voor Monumentenzorg te interesseren voor, en samen te werken in een opzet tot restauratie van een deel van de terp in het dorp en het daarbij ontwikkelen van een streek- en openluchtmuseum. Om reden van exploitatie zouden de gerestaureerde panden kunnen worden bewoond. Deze opzet werd in de periode 1971-1985 onder algehele supervisie van Kimm uitgevoerd met inbegrip van de herbouw en complete museale inrichting. Bij zijn vertrek bestond het complex uit ten minste tien gebouwen, alle in gerestaureerde staat. De Rijksdienst voor Monumentenzorg bleek zeer tevreden over de kwaliteit van de restauraties, mede vanwege de door Kimm daarvoor aangehouden ‘consolidatie’-gedachte. In een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden vertelde Kimm dat het ‘Vrouw Fransensgasthuis’ in een erbarmelijke staat verkeerde toen het vanuit de stad Groningen werd verplaatst naar Warffum. Zo bleek een authentiek beddenschot wel tienmaal overgeschilderd te zijn. Kimm: “Dat is een van onze specialiteiten: we restaureren alles op practisch onzichtbare manier. Daar hebben we bij Monumentenzorg ook een geweldig grote naam in. Je moet niet de hele boel overhoop scheuren, afbreken en dan weer opbouwen. Het moet heel behoedzaam, consoliderend gebeuren, waardoor je het authentieke beeld behoudt.”[15]

Het Woonhuismonument

In 1977 werd de Stichting Het Woonhuismonument opgericht, die zich ten doel stelt monumentale gebouwen in de provincie Groningen – in het bijzonder woonhuizen van ‘gewone burgers’ (rijk of arm), boerderijen en fabrieken – te restaureren. Voorzitter van de stichting werd een econoom met een grote belangstelling, net als Kimm, voor monumenten: Mijnard Scheers. Door toedoen van Scheers en met behulp van zijn echtgenote Grietha financierde de stichting de restauratiekosten in de meeste gevallen middels een combinatie van de verwachte verkoopopbrengst en de te verwerven subsidies, waaronder die van de provinciale en de landelijke overheid, bijvoorbeeld in het kader van leerwerktrajecten. Anno 2018 heeft de stichting conform eigen opgave zo’n vijftig restauraties afgerond en daardoor sterk bijgedragen aan de – niet alleen in monumentaal opzicht – verfraaiing van Groningse dorpen.

Het Gotische Huis, Brugstraat 24 in Groningen, anno 2010 (foto ZanderZ – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)
Het Canterhuis, Brugstraat 26 in Groningen anno 2010 (foto ZanderZ – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)

Het ‘Gotische Huis’ & het Noordelijk Scheepvaartmuseum

Na de schenking door Niemeyer van het ‘Gotische Huis’ aan de gemeente Groningen werd de restauratie ter hand genomen, die in 1978 gereedkwam. De pand kreeg met goedkeuring van de gemeente een museale bestemming en het bestuur van het destijds noodlijdende Noordelijk Scheepvaartmuseum werd overgehaald zijn collectie erin onder te brengen. Door de geringe bestuurskracht en het gebrek aan museale kennis nam Kimm de realisering van het gehele project op zich en werd de collectie compleet gerestaureerd en nog verder uitgebreid. Het ‘Gothische Huis’ bleek evenwel al snel te klein, zodat het naastgelegen ‘Canterhuis’, daterend uit de tweede helft van de 15e eeuw, er bij werd verworven. Middels plaatsing op de Monumentenlijst kon na de restauratie van het ‘Canterhuis’ het gehele complex in 1982 definitief voor het publiek worden opengesteld. Het totale ontwerp was tot in details grotendeels het werk van Kimm en een zielsverwant, de vroeg overleden Diederik Perdok (1947-1980), en in 1981 werd Kimm de directeur van het museum. Tot zijn vertrek in 1989 organiseerde hij er jaarlijks een kunst- en antiekbeurs met antiquairs uit het gehele land. Tevens richtte hij regelmatig, meer dan eens de aandacht trekkende, tentoonstellingen in, onder andere een overzicht van het oeuvre van kunstschilder, aquarellist, etser en lithograaf H.W. Mesdag (1831-1915), over de walvisvaart en over de Hugenoten in Nederland. Soms tegen beter weten in spande Kimm zich in voor het behoud van voor de stad Groningen beeldbepalende en in bouwkundig opzicht belangrijke gebouwen, zoals de Martinuskerk aan het Broerplein. Tot op het allerlaatst bleef hij zich verzetten tegen de nieuwbouw van de Universiteitsbibliotheek, wat immers de afbraak van deze magistrale kerk zou betekenen.[16]

