Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Essay:Het mensbeeld van de Moderne Tijd

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit is een gebruikersessay geschreven door Jules 24 jul 2011 11:13 (CEST)
Het mensbeeld van de Moderne Tijd
cultuurwetenschappelijk essay

De rede bracht ons de industriële revolutie, milieuvervuiling, de consumptiemaatschappij, schaalvergroting op gebied van politieke en andere maatschappelijke structuren en instituten. In plaats van heerser over de natuur werd de mens een gevangene van zijn zelfgeschapen werkelijkheid. Niet de natuur, maar zijn eigen cultuur bepaalde voortaan de grenzen van zijn mogelijkheden en bestaan.

Introductie met probleemstelling

Twee wereldoorlogen, dreigende verpaupering en verval van waarden en normen zorgen voor een onverwachte afloop van het optimistische verlichtingsproject. De autonome, zelfvoldane mens staat voor een failliet. Als 'moderne mens' leerden we te vertrouwen op eigen inzicht, de rede te laten prevaleren op de minder goed te beheersen emoties. Descartes' erfenis zou ons moeten behoeden ons verstand op een verkeerde manier te gebruiken. Helderheid scheppen. Zekerheid zoeken. Doel? Overheersing van de natuur, overwinning van ziekte, volbrengen van het technologisch ontwerp waarnaar het Discours reeds impliciet verwees. Deze opgefokte rede bracht ons de industriële revolutie, milieuvervuiling, de consumptiemaatschappij, schaalvergroting op gebied van politieke en andere maatschappelijke structuren en instituten. In plaats van heerser over de natuur werd de mens een gevangene van zijn zelfgeschapen werkelijkheid. Niet de natuur, maar zijn eigen cultuur bepaalde voortaan de grenzen van zijn mogelijkheden en bestaan.

Wat fout is gelopen, zou kunnen liggen in de eigen -wettelijkheid van elk aan evolutie onderhevig verschijnsel, waar we ook de geestelijke producten van de mens onder kunnen rekenen. Misschien lijdt de mens wat aan zelfoverschatting en ziet hij, vanwege de beperktheid van zijn bestaan, door de bomen het bos niet meer. Met een aantal voorbeelden probeer ik duidelijk te maken dat, enerzijds, de mens de controle kwijt geraakt over zijn zelfgeschapen werkelijkheid en anderzijds, dat het beeld dat hij van zichzelf koestert bijsturing behoeft. Het ecocentrisme kan hiertoe bijdragen, vooral door het respect dat niet-soortgenoten in deze optiek krijgen. Op gevaar af voor oubollig of middeleeuws versleten te worden, suggereer ik om ons aan de natuur te spiegelen, zeker wat betreft het functioneren van complexe systemen in een dynamisch verworven evenwicht. Dat deze visie niet direct pasklare oplossingen biedt, en zelfs niet vrij van enig determinisme is, zullen we erbij moeten nemen.

De werking van evolutie in cultuurlijke scheppingen van de mens

Met een beetje zelfverloochening zouden we kunnen beweren dat, net als natuurlijke processen, ook cultuurlijke processen onderhevig zijn aan evolutie. Vreemd genoeg gaan cultuurproduct (zoals onze complexe maatschappij ) een eigen leven leiden. Dit doet niets af aan de oorspronkelijkheid van de pioniers (Marx, Freud, Newton...) Wel is aannemelijk dat, naarmate een structuur of systeem groeit en ondoorzichtiger wordt, het ook minder beheersbaar wordt.

Ter verdediging van de intentie om een concept als 'evolutie' toe te passen op cultuurverschijnselen, kunnen de volgende bedenkingen gemaakt worden:

Wanneer je menselijk gedrag (cultuur) als categorisch verschillend van dierlijk gedrag (natuur) postuleert, getuig je van een verengd antropomorf perspectief.

