Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

General Prologue

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De eerste regels van de General Prologue uit het Hengwrt manuscript. Whan that Aprill with his shoures soote The droghte of March hath perced to the roote, And bathed every veyne in swich licour Of which vertu engendred is the flour;

De General Prologue is de titel die wordt gegeven aan een inleidende reeks verhalen over de middeleeuwse personages die de 14e-eeuwse Engelse schrijver Geoffrey Chaucer portretteert in The Canterbury Tales.

Synopsis

Het 858 regels tellende gedicht is geschreven in het Middelengels en laat ons kennismaken met de meeste van de personages die in The Canterbury Tales deelnemen aan de pelgrimstocht. Alleen de kanunnik en zijn knecht ('The Canon and his Yeoman') worden niet beschreven, want zij zullen zich pas later op de reisweg bij het gezelschap aansluiten. Chaucer bevindt zich in de Tabard Inn in Southwark, waar hij een bont gezelschap van bedevaarders aantreft. Ze komen uit allerlei klassen en verschillende delen van Engeland en zijn allen op weg naar Canterbury om het graf van de heilige Thomas Becket te gaan bezoeken. In The Prologue wil Chaucer een beschrijving geven van "their 'condition', their 'array', and their social 'degree'" (hoe ze eruit zien, hun bezigheid en hun manier van doen).

To telle yow al the condicioun,
Of ech of hem, so as it semed me,
And whiche they weren, and of what degree,
And eek in what array that they were inne,
And at a knyght than wol I first bigynne.

(Ik wil jullie vertellen, Hoe ze eruit zagen en hun afkomst, hoe ze gekleed gingen, en met een ridder wil ik eerst beginnen)

Personages

Onder de pelgrims bevinden zich de volgende personages:

  • a knight (een ridder)
  • a squire (een schildknaap, zoon van de ridder)
  • a yeoman: (vrijgeboren knecht; een houtvester, boswachter)
  • a prioress (een kloostermoeder of priorin), vergezeld van:
  • a second nun (een tweede non) en van
  • a nun's priest (de priester van de non)
  • a monk (een monnik)
  • a friar (een broeder)
  • a merchant (een handelaar)
  • a clerk (een universiteitsstudent)
  • a sergeant of law (een advocaat)
  • a franklin (een niet adellijke grondbezitter)
  • a parson (een pastoor)
  • a haberdasher (verkoper van hoeden en andere kleine zaken)
  • a carpenter (een timmerman)
  • a weaver (een wever)
  • a dyer (een verver van stoffen)
  • a tapestry weaver (een tapijtenwever)
  • a cook (een kok)
  • a shipman (een schipper)
  • a doctor of physic (een arts)
  • a wife of Bath (een vrouw van Bath)
  • a plowman (een boerenknecht)
  • a miller (een molenaar)
  • a manciple (economisch beheerder van klooster)
  • a reeve (een baljuw)
  • a summoner (een soort deurwaarder)
  • a pardoner (een handelaar in aflaten)
  • the host (de waard)
  • Chaucer zelf


De volgorde waarin de bedevaarders worden voorgesteld, is bepaald door hun maatschappelijke rang. Eerst de adel, dan de handelaars en ambachtslieden, en ten slotte de boeren.

Structuur

De General Prologue lijkt wel met opzet ongeorganiseerd te zijn samengesteld, mogelijk om de sfeer weer te geven van een rommelig allegaartje reizigers dat het toeval heeft samengebracht. The Canterbury Tales is een raamvertelling die te beschouwen is als een satire op de drie middeleeuwse klassen (geestelijkheid, adel en boeren) die allen even corrupt blijken te zijn. Vooral de kerk krijgt er echter bij Chaucer van langs.

Openingsregels General Prologue met Nederlandse vertaling

Chaucers tekst

Whan that Aprill with his shoures soote

The droghte of March hath perced to the roote

And bathed every veyne in swich licour

Of which vertu engendred is the flour

Whan Zephirus eek with his sweete breeth

Inspired hath in every holt and heeth

The tendre croppes and the yonge sonne

Hath in the Ram his half cours yronne

And smale foweles maken melodye

That slepen al the nyght with open eye

So priketh hem nature in hir corages

Thanne longen folk to goon on pilgrimages

And palmeres for to seken straunge strondes

To ferne halwes kowthe in sondry londes

And specially from every shires ende

Of Engelond to Caunterbury they wende

The hooly blisful martir for to seke

That hem hath holpen whan that they were seeke

Vertaling door Jules Grandgagnage (2021)[1]

Als april zijn geurige buien sproeit,

de maartse droogte uit elke wortel vloeit

en elke nerf in haar vocht doet baden

dat kracht verleent om bloemen van te maken;

Wanneer ook Zephirs zoete adem waait

en ieder bos en hei zich weer verfraait

met tere scheuten, en de jonge zon

zijn halve baan in Ram heeft afgerond;

Als kleine vogels opgewonden fluiten

die 's nachts slapen zonder een oog te sluiten,

(zo maakt de natuur hun hartjes onbedaard)

dan verlangt het volk naar bedevaart

en gaan pelgrims op zoek naar vreemde stranden,

naar heiligdommen befaamd in verre landen.

Vertrokken vanuit Engelands verste hoeken

willen zij Canterbury bezoeken,

om de heilige martelaar te eren

die hen geholpen had om ziekten te weren.


Introductie personages

Na de inleiding die begint met

"Whan that Aprill with his shoures soote
The droghte of March hath perced to the roote
"

stelt Chaucer de personages voor in volgorde van belangrijkheid.

De verteller (Chaucer zelf dus) begint met zijn karakterisering van de ridder (the knight), volgens hem de nobelste van alle pelgrims. De ridder is moedig, loyaal, vrijgevig, toont goede manieren en hecht veel belang aan eer en decorum. Zijn ongeveer 20-jarige zoon heeft al in veel veldslagen meegevochten en begeleidt zijn vader als schildknaap. Hij heeft meer de manieren van een hoveling en is de liefde toegewijd. Het volgende personage dat Chaucer beschrijft, is de yeoman van de ridder en de diens zoon, een vrije knecht die gekleed gaat als een boswachter en gewapend is met pijl en boog. De priorin ('Madame Eglentyne') doet erg haar best om de tafelmanieren van hovelingen na te bootsen en spreekt Frans met een Engels accent. De monnik is een uiterst knappe man die van de jacht en van paarden houdt. Hij begeeft zich buiten het klooster om zaken te doen voor het klooster. Hij geeft de indruk zich niet veel van de kloosterregels te willen aantrekken en gaat liever op jacht. Ook de broeder (the friar) die van aalmoezen zou moeten leven, neemt het met die religieuze regels niet zo nauw. Hij is een erg joviaal en vrolijk man en neemt biechten af waarvoor hij geld vraagt. Ondanks zijn gelofte van armoede kleedt hij zich als een rijk man. Ook de handelaar (the merchant) kleedt zich opzichtig met dure laarzen en pelsen hoeden. Hij is voortdurend bezig met zijn eigen profijt en vraagt leningen zonder dat hij die kan terugbetalen. Na de handelaar komt de geleerde Oxford-student (the clerck) die alleen maar geïnteresseerd is in boekenwijsheid. De advocaat (the man of law) is een drukbezet man die de indruk wil wekken dat hij altijd bezig is, zelfs als dat niet zo is. Op deze manier gaat Chaucer verder met het introduceren van alle personages die na deze proloog hun eigen verhalen zullen vertellen.

Externe link

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
rel=nofollow