Restauraties

Tiemen Kimm met bakkershoorn in de deuropening van de voormalige bakkerij in Middelstum, anno 1969 (foto Noord-Nederlands Fotobureau Folkers, Groningen)

In 1969 betrok Kimm, die tot dan toe in de stad Groningen gewoond had, een kleine, oude bakkerij in Middelstum, die door de toenmalige eigenaar Hendrikus Mendels voor een symbolisch bedrag was afgestaan aan de gelijknamige Stichting Bakkerij Mendels. Met financiële steun van deze stichting en van anderen kon het uit 1689 daterende pand van de bakkerij in oude glorie worden hersteld met veel inbreng van de nieuwe eigenaar, waardoor er gedurende de jaren dat Kimm er woonde, regelmatig officiële ontvangsten van de provincie Groningen plaatsvonden.

Voormalige bakkerij aan de Kerkstraat 3 in Middelstum, anno 2010 (foto Hardscarf – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)

In 1970 ontdekte Kimm in het toenmalige buurtschap Bedum (m.i.v. 1.1.2019 gaat Bedum op in de gemeente Het Hogeland), ten noorden van de stad Groningen, aan het dijkje Ellerhuizen de bouwval van een 18e-eeuwse boerderij met de naam ‘Blauwbörgje’: een pand zonder verdieping met een hoog pannen dak dat aan de ene zijde tegen een puntgevel met vlechtingen aansluit, en aan de andere zijde met een dakschild gesloten is.

De achterzijde van Blauwbörgje in Bedum anno 1971 (foto A.J. van der Wal – bron Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed – Rijksmonument 8729)
Blauwbörgje in Bedum anno 2016 (foto Hardscarf – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)

Bij de op inititatief en deels ook eigenhandig uitgevoerde restauratie werden de vensters met zesruitsschuiframen voorzien van luiken, en in het interieur balkenzolders, betimmering, tegelschouwtjes en deuren, ten dele van elders afkomstig. Het ‘Blauwbörgje’ is een van de oudste panden in het buurtschap Bedum, dat volgens kenners met respect, smaak en inzicht in de historie is gerestaureerd. Over de geschiedenis van dit monument is weinig bekend, maar het is een goed voorbeeld van een eenvoudig huisje zoals dat in de 18e eeuw op het Groningse platteland werd gebouwd. Na terugkeer in de stad Groningen begon Kimm met de restauratie van het bekende pand Oude Kijk in ’t Jatstraat 18, in de lengte langs de straat gebouwd en aldus een van de weinige ‘dwarshuizen’ die nog uit de zeventiende eeuw over waren. De aanwezige kopgevel, vermoedelijk van rond 1640, suggereert echter het tegendeel. Datering van het pand was mogelijk op basis van de ‘Stadscaerte Groeningen’ (vogelvluchtkaart van Groningen, tweede uitgave) uit 1643 van Egbert Haubois (ca. 1610-1654). Het zeventiende-eeuwse interieur bleef tot 1869 nagenoeg onaangetast, daarna werd het pand, aanvankelijk bewoond door weduwen van Waalse predikanten, totaal ‘uitgekleed’.

Oude Kijk in ’t Jatstraat 18 in Groningen anno 2010 (foto CWKramer – Eigen werk, CC BY-SA 3.0)

Tussen 1940 en 1975 fungeerde het pand als studentenhuis van de typische hospita Tetje Hemmen,[17] die er ook een tabakswinkel uitbaatte. Kimm pakte de twee jaar durende restauratie drastisch aan: zo werden de beide zeventiende-eeuwse vertrekken exact in stijl gerestaureerd door de plavuizen vloeren in ere te herstellen en de ooit verwijderde schouwen en bedsteden weer aan te brengen met originelen die elders konden worden verworven. Latere stijlelementen in het pand, zoals een jugendstil interieur in de hal, werden zoveel mogelijk hersteld.

