Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johan Rudolph Thorbecke: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Aanpassing)
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 4: Regel 4:
Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakhandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. De handel van Frederik Willem Thorbecke kreeg sterke klappen van de anti-Britse maatregelen van de Franse bezetter, waardoor de tabakfabriek in 1803 failliet ging en hij zich volledig ging toeleggen op de opvoeding van zijn beide zonen.
Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakhandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. De handel van Frederik Willem Thorbecke kreeg sterke klappen van de anti-Britse maatregelen van de Franse bezetter, waardoor de tabakfabriek in 1803 failliet ging en hij zich volledig ging toeleggen op de opvoeding van zijn beide zonen.


Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het ''Atheneum Illustre'' in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de [[Universiteit Leiden]], waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp ''Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione''. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 [[habilitaat|habiliteerde]] Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de [[universiteit van Göttingen]] en publiceerde zijn historisch-filosofische werk ''Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte''. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland. [1]
Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het ''Atheneum Illustre'' in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de [[Universiteit Leiden]], waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp ''Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione''. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 [[habilitaat|habiliteerde]] Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de [[universiteit van Göttingen]] en publiceerde zijn historisch-filosofische werk ''Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte''. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland.<ref>Christoph Driessen, ''Geschichte der Niederlande. Von der Seemacht zum Trendland''. Regensburg 2016, p. 154.</ref>


In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: ''Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt''. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de [[Universiteit Gent]], en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing ''De disciplinarum historicopoliticarum argumento''. Door de [[Belgische Revolutie]] van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.
In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: ''Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt''. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de [[Universiteit Gent]], en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing ''De disciplinarum historicopoliticarum argumento''. Door de [[Belgische Revolutie]] van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.


==Politieke loopbaan==
==Politieke loopbaan==
In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal]] en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften ''Aanteekening op de grondwet'' en ''Proeve van herziene grondwet''. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning [[Willem II]] hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.[2] De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrecht van alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, om hen de nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.
In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal]] en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften ''Aanteekening op de grondwet'' en ''Proeve van herziene grondwet''. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning [[Willem II]] hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.<ref>Horst Lademacher, ''Geschichte der Niederlande''. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1983. p. 228.</ref> De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrecht van alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, om hen de nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.


In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.
In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.
Regel 15: Regel 15:
In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.
In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.


Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met [[Willem III]].[3] Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaagde hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders nieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn. 4] In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’ 5] Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands West-India in 1863.
Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met [[Willem III]].<ref>Horst Lademacher, ''Geschichte der Niederlande''. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1983. p. 277.</ref> Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaagde hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders nieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn.<ref name=Driessen156>Christoph Driessen, ''Geschichte der Niederlande. Von der Seemacht zum Trendland''. Regensburg 2016, p. 156.</ref> In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’<ref name=Driessen156/> Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands West-India in 1863.


== Bibliografie ==
== Bibliografie ==
Regel 45: Regel 45:
=== Brieven ===
=== Brieven ===
* {{aut|J. Brandt-van der Veen}}, ''Thorbecke-Archief'', 3 delen. Bevat Thorbeckes brieven tot en met september 1830. Utrecht, 1955, Groningen, 1962, Utrecht, 1967.
* {{aut|J. Brandt-van der Veen}}, ''Thorbecke-Archief'', 3 delen. Bevat Thorbeckes brieven tot en met september 1830. Utrecht, 1955, Groningen, 1962, Utrecht, 1967.
* {{aut|G. J. Hooykaas}} e.a., ''De Briefwisseling van J.R. Thorbecke'', 7 delen. Bevat Thorbeckes brieven vanaf oktober 1830. Verschenen tussen 1975 en 2002.
* {{aut|G. J. Hooykaas}} e.a., ''De Briefwisseling van J.R. Thorbecke'', 7 delen. Thorbeckes briefwisseling vanaf oktober 1830. Verschenen tussen 1975 en 2002.


===Over Thorbecke===
===Over Thorbecke===
Regel 52: Regel 52:
*{{aut|J. C. Boogman}}, ''Rondom 1848''. Bussum 1978.
*{{aut|J. C. Boogman}}, ''Rondom 1848''. Bussum 1978.
*{{aut|J. B. Manger}},''Thorbecke en de historie''. 1938. Tweede uitgave,met voorwoord van H. te Velde: Utrecht, 1986.
*{{aut|J. B. Manger}},''Thorbecke en de historie''. 1938. Tweede uitgave,met voorwoord van H. te Velde: Utrecht, 1986.
*{{aut|J. Brandt-van der Veen}}, ''Thorbecke-Archief'', 3 delen. Bevat Thorbeckes brieven tot september 1830. Utrecht, 1955, Groningen, 1962, Utrecht, 1967.
*{{aut|G. J. Hooykaas}} e.a., ''De Briefwisseling van J. R. Thorbecke'', 7 delen. Thorbeckes briefwisseling vanaf  oktober 1830 tot zijn overlijden. Verschenen tussen 1975 en 2002.


==Weblinks==
==Weblinks==
Regel 59: Regel 57:
{{commonscat}}
{{commonscat}}
{{authority control|TYPE=p|GND=118622285|LCCN=n/79/120680|VIAF=66475528|Wikidata=Q182509 }}  
{{authority control|TYPE=p|GND=118622285|LCCN=n/79/120680|VIAF=66475528|Wikidata=Q182509 }}  
{{kiem}}
{{wiu2}}
{{DEFAULTSORT:Thorbecke, Johan Rudolph}}
{{DEFAULTSORT:Thorbecke, Johan Rudolph}}
[[Categorie:Liberalen]]
[[Categorie:Liberalen]]
[[Categorie:Minister-president van Nederland]]
[[Categorie:Minister-president van Nederland]]
Regel 74: Regel 68:
[[Categorie:Tweede Kamerlid]]
[[Categorie:Tweede Kamerlid]]
[[Categorie:Hoogleraar aan de Universiteit Leiden]]
[[Categorie:Hoogleraar aan de Universiteit Leiden]]
[[Categorie:Rector magnificus van de Universiteit Leiden]]
[[Categorie: Rector magnificus van de Universiteit Leiden]]
[[Categorie: Geboren in Zwolle]]
[[Categorie: Overleden in Den Haag]]
[[Categorie: Geboren in 1798]]
[[Categorie: Overleden in 1872]]
{{kiem}}
{{wiu2}}

Huidige versie van 29 mrt 2023 om 10:44

Johan Rudolph Thorbecke (Zwolle, 14 januari 1798Den Haag, 4 juni 1872) was een Nederlands liberaal politicus en staatstheoreticus. Hij geldt als de grondlegger van de parlementaire monarchie en als de belangrijkste Nederlandse staatsman van de 19e eeuw.

Wetenschappelijke loopbaan

Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakhandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. De handel van Frederik Willem Thorbecke kreeg sterke klappen van de anti-Britse maatregelen van de Franse bezetter, waardoor de tabakfabriek in 1803 failliet ging en hij zich volledig ging toeleggen op de opvoeding van zijn beide zonen.

Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het Atheneum Illustre in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de Universiteit Leiden, waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 habiliteerde Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de universiteit van Göttingen en publiceerde zijn historisch-filosofische werk Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland.[1]

In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit Gent, en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing De disciplinarum historicopoliticarum argumento. Door de Belgische Revolutie van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.

Politieke loopbaan

In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften Aanteekening op de grondwet en Proeve van herziene grondwet. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning Willem II hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.[2] De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrecht van alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, om hen de nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.

In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.

In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.

Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met Willem III.[3] Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaagde hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders nieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn.[4] In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’[4] Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands West-India in 1863.

Bibliografie

  • Responsio ad quaestionem philosophicam: de principio philosophiae et officiorum in Ciceronis operibus philosophicis, 1818.
  • Commentatio ad quaestionem literariam: ex iis quae in libris Ciceronis de Oratore a Crasso, Antonio, Caesare, aliis, de eloquentia disputantur, ipsius efficiatur Ciceronis de perfecto oratore sententia, 1820.
  • Proefschrift: Commentatio de C. Asinii Pollionis vita et studiis doctrinae, 1820.
  • Responsio ad quaestionem philosophicam: de eo, quod in dogmaticis oppugnandis, inter academicos et scepticos interfuit, 1821.
  • Ueber das wesen und den organischen Charakter der Geschichte, 1824.
  • Bedenkingen aangaande het regt en den staat. Naar aanleiding van Mr. J. Kinker's brieven over het natuurregt, 1825.
  • Oratio de disciplinarum historico-politicarum argumento, Inaugurele rede bij aantreden als buitengewoon hoogleraar te Gent, 1825.
  • Staatsinrigting en Staatsbestuur, tekst van een te Gent gegeven college, 1827.
  • Bedenkingen over de hoogescholen en het akademisch onderwijs van de letterkundige faculteit aan de universiteit te Gent, 1828.
  • Over het Bestuur van het onderwijs, in betrekking tot eene aanstaande Wetgeving, 1829.
  • Verhandeling over den invloed der machines op het zamenstel der maatschappelijke en burgerlijke betrekkingen, 1830.
  • Een woord in het belang van Europa bij het voorstel der scheiding tusschen België en Holland, 1830.
  • Over de erkentenis der onafhankelijkheid van België, 1830.
  • Over de verandering van het algemeen staten-stelsel van Europa sedert de Fransche onwenteling, 1831.
  • Aanteekening op de Grondwet, 1839.
  • Proeve van herziening der grondwet volgens de Aanteekening, 1840.
  • Over de herziening van ons kiesstelsel, 1842.
  • Over het hedendaagsche staatsburgerschap, 1844.
  • Over plaatselijke begrooting, 1847.
  • Bijdrage tot de herziening der Grondwet, 1848.
  • Parlementaire redevoeringen 1840-1866, 1856-1870., In deel 6 de Narede.
  • De onuitgegeven parlementaire redevoeringen van Mr. J.R. Thorbecke, 1900-1910.
  • Historische schetsen, bundeling van eerder geschreven artikelen, 1860.
  • Verder talloze recensies in o.a. de Bibliotheca Critica Nova en de Göttingische Gelehrte Anzeigen, en artikelen in het Journal de la Haye, De Gids, de Arnhemsche Courant, het Algemeen Handelsblad en elders.

Brieven

  • J. Brandt-van der Veen, Thorbecke-Archief, 3 delen. Bevat Thorbeckes brieven tot en met september 1830. Utrecht, 1955, Groningen, 1962, Utrecht, 1967.
  • G. J. Hooykaas e.a., De Briefwisseling van J.R. Thorbecke, 7 delen. Thorbeckes briefwisseling vanaf oktober 1830. Verschenen tussen 1975 en 2002.

Over Thorbecke

  • J. Drentje, Thorbecke: een filosoof in de politiek. Amsterdam, 2004.
  • C. H. E. de Wit, Thorbecke en de wording van de Nederlandse natie. Nijmegen, 1980.
  • J. C. Boogman, Rondom 1848. Bussum 1978.
  • J. B. Manger,Thorbecke en de historie. 1938. Tweede uitgave,met voorwoord van H. te Velde: Utrecht, 1986.

Weblinks

Encyclopædia Britannica online  (en) Thorbecke, Jan Rudolf in: Encyclopædia Britannica, 1911. (Wegens ouderdom in het publiek domein)

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Johan Rudolph Thorbecke op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
rel=nofollow
 
Werk in uitvoering
Iemand is nog met dit artikel bezig. Kom later terug om het resultaat te bekijken.
  1. º Christoph Driessen, Geschichte der Niederlande. Von der Seemacht zum Trendland. Regensburg 2016, p. 154.
  2. º Horst Lademacher, Geschichte der Niederlande. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1983. p. 228.
  3. º Horst Lademacher, Geschichte der Niederlande. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1983. p. 277.
  4. 4,0 4,1 Christoph Driessen, Geschichte der Niederlande. Von der Seemacht zum Trendland. Regensburg 2016, p. 156.