Justus Wilhelm Gonggrijp

Justus Wilhelm Gonggrijp (Clevia, 20 mei 1885 - 1974) was een Nederlandse beheershoutvester en opperhoutvester bij Staatsbosbeheer in Nederlands-Indië in de periode tussen de Eerste- en Tweede Wereldoorlog. Voor WWI woonde hij in Suriname, vanaf 1923 in Buitenzorg en later in Medan.

Justus werd op de plantage Clevia aan de Surinamerivier geboren. Hij studeerde aan de Landbouwhogeschool Wageningen en werd in 1907 aangesteld als aspirant-houtvester bij Bureau Boswezen in Suriname. Hij trouwde in Paramaribo op 27 januari 1910 met Evelyn Alma Mayers. Kort daarna werd hij benoemd tot hoofd van het Boswezen.

In 1923 verhuisden zij naar Buitenzorg waar hij werd benoemd tot houtvester en adviseur van de Dienst Boswezen Buitengewesten. Eind 1935 ging hij met pensioen. Hij kreeg bij zijn afscheid de grote zilveren Van Eeden-medaille , die voorheen alleen was uitgereikt aan prof. Sahel, met wie hij veel dienstreizen had gemaakt. Gonggrijp had veel gedaan voor de bosbouw in Suriname en Nederlands-Indië, ook het algemeen natuurwetenschappelijk onderzoek had zijn volle aandacht.

Een combinatie die o.a. resulteerde in de instelling van bosreservaten met genummerde bomen in diverse delen van het land

In 1936 keerde het gezin terug naar Nederland. Hij werd wetenschappelijk medewerker aan het Tropeninstituut in Amsterdam en lector in Delft. Hij werd ook hoofd van de Forrestry Mission GOA in Thailand.

Tijdens WWII werkte Gonggrijp nog op het Tropeninstituut in Amsterdam, waar Mary Wiedemann zijn secretaresse was. Ze had toen nog de Engelse nationaliteit, maar was vloeiend in Frans, Nederlands en Duits. Hij wist dat ze voor het verzet werkte en gaf haar de vrijheid zonder uitleg afwezig te zijn.

Familie

Justus was de oudste zoon van Justus Rinia Cornelis Gonggrijp (R.O.N.) en Anna Rührmann (1857-1934), die in Paramaribo geboren was. De grootvader van Justus was Prof. Justus Rinia Petrus François Gonggrijp (1827-1909), die als predikant naar Nederlands-Indië was gegaan en in twee huwelijken veertien kinderen kreeg .

George Lodewijk Gonggrijp, de jongere broer van zijn vader, was resident van Rembang. Zijn zoon George werd ook in 1885 geboren, net als zijn neef Justus. George was tijdens WWII rector-magnificus aan de Economische Hoogeschool Rotterdam.

Publicaties

Van zijn hand verschenen ruim honderd publicaties, onder meerː

• 1903: De aanplant van caoutchouc-boomen : eene studie door Octave J-A Collet; J W Gonggrijp
• 1910: Notice sur les arbres à caouthchouc de Surinam
• 1910: Mededeelingen over caouthchouc leverende gewassen in Suriname door Johannes Sack; J W Gonggrijp; A W Drost
• 1911: Wild Havea in Dutch-Guyana (Surinam)
• 1912: Het Balata-vraagstuk in Suriname door C A J Struycken de Roysancour; J W Gonggrijp
• 1920: Rosenhout, Bois de Rose Femelle, uit Suriname
• 1921: Verslag over een studiereis door een gedeelte van Venezuela (balate, chicle, veeteelt)
• 1924: Over de winning van hars en terpentijn uit pijnboomen : resultaten van een plaatselijk onderzoek in de Pinus merkusiibosschen der Gajoe-landen
• Verslag van een dienstreis tot het onderzoeken van de mogelijkheid tot afzet van Surinaamsch hout vooral in Midden-Amerika
• 1929: Factoren van invloed op de boschexploitatie in de Philippijnen door Justus Wilhelm Gonggrijp; R J Warta
• 1932: De dienstuitoefening van het boschwezen en de strijd om de domeinverklaring : prae-advies voor het 21e Congres van de Vereeniging van hoogere ambtenaren bij den Dienst van het Boschwezen in Ned. Indië
• 1932: De dienstuitoefening van het boschwezen en de strijd om de domeinverklaring : prae-advies en debatten ter gelegenheid van de 21e Openbare Algemeene Vergadering van de Vereeniging van hoogere ambtenaren bij het Boschwezen in Nederlandsch-Oost-Indië -"Vhabinoi"- op 9 en 10 april 1932 te Djokjakarta
• 1932: Gegevens betreffende een onderzoek naar Nederlandsch-Indische houtsoorten, welke tegen den paalworm bestand zijn
• 1932: De dienstuitoefening van het boschwezen en de strijd om de domeinverklaring : (prae-advies van J.W. Gonggrijp en debatten ter gelegenheid van de 21ste openbare algemeene vergadering op 9 en 10 April 1932 te Djokjakarta)
• 1936: Over het beheer der Nederlandsch-Indische bosschen
• 1937: Gebruik van den bodem in Nederlandsch-Indië
• 1938: Over boschgebruik en boschverzorging in de buitengewesten van Nederlandsch-Indië : voordracht voor de Vereeniging van ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur in Nederlandsch-Indië op Maandag 20 December 1937 in café Riche te 's-Gravenhage
• 1939: De beteekenis van de exploitatie van rozenhoutolie, afkomstig van Aniba rosaeodora Ducke
• 1939: De beteekenis van de productie en van het verbruik van dennenhars en terpentijn in Nederlandsch-Indië
• 1939: Afzetmogelijkheden van hout uit de Buiten-gewesten
• 1940: De trek van de cellulose-industrie naar het Zuiden
• 1941: La position de la sylviculture dans les tropiques
• 1945: De houtvoorziening van Nederland
• 1948: De Nederlandse invoer van hout uit Suriname
• 1948: Bosbouwkundige studiën over Suriname
• 1948: Techniek en organisatie van het botanisch bosonderzoek in Suriname
• 1949: De houtvoorziening van Nederland en de mogelijkheid van houttoevoer uit Suriname
• 1949: Bijdrage tot de kennis van de waarde van 's Lands Domein in Suriname betreffende bauxiet en hout
• 1956: Can firewood in the Guianas be a source of power for the production of aluminium?
• 1958: De geschiedenis van het Djoekaschrift van Afaka (radiopraatje)
• 1960: The evolution of a Djuka-script in Surinam
• 1963: De geschriften van Afaka in zijn Djoeka-schrift, door Afaka, J W Gonggrijp, C N Dubelaar en F Morssink

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties Suriname.nuː over Gonggrijp