De gerestaureerde ijzeren klok

IJzeren klok

Naast zijn intensieve bemoeienis met het bewaren van monumentale en historische panden restaureerde Kimm zelf graag antieke voorwerpen, een vaardigheid die hij zich had aangeleerd door bestudering van de literatuur en het afkijken van de kunst van vakmensen. Op het laatst restaureerde hij een hakkebord, daterend uit de eerste helft van de 17e eeuw, dat waarschijnlijk achterop een sloep was aangebracht en in verband stond met het Oostenrijks-Habsburgse bewind over de Zuidelijke Nederlanden. De top ontbrak, maar de traditionele voorstelling van het ‘Oordeel van Salomo’ werd aan de hand van oude afbeeldingen van soortgelijk scheepssier aangevuld met uit cederhout gesneden oudtestamentische verspieders en vervolgens door hem bijgeschilderd. Kimms grote belangstelling golden meubels uit de middeleeuwen en de 17e eeuw; uit diezelfde periode kocht hij op veilingen in slechte staat verkerende schilderijen, die hij onder aanwending van originele verfstoffen weer toonbaar maakte. Een bijzonder project van KImm was het ‘terugbouwen’ van een ijzeren klok uit het tweede kwart van de 17e eeuw, waarschijnlijk afkomstig uit Groningen of Noord-Duitsland (zie foto). Bij aankoop was de klok voorzien van een slingeruurwerk. Het casco verkeerde in redelijke staat, waar voor de ombouw veel gegevens uit konden worden gehaald, maar als geheel verkeerde de klok in erbarmelijke staat. Bijzonder aan de klok was het twee-assige gangwerk. Op grond van uitvoerig onderzoek naar, overigens schaarse, pendanten werden verfraaiingen toegevoegd, zoals het torentje met een caroussel, waar bij elke belslag een zinnebeeldige dame tevoorschijn komt. Uiteindelijk kon met behulp van klokkenmaker Chris Veenstra in Usquert het oorspronkelijke foliotuurwerk in ere worden hersteld.

Verzamelaar

Door zijn voorliefde voor antieke meubels en schilderijen werd Kimm een verwoed verzamelaar. Het zwaartepunt van zijn collectie vormde eveneens de 17e eeuw, die een uitgebreide verzameling zilver en glas omvatte, en voorts tegeltableaus. Vanuit zijn belangstelling voor de zeevaart verzamelde hij gebruikswerpen afkomstig uit de walvisvaart, zoals harpoenen, en met betrekking tot de zeevaart in het algemeen onder meer een zeldzaam astrolabium, een Daviskwadrant en slavenkettingen van het eiland Goedereede (Dakar). Voorts verzamelde hij middeleeuws houtsnijwerk, kunstig bewerkte messcheden en pelgrimsinsignes, en uit latere tijd Noord-Hollands slibaardewerk. Kimm interesseerde zich in het bijzonder voor ‘volkskunst’, met als Nederlands centrum: (West-)Friesland en Noord-Holland, en legde daarvan een grote collectie aan, die uiteenliep van meubels (fraai beschilderde bankjes en tafels) tot en met houtsnijkunst (schooltassen, stoven, mangelplanken) alsook typisch handwerk, zoals merklappen en knipprentkunst. Ook legde hij zich toe op het bijeenbrengen van kledingstukken en sieraden van Hindelooper oorsprong, die hij ook tentoonstelde in musea waarmee hij banden had. Voor hem representeerden deze objecten en voorwerpen een afzonderlijke cultuurstroming die onder meer gestoeld is op de emblemataliteratuur, en die volgens hem naast en tegen de officiele West-Europese stijlen heeft bestaan en gedeeltelijk nog bestaat.

Archeologie

In zijn middelbare schooltijd kwam Kimm in contact met Assien Bohmers (1912-1988) die als medewerker verbonden was aan het Biologisch-Archeologisch Instituut (B.A.I.) van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze wakkerde Kimms belangstelling voor geschiedenis en het verzamelen van oudheden aan en samen gingen zij regelmatig op onderzoek uit, onder andere naar ‘verdronken steden’ in de Lauwerszee, waaronder Ezonstad, die werden genoemd in de vroeg-middeleeuwse kroniek van ene Ocko Scharlensis – al waren beiden ermee bekend dat het hier ging om een fictieve, geromantiseerde kroniek die aan het einde van de zestiende eeuw was vervaardigd. Ook werden vroeg-archeologische vondsten uit de wijde omgeving van het ouderlijk huis van Kimm verzameld voor de Oudheidkamer Veenklooster op Fogelsangh State. Van de meest uiteenlopende onderwerpen op (kunst)historisch gebied begon Kimm in deze periode documentatie aan te leggen: van genealogie en schilderkunst tot en met architectuur en orgels. In een wereld waar controverses gemeenlijk hoog kunnen oplopen, nam Kimm het bij de ‘zaak-Vermaning’ op voor het ten onrechte door het B.A.I. verspreide gerucht van betrokkenheid van Bohmers. Een gelijkgestemde vriend was de Friese amateur-archeoloog Jan Zijlstra (1941- 2018), deelgenoot in de verwikkelingen met het Fries Museum rond de ‘Vikingschat van Winsum’, met wie hij zijn hartstocht voor de vroege Friese geschiedenis kon delen.