Voor de hand liggend is de kritiek dat mensen natuurwezens zijn, en dat alle producten van natuurwezens kunnen beschouwd worden als resultaat van een evolutief proces. De scheiding tussen natuur en cultuur blijkt dan kunstmatig (een 'taalspel' zou Wittgenstein zeggen). Ten tweede: als we tot cultuur ook handelingen rekenen die het 'omvormen' of bewerken van 'natuur' rekenen, dan zijn ook b.v. bijen die een korf maken, of vogels die nesten bouwen, voortbrengers van cultuur. Vogeltrek of de dans van de bijen om de richting van voedsel aan te wijzen zijn zelfs te beschouwen als geestelijke producten van evolutie!

Het heeft natuurlijk allemaal te maken met de definitie die je van cultuur hanteert. Misschien moeten we eerder spreken van menselijke cultuur en niet meteen andere soorten uitsluiten van dit terrein door activiteiten als nestbouw maar meteen af te doen als instinctief gedrag.

Ten derde zijn veel geestelijke producten van de mens best te beschouwen als complexe systemen, net als bijvoorbeeld een ecosysteem. Onze maatschappij is daar een goed voorbeeld van. De drang van de moderne mens om het geheel van de werkelijkheid in wetten te begrijpen wordt hier gefrustreerd en zijn zelfvertrouwen krijgt een lelijke deuk. Er blijkt namelijk een niet onaanzienlijk deel van de werkelijkheid te ontsnappen aan zijn systeemdenken en voorspellend vermogen.

Conclusie: het is maar hoe je het bekijkt. Vanuit antropomorf en speciëcistisch standpunt is alleen de mens producent van cultuur. In zijn zelfgenoegzaamheid zondert hij zich bovendien af van de rest van de natuur en beweert dat zijn geestelijke producten (wetenschap, wetten enz.) diezelfde natuur transcenderen. Met andere woorden: hij ziet zichzelf niet als het voorlopige eindpunt van een evolutief proces, noch kan hij aanvaarden dat zijn instituten en producten, naarmate zij complexer zijn, aan zijn greep ontsnappen en een eigen leven gaan leiden.

Laat ons nu even enkele cultuurlijke studieobjecten van de mens bekijken, die beantwoorden aan het criterium 'complex systeem'. Achtereenvolgens beschouwen we (natuur)wetenschap, geschiedenis, economie en filosofie. Zelfs na een vluchtige analyse wordt duidelijk dat, hoewel de mens zich als schepper en gangmaker van al deze wetenschappen beschouwt, hij zal moeten toegeven dat ze ontsnappen aan zijn beheersdrang en eerder lijken te gehoorzamen aan hemzelf overstijgende 'wetten'. Nochtans bepalen deze wetenschappen voor een groot deel zijn zelf-en wereldbeeld. De twintigste eeuwse mens leeft in een onoverzichtelijk kluwen van gebeurtenissen en relaties, waar hij nog weinig vat op heeft. Teruggedrongen in zijn rol van toeschouwer verlangt hij naar de goede oude tijd, toen het optimistische vooruitgangsgeloof hem nog de illusie gaf baas op eigen bol te zijn. Vanuit dat bedreigde zelfbeeld zijn mogelijk reactionaire (atavistische?) bewegingen te verklaren zoals het fundamentalisme, dat met zijn simplistische voorstellingen heel wat verloren zielen weet te lokken.

Korte analyse van kennisgebieden, waarin evolutie werkzaam is

De twintigste-eeuwse mens is al een hele reeks illusies armer. Het gebied waarop hij het minste van zijn pluimen verloren heeft, is de ongelooflijk succesrijke koppeling van fysica en zuivere wiskunde. Ook wetenschap is echter onderhevig aan 'trends.' De methodes en doelstellingen waarmee aan wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan ondergaan in de loop van de tijd koerswijzigingen. Sommigen, zoals Thomas Kuhn, spreken zelfs van 'revoluties', elke keer dat een nieuw kader van denkbeelden en methodes het oudere paradigma in vraag stelt en ten slotte vervangt. Ook al zal de gewone mens weinig gemerkt hebben van de 15e-eeuwse Copernicaanse revolutie op gebied van de natuurwetenschappen of 19e-eeuwse Freudiaanse op gebied van de geesteswetenschappen, de 20e-eeuwse omwenteling is als een stroom die allen meevoert en niemand onverschillig laat. Alles lijkt er op te wijzen dat we met zijn allen op een op drift geraakt vlot zitten. En ja, er wordt gepeddeld, duizend verschillende kanten uit. Er wordt geschreeuwd, gevloekt, maar we blijven voortrazen en verliezen de illusie dat iemand van ons nog greep op de dingen kan krijgen. We stormen met een blinde vaart af op een fin- de- siècle, waarvan we de contouren slechts vaag kunnen schetsen. De (technologische) ontwikkelingen gaan razendsnel. Velen voelen zich in dit ontmenselijkt landschap vervreemd. Wie bepaalt deze gang van zaken, wie staat er aan het roer? De internationals? Een internationaal politiek forum? Kunnen zij het roer omgooien, het vlot stoppen, een andere koers kiezen?

Het probleem van de twintigste-eeuwse samenleving is een paradox: doordat de mens middels rede en technologie meer greep trachtte te krijgen op de werkelijkheid, verliest hij stilaan greep op de gebeurtenissen. Ondanks democratie en liberale verworvenheden wordt hij langzaam maar zeker teruggedrongen in de rol van toeschouwer. Zelfs de hightech ingenieur weet niet goed meer waar hij of zij mee bezig is. De bioloog, die zijn werkelijkheid gereduceerd heeft tot de microwereld onder zijn microscoop, is niet in staat om de consequenties te overzien van zijn genetische manipulaties. En ga zo maar door. Politici, die toch het best geplaatst zouden moeten zijn om de boel te overzien, worden door het ingewikkelde kluwen van tegenstrijdige belangen veroordeeld tot compromissen en korte- termijnoplossingen. De gewone man is al blij, dat er op de snel fluctuerende arbeidsmarkt nog een plaatsje voor hem is, en geniet zo lang het nog kan van de geneugten van het moderne leven. Waar het allemaal naartoe gaat weet niemand meer. De homo sapiens, de wetende mens, weet het niet meer. Hij heeft zijn samenleving zo complex gemaakt dat ze een eigen leven is gaan leiden. Zijn leven wordt (zoals Foucault al opmerkte) grotendeels bepaald door structuren en instituten. Waar hij, tijdens de Renaissance en in de Verlichting nog de illusie koesterde dat hij zichzelf maakte, zijn Zelf door eigen inspanningen constitueerde, moet hij in onze tijd erkennen dat buitenpersoonlijke factoren zijn vrijheid meer beperken dan hem lief is.

Geschiedenis

Met Hegel kon de mens nog de illusie koesteren dat geschiedenis ons ergens heen voerde. In grote lijnen gaf de stroom van de geschiedenis een voortgang naar grotere volmaaktheid te zien b.v. van samenlevingsvormen, kunst en cultuur, wetenschap enz. Veel hedendaagse historici neigen naar een meer voorzichtige opstelling ten aanzien van de veronderstelde zin van de geschiedenis. Geschiedenis is veel meer een beschrijvende wetenschap geworden en de beoefenaars ervan hoeden zich ervoor al te gretige prognoses te maken, of uit bepaalde trends een mogelijke toekomst (een 'futurible') te extrapoleren.

Geschiedenis blijkt een niet voorspelbare, niet te doorgronden eigen-wettelijkheid te hebben, te vergelijken met de wetten' van de evolutie! Wie had, om maar wat te noemen, de snelle ineenstorting van de vroegere Sovjet-Unie kunnen voorspellen, of de comeback van de communistische partij in Polen na de Walesa-periode?

Economie

Dat de wetten die in de economie opgang maakten niet universeel en onveranderlijk geldig zijn, weet iedere speculant die al eens een ongelukkige belegging deed. Vrij algemeen wordt nu aanvaard dat de beurs vaak door irrationele factoren wordt beïnvloed (we denken daarbij natuurlijk aan de beurscrash van 1929).

Een ander voorbeeld van irrationaliteit is de paradoxale heropleving van de economie tijdens de Reagan-periode. Economische groei en recessie blijken mechanismen die zich onttrekken aan al te gedurfde prognoses. Zelfs computersimulaties, die trachten fluctuaties op te sporen en enige regelmaat te bespeuren in de ups en downs van de economie, falen in hun voorspellend vermogen. Door de internationalisering en schaalvergroting van bedrijven is het aantal factoren waarmee rekening moet worden gehouden in een prognose veel te groot geworden. Weer duikt hier dus de complexiteit van het systeem op, dat onvoorspelbaarheid in de hand werkt en daardoor de rol van de mens als actor reduceert tot een bescheiden bijrol in zijn eigen gecreëerd stuk.

Ook filosofie, wereldbeschouwing, kunst.... volgen geen 'redelijk' spoor, in de zin dat ze te begrijpen zijn middels universele wetten die voorspellingen mogelijk maken. Hoogstens kunnen we, bijvoorbeeld in de kunst, wijzen op trends, tegenbewegingen, acties en reacties op vroegere verhalen (these-antithese, synthese...) Van een gestage opmars naar meer redelijkheid of doorzichtigheid is geen sprake. In onze eeuw legden o.a. de analytische filosofen zoals Russell en Wittgenstein de vinger op de wonde. In "Our knowledge of the External World" vat Bertrand Russell de overdreven claims van eerdere filosofen goed samen:

"Philosophy, from the earliest times, has made greater claims, and achieved fewer results than any other branch of learning...I believe that the time has now arrived when this unsatisfactory state of affairs can be brought to an end."

Ook bij religies en wereldbeschouwingen zijn ontwikkelingen ten goede of (meestal) ten kwade moeilijk te voorspellen. Mohammed zou waarschijnlijk erg geschokt zijn door de onderdanige positie van de hedendaagse Islamitische vrouw. In de Koran staat er volgens kenners geen woord over de door fundamentalisten vooropgezette minderwaardigheid van vrouwen. Wat er van het oorspronkelijke Christendom nog rest na zoveel eeuwen kerkvaders en concilies, is waarschijnlijk evenmin goed herkenbaar.

Op al deze terreinen leert de mens zich bescheiden opstellen. Zijn houding valt een beetje te vergelijken met moeders en vaders die, hoewel ze het beste met hun kind voorhebben, toch onmogelijk kunnen pronostikeren hoe het leven van dat kind zal verlopen. Zolang ze leven, zijn ze min of meer in staat richting te geven aan het kind. Naarmate het opgroeit en door anderen beïnvloed wordt zal het veranderen, keuzen maken en nieuwe wegen verkennen. Als ouder voel je je daar wat machteloos bij, maar zo is het leven.

Na korte beschouwing van een aantal wetenschappen, waarin de teruggedrongen rol van de mens duidelijk werd in door hemzelf op gang gebrachte processen, richten we ons zoeklicht op het leven zelf. Hoe ervaart de mens in zijn dagelijks bestaan de wereld waarin hij leeft? Een wereld die hij altijd binnentreedt als erfdrager van een cultuur, wat zijn rol als actor al van bij het begin begrenst door de bepaaldheden (wetten, zeden, gebruiken) van die cultuurkring. Met enig recht kunnen we gewagen van een cultureel geconstitueerde vrijheidsbeperking.

