Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Kata-tagae

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Kata-tagae (方違) is volgens Onmyōdō-doctrines een taboe die gelovigen verplicht hun reisroute te wijzigen op zodanige wijze dat ze vermijden bepaalde godheden (yugyō-jin) woedend te maken. Het is tevens een manier om andere verboden opgelegd door de regels van de Onmyōdō te omzeilen. Het werd ontwikkeld in de Heianperiode en volgde iets later op de intrede van de Onmyōdō in Japan. De verboden of taboes worden kata-imi (方忌) genoemd.

Kata-imi

Een belangrijk element van de Onmyōdō is kata-imi (方忌), het verbod op of de vrees voor bepaalde (wind)richtingen. Deze regels bepalen dat niet iedereen om het even wat, om het even waar, en om het even wanneer iets kan ondernemen. Vanaf de Heianperiode moesten de mensen rekening houden met de oriëntatie en de datum als ze een reis ondernamen, iets wilden bouwen of verbouwen etc.

Er zijn drie drie soorten verboden te onderscheiden:

  • Een richting die blijvend schadelijk is voor iedereen. De reden hiervoor is dat de richting op zichzelf als fundamenteel slecht wordt gezien.
  • Een richting die permanent schadelijk is, maar naargelang de geboortedatum.
  • Een richting die tijdelijk schadelijk is voor iedereen, naargelang de bewegingen van ‘reizende godheden’ of yugyō-jin.

Deze laatste categorie wordt het meest beschreven in de Heianliteratuur.

Yugyō-jin

Men onderscheidt nog eens vijf ‘reizende godheden’ of yugyō-jin:

  1. Ten.ichi (天一) volgde een cyclus van 60 dagen en ‘sloot’ elke hoofd- en nevenwindrichting (24 in totaal) voor enkele dagen.
  2. Taihaku (太白) (planeet Venus), had een cyclus van 10 dagen en sloot elke hoofd- en nevenwindrichting voor één dag.
  3. Daishōgun (大将軍) volgde een complexere beweging. In het ene geval kon hij maar enkele dagen een verbod plaatsen en in het andere drie jaar lang.
  4. Konjin (金神) had ook een complexe cyclus van vijf jaar, waarin sommige richtingen vaker of langer werden bezet.
  5. Ōsō (王相,旺相) had een zonnejaar als cyclus en bevond zich in een hoofdwindrichting per seizoen.

Wanneer een richting bezet werd door een van deze godheden sprak men van kata-futagari (方塞).

Zulke beperkingen op de vrijheid van beweging en verplaatsing waren een grote handicap. Soms was er, eerder onverwacht als men de kalender niet goed bijhield, een verbod van een of meerdere dagen op een van de windrichtingen en kon men bijvoorbeeld niet naar huis terugkeren als het zich in die richting bevond.

Bovenop de beperkingen van bewegingen waren er verboden op bepaalde activiteiten op bepaalde plaatsen. Dit hing af van de godheid die de richting sloot. Ten.ichi en Taihaku verboden enkel om ergens naartoe te gaan en te logeren. Maar bij Daishōgun, Ōsō en Konjin waren er strengere regels, zoals het verbod om te graven, bouwen, verbouwen, herstellen en dergelijke. Met andere woorden het verbod om de grond op te schudden of te verstoren, bondo (犯土). Van de godheid hing af hoe groot de oppervlakte was die men niet mocht aanraken (die werd in chō afgemeten aan elke kant van een denkbeeldige lijn die getrokken werd in de richting waarin het verbod gold).

In de oude bronnen wordt vermeld hoe noodzakelijke en dringende herstellingen niet konden worden uitgevoerd omwille van de kata-imi, of hoe belangrijke gebouwen als tempels niet konden worden gebouwd, of waarvan de bouw gestaakt moest worden.

Om dergelijke problemen te verhelpen werden trucjes bedacht, waarvan de meeste nooit officieel aanvaard werden door de Onmyōdō. Maar er was wel één officiële mogelijkheid, hoewel deze een zeer ingewikkelde praktijk met zich meebracht.

Kata-tagae

Met behulp van kata-tagae (方違) was het mogelijk om een doel te bereiken dat lag in een op dat moment verboden richting. Het hield in dat men eerst naar een ander punt ging reizen dat zich in een toegestane richting bevond en van daaruit trok men naar de oorspronkelijke bestemming (die ten opzichte van de tussenstop zich niet meer in een verboden richting bevond). Via deze omweg bleef men steeds veilig georiënteerd.

Wel was vereist dat men het tussenpunt bereikte de avond voordat het tweede deel van de reis werd ondernomen. Hoewel het niet expliciet verplicht was om te wachten tot middernacht (eens het uur tussen 21 en 23 uur verlopen, mocht men verder), was het volgens oude bronnen gebruikelijk om de volgende ochtend vroeg pas verder te trekken. Behalve in het geval van de aanwezigheid van vrouwen. Dan moest men midden in de nacht al terug vertrekken.