Boek Onder Roma, Ravenna en Roskilde (2008)

Tiemen Kimm rond 1990

Rond 1998 begon Kimm te werken aan een publicatie over een uitgebreid en breed opgevat onderwerp: het bewijzen dat er een samenhang bestaat tussen de historiografie, de ontwikkeling van de talen van, en de archeologische vondsten in Noordwest-Europa van de Romeinse tijd en de eerste eeuwen daarna. Kimm, die zich een half leven lang met deze materie heeft beziggehouden, kon zich niet verenigen met geijkte visies binnen de geesteswetenschappen, noch met beschikbare vertalingen van velerlei klassieke teksten en de daarop gebaseerde conclusies. In wezen ging het hem om een andere manier van geschiedschrijving: meer en duidelijker stellingname op basis van bronteksten om tot meer waarheid te komen. Dit streven noodzaakte hem tot een uiterst nauwkeurige filologische benadering van bronteksten, waarvoor hij altijd te rade kon gaan bij ter zake deskundige geestverwanten. Het boek kent qua belangrijkste onderwerpen een indeling in drie groepen. 1. Voorgeschiedenis van de verovering door Julius Caesar (100-44 v.Chr.) en keizer Augustus (63 v.Chr.-14) van het huidige Noordwest-Europa, in het bijzonder onderzoek naar de destijds aldaar wonende volken. 2. Systematische voorbereidingen voor de verovering, de eigenlijke verovering en de mathematische inrichting onder keizer Augustus en zijn vriend Marcus Vipsanius Agrippa (ca. 64 v.Chr.-12), gevolgd door de gang van zaken en het deficit onder de Romeinse keizers in de periode 12 v.Chr. tot 406. 3. Periode onder de ‘god-koningen’ van de Gothonen en het ontstaan van de eerste nationaalstaten. In 20 hoofdstukken komt de periode vanaf 58 v.Chr., die Julius Caesar in zijn De bello Gallico beschrijft, tot 1122, het Concordaat van Worms, aan de orde, voor de beschrijving waarvan een groot corpus van teksten in klassiek-Latijn en middeleeuws-Latijn behandeld en in vertaling gegeven wordt. Binnen dit corpus is Tacitus’ Germania (geschreven in 98) van groot belang. Als geboortige Fries besteedt Kimm in zeven hoofdstukken, die tezamen ongeveer de helft van zijn boek beslaan, veel aandacht aan de geschiedenis van Noordwest-Europa – een gebied dat thans min of meer Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Nederland en het noordwestelijke deel van Duitsland omvat. De zogenoemde god-koningen van Geatas, die heersten over Scandinavië en Oost-Europa, bestuurden vanaf circa 400 tot in de regeringstijd (768-814) van Karel de Grote ook West-Europa. Van invloed hierop zijn de herhaalde pogingen van het Oost-Romeinse Rijk (Byzantium) om gebieden van het dan al verzwakte West-Romeinse Rijk in handen te krijgen. Kimm schenkt veel aandacht aan de geschiedenis van Frisia, Chaucia en Germania Inferior, dat later het ‘koninkrijk Frisia’ wordt genoemd. In chronologische volgorde bespreekt hij 15 heersers in de periode 405, als Godwulf aan de macht komt, tot circa 780, het vermoedelijke sterfjaar van Radboud II (tijdens wiens regering Bonifatius in 754 in Dokkum werd vermoord). Een deel van het koninkrijk Frisia (Occidentalis) was toen al in handen van de Franken onder Karel de Grote, in 785 gevolgd door het andere deel (Orientalis). Daarmee kwam er een definitief einde aan het koninkrijk Frisia. Voor zijn onderzoek verdiepte Kimm zich ook grondig in het vroegmiddeleeuwse verhalende heldendicht Beowulf (genoemd naar de hoofdpersoon) dat rond 700 in Angelsaksische stafrijmen is opgeschreven en zich in de periode vóór 600 voornamelijk afspeelt in het huidige Scandinavië, en in het middeleeuwse heldenepos Nibelungenlied, waarvan de overgeleverde tekst uit het begin van de 13e eeuw dateert, maar dat een veel oudere geschiedenis beschrijft. Voor de methodologie van zijn boek is van belang dat Kimm vaststelt dat foutieve vertalingen van Tacitus’ Germania en van andere teksten, alsmede verkeerde interpretaties van enkele bronnen door Tacitus zelf, tot misverstanden aanleiding hebben gegeven. Door nauwgezet eigen vertalingen van belangrijke historische bronteksten te maken – van onder anderen Dio Cassius (ca. 155-235) en Procopius (ca. 500-ca. 554) –, ontstonden nieuwe interpretaties. Er worden geen nieuwe theorieën opgesteld, maar op basis van tekstanalyse wel andere conclusies getrokken. Het boek, dat in 2008 in een oplage van 250 exemplaren in eigen beheer werd uitgegeven, is in de meeste universiteitsbibliotheken in Nederland te raadplegen.[18]