De metafoor van het vlot waarop de mens de onvoorspelbare en niet te beheersen stroom volgt, is tegelijkertijd een beeld van zijn zielstoestand. De verwarde, verloren mens, die nauwelijks zin en richting aan zijn eigen leven kan geven. Het verschil met een 'natuurlijke' stroom is dat de mens (als soort) in feite verantwoordelijk is voor de positie van hulpeloosheid waarin hij zich nu bevindt. Vanuit dat gegeven kunnen we ons afvragen of bijsturen nog mogelijk is, en onder welke voorwaarden.

Sleutelwoord is hier natuurlijk solidariteit. Het geeft geen pas om ieder voor zich een eigen richting uit te roeien. Mogelijk doet de natuur ons voorbeelden aan de hand van complexe systemen, die toch een werkend dynamisch evenwicht hebben. Het is inderdaad verlokkelijk om onze maatschappij te spiegelen aan een bijenkolonie of een mieren-samenleving. Als de mens werkelijk een sociaal wezen is, kan de hoop op een betere toekomst misschien niet zo ijdel zijn.

De mens, gevangene van zijn zelfgeschapen werkelijkheid?

In zekere zin zijn wij nooit helemaal vrij. Wie trouwt en kinderen krijgt is daar verantwoordelijk voor. Wie werkt zal af en toe zijn baas ter wille moeten zijn en concessies doen. Zelfs de kluizenaar in zijn hut kan zijn lichamelijkheid niet ten volle negeren om een geestelijk bestaan te leiden. Wij zijn steeds gebonden aan ons lichaam en aan de mogelijkheden die onze omgeving biedt.

Evenzeer zijn wij gebonden in onze cultuurkring, door de zeden en gebruiken die daar normerend werken op ons gedrag. Gezin, club, school, partij enz. verwachten van ons dat we ons binnen die kring op een bepaalde manier gedragen, conform aan de 'wetten' van die kring. Als individu kan je daar wellicht toch nog invloed op uitoefenen, door bijvoorbeeld voorzitter van de vereniging te worden en je 'gewicht' te gebruiken voor het doordrukken van bepaalde regels.

Moeilijker wordt het wanneer er sprake is van een groter overkoepelend verband, zoals de firma waar je werkt of de wetten die je geacht wordt als Belg of Nederlander te gehoorzamen. Burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals Henri David Thoreau propageerde, werkt echter in de regel alleen als je voor je actie voldoende mensen kan mobiliseren.

En dan zijn er nog de blinde mechanismen die inherent zijn aan de Westerse, liberale ideologie: het door marktmechanisme aangedreven productieapparaat van door groot kapitaal gefinancierde technologieën. Het monster dat blind produceert op de rug van miljoenen verdwaasde consumenten, die ertoe gebracht worden te aanvaarden dat de opgedrongen rol van verbruiker de enige mogelijke levensstijl is. Veel individuen, van elke klasse, voelen zich onbehaaglijk in deze rol. Tegelijk beseffen zij dat tegen dit monster weinig te beginnen valt.

Foucault wees reeds op de macht van de structuren over het individu. We zijn volgens hem veel minder in staat tot zelfbepaling en veel meer afhankelijk van grotere, onszelf overstijgende verbanden dan we wel hadden gewenst.

Marx had het in de negentiende eeuw al over de zelfvervreemding die de mens ervaart tegenover de mede door hem geschapen werkelijkheid, doordat het resultaat van zijn arbeid (door scheefgetrokken maatschappelijke verhoudingen) in handen kwam van anderen. Eenzelfde soort vervreemding ervaren wij nu in onze leefwereld doordat de ontwikkelingen zo razendsnel gaan. Onze biotoop(!) verandert zonder dat wij daar eigenlijk een actieve rol in vervullen. Wie zich niet weet aan te passen belandt in de marginaliteit.

Elk gebied, waar de mens in zijn waan-zin dacht controle over te hebben, onttrekt zich langzaam aan zijn inhaligheid. We beginnen te beseffen dat de mens als soort niet eens zijn sporen heeft verdiend. Twee millennia beschaving zijn slechts enkele seconden op de klok van de evolutie.

Alle scheppingen van de mens zijn slechts tijdelijke fenomenen, zo ook de kaartenhuisjes van zelfbeelden die hij telkens weer moet opgeven, wanneer de feiten zijn onrechtmatige zelfverheerlijking weerleggen.

Ook het individu beseft in de complexiteit van onze samenleving zijn beperkingen.

De fragmentatie van waarden, het overaanbod aan mogelijke levensstijlen en doelen verbijstert hem, verlamt hem (in een existentiële angst). Het morele vacuüm dreigt. Het autonome model werkt niet goed meer, want steeds meer wordt de mens in zijn dagelijkse leven geconfronteerd met anderen, kan er zich niet van afsluiten, is zelf door omstandigheden misschien gedwongen afhankelijk te zijn van de goodwill en solidariteit van anderen. Of, hij wordt gedwongen zijn solipsisme te doorbreken om iets aan het lijden van anderen te doen. De zogenaamde 'zachte', vrouwelijke waarden van zorgzaamheid, liefde, solidariteit zijn aan herwaardering toe. Misschien zijn filosofie, politiek, economie enz. teveel een zaak van mannen geweest. Feit is, dat het complexe systeem van onze samenleving voortdurend bijsturing behoeft en dat aan het aanpassingsvermogen van het individu in onze tijd grote eisen worden gesteld.

Het idee van 'open vrijheid' (zie Van der Wal) naar voor gebracht helpt ons, als individu, een beetje uit de impasse. Toch blijft je openstellen voor de ander een moeilijke opgave. Door de masculine waarden van zelfverheffing, krachtdadigheid en zelfgenoegzaamheid in onze competitieve maatschappij zo te verheerlijken, riskeren de 'vrouwelijke' waarden nog lang ondergewaardeerd te blijven.

Nee, dit is beslist niet ' de beste van alle mogelijke werelden.' Het kan misschien een troost zijn om te bedenken dat onze soort nog niet zo lang op deze bol vertoeft. Van een kleuter verwacht je toch ook niet onmiddellijk perfectie?

Conclusie

De metafoor van een op drift geraakt vlot gaat in zoverre op, dat wij stuk voor stuk, als individu, vrij machteloos staan tegenover ontwikkelingen die door kapitaal en technologie aangezwengeld worden. (vgl. het WTK complex van de Belgische filosoof Etienne Vermeersch)

Op veel terreinen ziet de mens zich genoopt om een meer bescheiden houding aan te nemen, omdat die nu eenmaal ontsnappen aan zijn regulerings- en systeemdrift. Voorbeelden daarvan vinden we in de studie van de geschiedenis, de onrechtmatige aanspraken van klassieke economen en in de filosofie zelf. Daarenboven treed ik de structuralisten bij in hun vaststelling dat de mens niet helemaal autonoom en vrij is, maar dat structuren en instituten binnen de maatschappij (gezin, werk, kerk, school, zeden, wetten...) grotendeels het terrein afbakenen waarbinnen de mens kan optreden en hem dwingen binnen allerlei relaties te functioneren die zijn autonomie beperken. Het daaruit resulterende gevoel van onmacht of zinloosheid opent de deur naar gevaarlijk fundamentalisme en verrechtsing van de samenleving, vanuit een heimwee naar een eenvoudiger en zekerder bestaan. Toch ben ik vrij optimistisch wat betreft de toekomstkansen van de mensheid. Ideologische stromingen zoals socialisme en christendom benadrukken de waarden van solidariteit, verdraagzaamheid, liefde en zorgzaamheid. Het liberalisme en de democratie blijven waardevolle verwezenlijkingen van de Westerse beschaving. Het normatieve in de natuur ligt daarin dat we niet alle antwoorden vanuit een eng antropomorfisme dienen te zoeken. Misschien hebben we nog een lange weg af te leggen, voor we een toestand van dynamisch evenwicht bereiken die ook in de natuur te vinden is bij complexe systemen zoals bijenkolonies of ecosystemen.