Dit werd vooral toegepast wanneer godheden de richting voor een korte duur bezet hielden, zoals dat het geval was met Ten.ichi en Taihaku. Een ander aspect van de kata-tagae gaf een oplossing voor de problemen veroorzaakt door de drie ‘strengere’ godheden: Daishōgun, Ōsō en Konjin, die de richtingen voor veel langere periodes gesloten hielden en men was niet enkel beperkt in zijn verplaatsingen, maar ook in het bewerken van de grond.

Bondo

In het geval dat men het verbod om de grond te verstoren (bondo) wilde omzeilen, deed men kata-tagae, maar zonder de intentie te hebben een doel te bereiken dat zich in een verboden richting bevond. Men keerde gewoon terug naar de vertrekplaats of eender welke andere plek die men zonder kata-tagae had kunnen bereiken. Ook was het niet voldoende om onverwachts kata-tagae te doen. Het was een voorbereiding op de komst van een langdurig verbod dat men kon voorspellen aan de hand van de kalenders opgesteld door de Onmyōji (de officiële beoefenaars van de Onmyōdō). Men spreekt hier van een preventieve vorm van kata-tagae.

Geen enkele vorm van kata-tagae kon iemand bevrijden van een verbod voor een lange periode. Een vernieuwing of verlenging van de bescherming die deze handeling bood, onder de vorm van een nieuwe kata-tagae, was vereist. Zo gebeurde het dat rijke leden van de aristocratie of de keizerlijke familie verplicht waren om in de loop van een jaar een hele reeks kata-tagae uit te voeren wanneer ze bijvoorbeeld van plan waren een grootschalige constructie (en dus van lange adem) te ondernemen.

Uit oude bronnen wordt afgeleid dat er bepaalde belangrijke data waren voor zulke preventieve kata-tagae. Ook in privédagboeken van vooraanstaande leden uit de Heianperiode worden ze frequent genoemd: de setsubun. Deze dagen markeren de overgangen tussen de seizoenen. Onder die setsubun was er één duidelijk belangrijker dan de anderen: diegene die het begin van de lente aanduidde, de sechibun, en samenviel met het begin van het zonnejaar.

In de Kokubungaku-kenkyū-shiryō staat dat het een gewoonte was voor iedereen om de avond van de sechibun kata-tagae te doen. Dit betekende dat men liever niet in eigen huis sliep, maar een dag of drie doorbracht bij een vriend of familie. Men geloofde dat de kata-tagae veel efficiënter en krachtiger was in het beschermen tegen nefaste dagen en invloeden als men die op de sechibun deed.

Honjo en Tabi-sho

De duur en de frequentie van de kata-tagae hangt af van waar men verblijft. De Renchūshō vertelt dat een individu vanaf de sechibun elke dag kata-tagae moet doen in het geval dat deze zich in zijn ‘hoofdplaats’ of honjo bevindt, en mag dus niet in deze hoofdplaats overnachten. Maar als het individu zich in een ‘reisplaats’ of tabi-sho bevindt, dan installeert het verbod zich op deze plaats pas na 45 dagen voor een verbod van Daishōgun of Konjin en na 15 dagen voor één van Ōsō. Op deze dagen moet een kata-tagae plaatsvinden. Als men dat niet deed, moesten alle activiteiten die de aarde verstoorden onmiddellijk stop gezet worden en mocht men die pas voortzetten eens men na een periode van nog eens 45 of 15 dagen kata-tagae gedaan heeft.

Aanvankelijk was de honjo de hoofdverblijfplaats van een persoon en was de tabi-sho een tussenstop tijdens het reizen, maar doordat het verbod zich veel sneller installeert in een honjo dan in een tabi-sho, evolueerde deze definitie naar een bredere betekenis, namelijk: een huis (naar keuze) in het bezit van de persoon, zonder dat deze verplicht was er te verblijven.

Deze evolutie wordt geweten aan een verhoogde bouwactiviteit, waardoor men meer trucjes nodig had om bepaalde problemen te verhelpen, bijvoorbeeld in het geval dat men door een of andere reden de kata-tagae vergat uit te voeren of hem niet kon uitvoeren binnen de termijn van 45 of 15 dagen. In de Gyokuyō staat dat als de kata-tagae niet op tijd was uitgevoerd, men niet verplicht was om nog eens 45 of 15 dagen te wachten. Men hoefde maar één nacht in de honjo te verblijven om het verbod daar te installeren en zo de tabi-sho vrij te maken (er kunnen geen twee verboden zijn op twee verschillende plaatsen voor één persoon). Dit was enkel mogelijk voor iemand die zowel een honjo als tabi-sho bezat. Wel kon men voor elke nieuwe kata-tagae een andere honjo kiezen, zodat men het niet langer als ‘hoofdverblijfplaats’ kan definiëren.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
rel=nofollow
  • Gyokuyō
  • Kokubungaku-kenkyū-shiryō
  • Renchūshō
  • Frédéric, Louis. Japan Encyclopedia. Harvard University Press, 2002.
  • Bonnefoy, Yves. Asian Mythologies. University of Chicago Press, 1993.
  • Frank, Bernard. Kata-imi et Kata-tagae: Étude sur les interdits de direction a l'époque Heian. Collège de France, Institut des hautes études Japonaises; [Nieuwe versie] editie 1998.
rel=nofollow
rel=nofollow