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:
Voor dit artikel is gebruikgemaakt van nieuws- en opiniërende artikelen in het Nieuwsblad van het Noorden (11.10.1969, 26.9.1973, 24.11.1973, 16.8.1975, 24.3.1982, 23.4.1983, 17.8.1988), Trouw (1.8.2000), Vrij Nederland (3.2.1973, 10.4.1976) en Viva (9.12.1977), van tv-uitzendingen van Hier en Nu (25.9.1973), Nova (4.8.2000) en Andere Tijden (2001), en voorts van mondelinge informatie van mensen uit de omgeving van Tiemen Helperi Kimm.

  1. º Nieuwsblad van het Noorden, 29-09-1930
  2. º Mensenlinq, Dagblad van het Noorden
  3. º Leeuwarder courant 3 mei 1969
  4. º Huwelijksregister Grootegast 1922
  5. º Nieuwsblad van het Noorden, 12.4.1989, N.N., Chaos Scheepvaartmuseum door wanbeleid bestuur
  6. º Nieuwsblad van het Noorden, 28.9.1989, N.N., Directeur verlaat Scheepvaartsmuseum
  7. º https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011236702:mpeg21:a0174 De Tijd, 25.9.1973, Economie, N.N., Stippencode geeft het gehalte van teer en nicotine aan. Niemeyer start met informatief etiket]
  8. º Trouw, 25.9.1973, N.N., Niemeyer zet nicotinegehalte op produkten
  9. º Nieuwsblad van het Noorden, 26.9.1973, N.N., Minder stippen, minder schade
  10. º de Volkskrant, 27.9.1973, N.N., Stippen
  11. º Nieuwsblad van het Noorden, 26.9.1973, N.N., Kastje Kijken
  12. º De Tijd, 26.9.1973, Herman Hofhuizen, Gezien, Een hartelijke poging
  13. º Trouw, 26.9.1973, Ton Hydra, China
  14. º Trouw, 1.8.2000, Joop Bouma, Niemeyer liep voor de muziek uit
  15. º Nieuwsblad van het Noorden, 23.4.1983, Henk J. Meijer, Ware schoonheid in Kleine Kamertjes. Openlucht Museum Het hoogeland
  16. º https://www.dekrantvantoen.nl/vw/article.do?v2=true&id=NVHN-19820324-AE0011001&vw=org&lm=stad%2Cstrek%2CNVHN%2C0 Nieuwsblad van het Noorden, 24.3.1982, N.N., Verwijderen van ramen aangevochten]
  17. º Over deze destijds spraakmakende vrouw is helaas geen nadere informatie gevonden.
  18. º T. Helperi Kimm: Onder Roma, Ravenna en Roskilde. De resultaten van een onconventioneel onderzoek in de authentieke bronnen naar de ordening en de geschiedenis van Noordwest-Europa, Amsterdam: UBE F&N Eigen Beheer, 2008 – ISBN 978907867353 8 – gebonden met stofomslag, 608 pagina’s.
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow