Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Contacthypothese: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Aanvulling)
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 66: Regel 66:
{{Bron|bronvermelding= {{References}} }}
{{Bron|bronvermelding= {{References}} }}
{{authority control|TYPE=|Wikidata=Q5164831}}
{{authority control|TYPE=|Wikidata=Q5164831}}
[[Categorie:Groepsprocessen]]
[[Categorie:Groepsproces]]

Huidige versie van 28 mrt 2023 om 23:15

De contacthypothese of contacttheorie is bekend geworden door psycholoog Gordon Allport. Het is een theorie die stelt dat contacten tussen verschillende (etnische) groepen vooroordelen tussen de verschillende groepen verminderd [1].

Allport was een Amerikaanse psycholoog die de contacthypothese in 1954 publiceerde in zijn boek 'The Nature of Prejudice' [2]. Sindsdien is de contacthypothese een belangrijk onderdeel geworden van de sociale psychologie en wordt het nog steeds bestudeerd en geïmplementeerd in verschillende contexten.

Gordon Allport definieerde contact als "een interpersoonlijke situatie waarin twee of meer personen in wederzijdse afhankelijkheid betrokken zijn". Hij stelde dat contact tussen verschillende groepen kan leiden tot vier mogelijke uitkomsten: positieve veranderingen in attitudes ten opzichte van de andere groep, geen verandering, negatieve verandering of zelfs versterking van bestaande vooroordelen en stereotypen[2].

Vooroordelen kunnen worden verminderd door gelijkwaardig contact tussen meerderheids- en minderheidsgroepen tijdens het nastreven van gemeenschappelijke doelstellingen (bijvoorbeeld via wet, gewoonte of plaatselijke atmosfeer), en mits het een vorm van contact is die bij leden van beide groepen leidt tot de perceptie van gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke menselijkheid. - Gordon W. Allport, The Nature of Prejudice (1954, p. 281)[2]

Geschiedenis

Na de Tweede Wereldoorlog begonnen sociologen met het ontwikkelen van ideeën om positief intergroepscontact te bevorderen. In 1947 introduceerde socioloog Robin Williams het concept dat positief intergroepscontact kon bijdragen aan betere intergroepsrelaties en de vermindering van vooroordelen. In datzelfde jaar presenteerde Goodwin Watson een vergelijkbare theorie in zijn boek ‘Action for unity’ [3][4].

De contacttheorie van Allport (1954)[2] had de grootste invloed. Allport erkende namelijk het belang van de omstandigheden waaronder intergroepscontact zou moeten plaatsvinden en specificeerde deze om positief contact te bevorderen[5].

Voorwaarden voor contact tussen groepen

Om de kans op positieve veranderingen te vergroten, stelde Allport dat er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan: gelijke status, ondersteund door instellingen en autoriteiten, gemeenschappelijke doelen en regelmatigheid.

  • Ten eerste moet het contact plaatsvinden in een gelijke status situatie, waarbij de groepen elkaar als gelijkwaardig beschouwen.
  • Ten tweede moet het contact worden ondersteund door instellingen en autoriteiten die het belang van het contact benadrukken.
  • Ten derde moet het contact plaatsvinden in een context waarin de gemeenschappelijke doelen of belangen van de groepen naar voren komen.
  • Ten slotte moet er regelmatig en gestructureerd contact zijn, zodat er voldoende tijd is om elkaar te leren kennen en eventuele negatieve attitudes te veranderen. [2]

De studie van Pettigrew en Tropp (2006) toonde op basis van de resultaten van hun meta-analyse echter aan dat zelfs wanneer er pogingen worden gedaan om optimale omstandigheden te creëren in de contactsituatie, dat deze inspanningen niet altijd voldoende kunnen zijn om ervoor te zorgen dat het intergroepcontact positieve resultaten zal opleveren voor zowel leden van minderheidsgroepen als meerderheidsgroepen[6].

In 1986 zijn hier nog voorwaarden aan toegevoegd door Amir en Ben-Ari. Zij voegden twee vereisten toe om stereotype beelden van een andere groep ten opzichte veranderen.

  • Ten eerste moet nieuwe informatie worden verstrekt aan ten minste één groep over de andere groep.
  • Ten tweede moeten de leden van de eerste groep psychologisch bereid zijn deze informatie te aanvaarden.

Deze vereisten kunnen echter alleen worden alleen worden bereikt als de vier bovenstaande voorwaarden aanwezig zijn[7].

Contacthypothese in Nederlands onderzoek

In een studie Savelkoul et al. (2010) werd geprobeerd om anti-moslim attitudes in Nederland te verklaren aan de hand van de theorieën van etnische competitie en de contacttheorie. De resultaten suggereren dat een grotere omvang van de outgroup de waarschijnlijkheid vergroot dat mensen contact zullen hebben met vrienden en collega's die tot etnische minderheidsgroepen behoren, wat op zijn beurt zal leiden tot vermindering van anti-moslim attitudes. Bovendien tonen hun bevindingen aan dat contact met vrienden en collega's die tot etnische minderheidsgroepen behoren, negatieve attitudes ten opzichte van moslims vermindert [8].

Een ander onderzoek (Vedder, Wenink & van Geel, 2017) onderzocht de contacttheorie tussen jongeren uit de Nederlandse meerderheidsgroep en jongeren uit moslimminderheidsgroepen. Daaruit kwam onder andere naar voren dat de status in de maatschappij een belangrijke moderator is tussen intergroepscontact, angst en vooroordelen. Vanwege hun lagere status in de samenleving zijn leden van minderheidsgroepen eerder geneigd om vooroordelen en discriminatie tegen hen te verwachten en te ervaren van leden van de meerderheidsgroepen, wat positieve uitkomsten van intergroepscontact kan belemmeren[9].

Contacthypothese in Belgisch onderzoek

In een Vlaams onderzoek (Dejaeghere, Hooghe & Claes, 2011) hebben met een longitudinale multilevel-analyse in een Belgische klascontext onderzocht of interactie met vertegenwoordigers van etnische minderheden vooroordelen bij leerlingen kan verminderen. De gemiddelde klassengrootte bedroeg 13 leerlingen, waardoor er in het klaslokaal veelvuldige interactie tussen leerlingen plaatsvond en wat een omgeving bood om de contacthypothese te testen. Uit de resultaten bleek dat er geen mechanisch effect was van diversiteit in de klas, maar dat het effect afhankelijk was van de waargenomen kwaliteit van de intergroepsrelaties. Deze bevindingen zijn in lijn met de contacttheorie zoals ontwikkeld door Allport (1954)[2] en Pettigrew (1998)[10][11].

In een andere studie (Caluwaerts & Reuchamps, 2014) werd onderzocht of deliberatieve democratie in een intergroepsetting meer positieve houdingen ten opzichte van de out-group teweegbrengt. Daaruit kwam onder andere naar voor dat de belangrijkste determinant van veranderingen in houdingen ten opzichte van de out-group is de samenstelling van de groep. Burgers die geconfronteerd worden met de out-group zijn daarna meer geneigd om positievere houdingen ten opzichte van de out-group te hebben. Homogene groepen daarentegen hadden een grotere kans om negatieve attitudes te stellen ten opzichte van de out-group[12].

Contacthypothese in het onderwijs

Het onderwijs speelt een belangrijke rol bij het toepassen van de contacthypothese. Scholen bieden een omgeving voor contact tussen verschillende groepen mensen. Door het creëren van een inclusieve leeromgeving waarin diversiteit wordt gewaardeerd, kunnen leraren helpen om vooroordelen en stereotypen bij leerlingen te verminderen.

Niet alleen de lespraktijken, maar ook het schoolbeleid in het algemeen kan de contacthypothese toepassen door de school in te richten als een instituut die gelijke kansen bevorderd. Dat kan bijvoorbeeld door diverse leraren aan te nemen en leerlingen kansen te bieden om hun eigen culturele identiteit te delen en te vieren.

Bovendien kan het onderwijs een platform bieden voor het bevorderen van gemeenschappelijke doelen en belangen. Door middel van gemeenschappelijke projecten en activiteiten kunnen studenten van verschillende achtergronden samenwerken en zo hun begrip van elkaar vergroten en hun vooroordelen en stereotypen verminderen. Het onderwijs kan ook bijdragen aan de vermindering van discriminatie door studenten te leren over de geschiedenis en de impact van discriminatie en hen te onderwijzen over gelijkheid en respect voor iedereen.

Het onderwijs kan ook bijdragen aan het verminderen van discriminatie door studenten te leren over de geschiedenis en de impact van discriminatie. Door het onderwijzen van de geschiedenis van discriminatie (bijvoorbeeld over slavernij of de Holocaust), kunnen studenten begrijpen hoe discriminatie zich heeft ontwikkeld en hoe het hun eigen leven en de samenleving als geheel beïnvloedt. Bovendien kunnen ze leren over de vele manieren waarop discriminatie wordt bestreden door activisten en organisaties die zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid.[13]

Indirect contact

Allport's (1954) visie op intergroepscontact was gebaseerd op direct (fysiek) contact tussen verschillende groepen om intergroepsvijandigheid te verminderen[4]. Deze traditionele contacthypothese is aangevuld met verschillende uitbreidingen. Een van veranderingen binnen de contacttheorie is dat intergroepscontact ook een indirecte vorm kan aannemen[14][15].

Uitgebreide contacttheorie

De uitgebreide contacthypothese van Wright, Aron, McLaughlin-Volpe & Ropp stelt dat kennis dat een lid van de in-groep een nauwe relatie heeft met een lid van de out-groep kan leiden tot meer positieve intergroepshoudingen. Bovendien zou het observeren van een in-groep-out-groep vriendschap met anderen geen interactie-angst en andere negatieve emoties moeten oproepen die daadwerkelijke deelname aan intergroepscontact zou kunnen veroorzaken[16].

Parasociaal contact

Horton en Wohl (1956) brachten de zaak naar voren om te bestuderen wat ze 'parasociale interactie' noemden: "Een van de meest opvallende kenmerken van de nieuwe massamedia - radio, televisie en films - is dat ze de illusie geven van een persoonlijke relatie met de artiest" (p. 215)[17]. Schiappa, Gregg, en Hewes (2005)  gaven die beschrijving de term "Parasociale Contact Hypothese"[18].

Contact door computertechnologie

Indirect contact kan volgens Amichai-Hamburger en McKenna (2006) verwezenlijkt worden door middel van technologie. Bij virtueel intergroepscontact ontmoeten leden van verschillende groepen elkaar niet fysiek, maar communiceren ze via computers[19].

Ingebeeld contact

Het ingebeelde intergroepscontact verwijst naar mentale simulaties van positieve intergroepsinteracties. Het is een steeds populairdere aanpak. In dit onderzoeksparadigma worden deelnemers uitgenodigd om zich een ontmoeting voor te stellen met een lid van een andere groep, meestal nadat ze zijn geprikkeld met het idee dat deze ontmoeting positief en ontspannen is, wat wordt vergeleken met een controlegroep [20][21].

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Agirdag, Orhan, Onderwijs in een gekleurde samenleving, EPO
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 Allport, Gordon Willard, The Nature of Prejudice, Addison–Wesley
  3. º Watson, Goodwin, Action for unity, Harper
  4. 4,0 4,1 Hewstone, Miles, Swart, Hermann (2011-09). Fifty-odd years of inter-group contact: From hypothesis to integrated theory: Fifty-odd years of inter-group contact. British Journal of Social Psychology 50 (3): 374–386. DOI:10.1111/j.2044-8309.2011.02047.x.
  5. º Brozek, J (1958-02). Physiological Psychology. Annual Review of Psychology 9 (1): 71–98.. ISSN:0066-4308 DOI:10.1146/annurev.ps.09.020158.000443.
  6. º Tropp, Linda R., Pettigrew, Thomas F. (2005-12). Relationships Between Intergroup Contact and Prejudice Among Minority and Majority Status Groups. Psychological Science 16 (12): 951–957.. ISSN:0956-7976 DOI:10.1111/j.1467-9280.2005.01643.x.
  7. º Amir, Yehuda, Ben-Ari Rachel (1985). International Tourism, Ethnic Contact, and Attitude Change. The Society for the Psychological Study ol Social Issues 41
  8. º Savelkoul, M., Scheepers, P., Tolsma, J., Hagendoorn, L. (2011-12-01). Anti-Muslim Attitudes in The Netherlands: Tests of Contradictory Hypotheses Derived from Ethnic Competition Theory and Intergroup Contact Theory. European Sociological Review 27 (6): 741–758.. ISSN:0266-7215 DOI:10.1093/esr/jcq035.
  9. º Vedder, Paul, Wenink, Erlijn, van Geel, Mitch (2017-10). Intergroup contact and prejudice between Dutch majority and Muslim minority youth in the Netherlands.. Cultural Diversity and Ethnic Minority Psychology 23 (4): 477–485.. ISSN:1939-0106 DOI:10.1037/cdp0000150.
  10. º Pettigrew, Thomas F. (1998). INTERGROUP CONTACT THEORY. Annu. Rev. Psychol. 49
  11. º Dejaeghere, Y., Hooghe, M., & Claes, E. (2011). Class Diversity, Ethnic Tensions and Ethnocentrism. A Two-Year Panel Study on the Contact Hypothesis among Adolescents in Belgium.
  12. º Caluwaerts, Didier, Reuchamps, Min (2014-06). Does Inter-Group Deliberation Foster Inter-Group Appreciation? Evidence from Two Experiments in Belgium. Politics 34 (2): 101–115.. ISSN:0263-3957 DOI:10.1111/1467-9256.12043.
  13. º ; Struyf, E., de Boer, A., Nijs, S., & Doolaard, S. Samen inclusief onderwijs realiseren: een handboek voor professionals binnen en buiten het onderwijs, Acco
  14. º Lemmer, Gunnar, Wagner, Ulrich (2015-03). Can we really reduce ethnic prejudice outside the lab? A meta-analysis of direct and indirect contact interventions: Meta-analysis of contact interventions. European Journal of Social Psychology 45 (2): 152–168. DOI:10.1002/ejsp.2079.
  15. º Stark, Tobias H. (2020-04). Indirect contact in social networks: Challenging common interpretations of the extended contact hypothesis. Group Processes & Intergroup Relations 23 (3): 441–461.. ISSN:1368-4302 DOI:10.1177/1368430219846337.
  16. º Wright, S. C., Aron, A., McLaughlin-Volpe, T., & Ropp, S. A. (1997). The extended contact effect: Knowledge of cross-group friendships and prejudice. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 73–90.
  17. º Horton, D., & Wohl, R. R. (1956). Mass communication and para-social interaction. Psychiatry, 19, 215-229.
  18. º Schiappa, Edward, Gregg, Peter B., Hewes, Dean E. (2006-11-06). Can One TV Show Make a Difference?a Will & Grace and the Parasocial Contact Hypothesis. Journal of Homosexuality 51 (4): 15–37.. ISSN:0091-8369. PMID: 17135126 DOI:10.1300/J082v51n04_02.
  19. º Amichai-Hamburger, Y., & McKenna, K. Y. A. (2006). The contact hypothesis reconsidered: Interacting via the Internet. Journal of ComputerMediated Communication, 11, 825–843
  20. º Crisp, R. J., & Turner, R. N. (2009). Can imagined interactions produce positive perceptions? Reducing prejudice through simulated social contact. American Psychologist, 4, 231–240.
  21. º McKeown, Shelley, Dixon, John (2017-01). The “contact hypothesis”: Critical reflections and future directions: Critical reflections and future directions. Social and Personality Psychology Compass 11 (1): e12295. DOI:10.1111/spc3.12295.
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow