Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Toepassingen van Angelica

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Angelica archangelica

Aan de Grote engelwortel Angelica archangelica wordt al heel lang een geneeskrachtige werking toegeschreven.

Literatuurvermeldingen

Bij onderstaande vermeldingen in middeleeuwse en andere oude literatuur is het niet in alle gevallen duidelijk of deze soort bedoeld wordt of een andere Angelica-soort.

  • In de Sage van de voedsterbroers staat het volgende: “Een dag voeren zij naar de bergen om Angelica te soeken”.
  • In de wetgeving voor West-Noorwegen van het jaar 940 staat het als volgt: “Indien iemand een angelicatuin heeft aangelegd, mag hij de planten meenemen, indien hij vertrekt”. Hieruit wordt duidelijk, dat mensen, die bij iemand werkten, vaak een angelicatuin voor privégebruik aanlegden, en de planten uit deze tuin mochten meenemen, indien zij gingen verhuizen.
  • In de sage van koning Olav Tryggvason wordt het volgende verteld: “Een dag in het voorjaar (in het jaar 1000 n. Chr.) ging de koning naar de markt en hij kwam daar een man tegen, die angelica-stengels verkocht.”
  • Het Nördlinger-Register van 1480 noemt Angelica.
  • Valerius Cordus (1515-1544) identificeert Angelica met Smyrnium van Dioscorides. Zijn afbeelding van Angelica krijgt de naam Smyrnium; hij zegt echter: “sie heisse jetzt fast bei allen Aerzten ujnd Apothekern Europas Angelica.”
  • Reeds in de Apotheker-Tax der Stadt Dresden van 1558 wordt Radix Angelica uit Breusgaw opgevoerd; in de tax van de stad Lignitz in Würtemberg uit 1567 ook Rad. Angel. Brisgoica.
  • Conrad Genser (1516-1565) geeft in zijn De hortis Germaniae uit 1561 overeenkomstige inlichtingen. Niet alleen in Breisgau werd Angelica verbouwd, maar tevens in de Harz, in Pommern, Sachsen, Bohemen, Stiermarken en Nederland. Angelica uit Breisgau werd in dit werk als de beste gezien.
  • In de “Beschrijving van Noorwegen” uit 1567-70 door Absalon Pederson Beyer lezen wij onder andere: “Hier groeien ook goede kruiden, Angelica, gentiaan en anderen, die vaak in de geneeskunst worden genoemd. Zij worden uit het rijk gevoerd en verkocht.”
  • De Brandenburger-tax van 1574 vermeldt een Rad. Angel. Brisgoica en Rad. Angel. Pomera.
  • Tabernaemontanus (1588) beschrijft Angelica uitvoeriger dan de eerder genoemde kruidenboekschrijvers. Ook hij probeert Angelica met verschillen van de in de oudheid bekende planten te identificeren: Panaces Herculeum, Smyrnium, Laserpitium, maar hij blijft toch vasthouden aan de naam Angelica "“isz der liebe Gott ein Apollinem erwecket der uns den rechten Namen anzeige, wie es bey den Alten sey genannt worden”. Interessant is overigens de opmerking bij Tabernaemontanus: “Es ist erstlich zu uns in diese landt ausz Nortwegen gebracht worden / da es dan häuffig wächst / wie auch in dem landt zu Pommern.”
  • In 1632 schreef een Noorse dominee, Peder Clausson Friis, in zijn boek “Beschrijving van Noorwegen", dat scheurbuik genezen kon worden door het eten van Angelica, zowel het groene gedeelte als de wortel.
  • In 1665, het jaar van de grote pest in Londen, publiceerde het "College of Physicians" een pamflet waarin Angelicawater deel uitmaakte van een koninklijk recept tegen de pest. Men diende 15 gram nootmuskaat met voor 3 stuivers stroop en driekwart liter angelicawater goed door elkaar te mengen en boven het vuur te houden. Het mengsel dat men dan verkreeg werd door duizenden wanhopige Londenaren ingenomen om zich te beschermen tegen de gevreesde ziekte.
  • In 1773 schreef de bisschop Eric Pontoppidan dat naast de braam tevens Cochlearia (Lepelblad), Angelica en Trifolia (Klaver) tot de apotheek der natuur behoren, die de schepper voor de Noren heeft gemaakt om hun scheurbuik te genezen.
  • Volgens Hans Egede gebruikten de eskimo’s in 1750 de naam kuannek voor Angelica, een woord dat waarschijnlijk samenhangt met de Oudnoorse naam van Angelica, kvann.
  • Op IJsland werd in 1772 een oud perkament gevonden, eigendom van de kerk in Saudlauksdal. In dit perkament staat, dat de kerk elk jaar zo vele angelicabloemstengels zou krijgen als één man in zes dagen of zes mannen in één dag konden snijden.
  • In de kruidenboeken van de 16e eeuw van von Otto Brunfels, Hieronymus Bock (1498-1556) en Leonhart Fuchs wordt Angelica uitvoerig behandeld. Duidelijk blijkt uit deze boeken de neiging om een verband te zoeken met de geneeskruiden, die reeds in de oudheid, bijvoorbeeld bij Dioscorides, bekend waren.
  • Bij Otto Brunfels lezen wij over Meisterwurz en Angelica: “Mit dissen zweyen wurzeln binn ich wol drey oder fyer jar umbgangen, mich hefftig beworden und erfraget uff welcher capitel Dioscorides soliche doch mörchten gedeutet werden, seind aber gar unbekannt bey de hochgelerten”. Ook Hieronymus Bock (Tragus) houdt zich met hetzelfde probleem bezig: “Es haben die alten Angelicam nicht erkennt/ sei newlich von den wurzel tragern in hohen gebirg erfunden.” Maar hij is toch van mening dat Angelica identiek is met Panax Herakleon of Herculeum van Dioskourides.

Teelt en oogst

Engelwortel is niet moeilijk te kweken. Het geeft de voorkeur aan een beetje schaduw en de sappigste bladstengels worden verkregen wanneer de plant in diepe aarde met veel humus gekweekt wordt. Als ze op de goede plek staan, groeien ze soms uit tot planten van 2½ meter met grote bladeren en ronde bloemschermen met kleurige, geelgroene bloemen. Het eerste jaar ontwikkelt engelwortel wel blad maar geen stengels en wordt hij zelden hoger dan ½ tot 1 m. Het tweede of soms pas het derde jaar groeit de bloemstengel uit tot zijn volle lengte.

De vermeerdering geschiedt doorgaans uit zaad. Om 100 planten te krijgen, is slechts 1 gram zaad nodig. Daar het zijn kiemkracht snel verliest (de zaadhandel noemt een periode van een half jaar), moet dit liefst direct na het rijp worden of althans direct na de aankoop in een plantenbed worden uitgezaaid op een regelafstand van 30 cm. Het kiemt binnen vier weken. Pas in de herfst van het volgend jaar worden de zaailingen op een onderlinge afstand van 50 × 80 cm uitgeplant. Uitzaaien in een broeibakje is ook mogelijk. Als het zaad eind augustus in grote potten met goede aarde gezaaid wordt, ontkiemt het in september – in dezelfde tijd het jaar daarop heeft men rijpe vruchten.

Of in april in de vrije grond zaaien of vers gewonnen zaden in september in de vrije grond – in het eerste geval ligt het zaad bijna 15 maanden voor het kiemt, in het tweede geval 6 weken. De ontkieming zal plaats hebben in de lente, nadat de koude van de winter de zaden heeft geactiveerd.

Zoals reeds gezegd, verliezen de zaden snel hun kiemkracht, ze komen vlugger uit naarmate ze meer licht ontvangen, dus bij zaaien in ondiepe geultjes.

De planten zaaien zichzelf ook uit. In het tweede jaar gebeurt dat zo uitbundig, dat het alleen al daarom beter is de bloemschermen tijdig af te snijden. Soms is het mogelijk de uitlopers die zich wel eens rondom de basis van de stengel ontwikkelen, uit te zetten. Poot dergelijke plantjes minimaal 1 m van elkaar op een vochtige plek die gedeeltelijk beschaduwd is.

Men kan engelwortel ook door scheuren vermeerderen; de op die manier verkregen planten worden reeds in de herfst op dezelfde onderlinge afstand als gezaaide uitgezet.

In het voorjaar moet men geregeld schoffelen en wieden. Zodra de planten hoger worden, moet men ze aanaarden om hun meer houvast tegen harde wind te geven.

Engelwortel is een solitairplant, verdraagt slecht droogte en houdt van een goed gestructureerde, doorlaatbare, humusrijke grond en een vochtige standplaats. Hij kan ook halfschaduw verdragen maar geen slecht gedraineerde, natte grond en aanhoudende droogte. Alhoewel hij ongevoelig is voor vorst, heeft hij in de winter enige bedekking nodig. Hij gedijt ook op minder milde plaatsen. Hij sterft af na zaadvorming.

Als de bloemstengels afgesneden worden voordat ze volgroeid zijn, blijft de plant nog verscheidene jaren doorgroeien en hij heeft er gewoonlijk drie tot vier jaar voor nodig om op volle grootte te komen.

Door de stengels in het najaar tot de grond toe af te snijden, is het mogelijk dat de planten opzij gaan uitlopen.

Engelwortel moet in het tweede jaar van de teelt in juli twee keer worden bemest en verschillende malen worden gehakt. De mest kan het eenvoudigst droog tussen de planten worden gestrooid. Samengestelde kunstmest, waarin de drie voornaamste stoffen stikstof, fosfor en kalium in ongeveer gelijke verhouding voorkomen, is het meest geschikt. Bij iedere bemesting kan zonder bezwaar 25 tot 30 g worden gestrooid.

Engelwortel is heel goed geschikt voor de beplanting van een plaats in de tuin, die voortdurend in de schaduw ligt.

De verse bladeren en bladstelen met de bladribben plukt men tijdens het voorjaar en de zomer, voor de planten gaan bloeien, dus wanneer ze nog mooi groen en sappig zijn. De bladeren, de stengels en de dikste bladstelen worden zorgvuldig in de schaduw gedroogd, zodat ze kleur en aroma behouden. Men gebruikt ze als keukenkruid.

De wortelstokken worden in het tweede of derde jaar in voor- of najaar uitgegraven, gewassen, gespleten en zorgvuldig gedroogd. Beter is de wortels in het najaar van het eerste jaar te rooien, voordat ze ten prooi vallen aan insecten.

De wortels zijn sterk hygroscopisch (vocht uit de lucht aantrekkend) en trekken insecten aan. Daarom zal men de wortels droog en in hermetisch gesloten vaten bewaren. Voor de bewaring kan men als volgt te werk gaan: men brengt de gedroogde wortel in een zogenaamde kalkkist (een kist, waarin een laag ongebluste kalk), waarin ook nog een bakje met chloroform of tetra geplaatst is. Na 48 uren haalt men de drogerij eruit, ze wordt gelucht, gezeefd en daarna in kalkstopflessen weggeborgen.

Gaat het bij de kweek om de wortels, dan moeten de bloeistengels tijdig worden weggesneden, opdat de voedingsstoffen niet voor stengels en zaadvorming worden verbruikt. Het best kan men dunne jonge scheuten plukken. Er mogen slechts zoveel jonge uitlopers en afzonderlijke blaadjes worden geoogst, dat de plant er geen last van krijgt Wanneer te grote hoeveelheden worden geplukt, remt dit de ontwikkeling van de wortel, die bij de engelwortel erg belangrijk is.

Het zaad wordt opgevangen zodra het begint te rijpen, 's morgens als het nog vochtig is van de ochtenddauw.

Verwerking

De wortel en het zaad worden geoogst en gebruikt. Van de wortel en het zaad wordt onder meer een etherische olie gemaakt.

De aromatische wortel wordt in allerhande likeuren zoals vermout, chartreuse, Bénédictine en gin verwerkt. De inwoners van Twee-Akren in België verbouwen nog menige hectare engelwortel voor medicinaal gebruik. Tijdens de droogtijd hangt over het dorpje een zoetige, bedwelmende geur.

De wortel en soms het zaad van de engelwortel worden vooral in de dierheelkunde gebruikt.

Van de aartsengelwortel worden vooral de wortel en gedroogde wortelstok gebruikt; de vrucht en de twijgen in mindere mate.

Medisch gebruik

Wikisage is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden of toepassing van de in dit lemma gegeven medische informatie.    lees meer

Angelica sylvestris bevat alfa-fellandreen, umbelliferon en een lacton van pentadecanolzuur. De vette olie uit de zaadjes bevat methyl-2-butaanzuur.

Angelica archangelica bevat alfa-fellandreen, angelica hydrocarotine, valeriaanzuur, appelzuur, pectine, methylethylazijnzuur, oxymyristinezuur en anethol.

Bij onderzoek bleek de wortel 0,35% tot 1% etherische olie (angelica essentia), 0,3% angelicazuur, 0,08% angelicine, bergapteen, imperatorine, xanthotoxine, umbelliperine, e.a., en bitterstoffen te bevatten.

Het zaad bevat 1,5% etherische olie, 17% vette olie, talrijke coumarinen en furocoumarinen, en bitterstoffen.

De furocoumarinen kunnen de menselijke huid overgevoelig maken voor licht en kunnen bij inwerking van zonlicht huideczemen veroorzaken. Het sap veroorzaakt irritatie van huid en slijmvliezen. De furocoumarinen die fotodermatosen veroorzaken, zijn echter weinig in water oplosbaar, en daarom is het inwendig gebruik van het kruid zonder risico.

In de volksgeneeskunde wordt engelwortel gebruikt bij slechte spijsvertering met onvoldoende maagsapsecretie, bij chronische maag-, darm- en galstoornissen, bij winderigheid, als spasmolyticum bij maagzweer en twaalfvingerige darm, alsook bij maag- en darmontsteking. Het vers blad maar vooral de wortel wordt gebruikt als windverdrijvend middel (fellandreen), als water- en urineafdrijfmiddel, bij lichamelijke zwakte, bij ongesteldheid, ter behandeling van reumatische pijnen.

Varia

Het vermoeden bestaat dat de heerlijke geur van de muskadeldruiven in sommige rijnwijnen aan de heimelijke toevoeging van Angelica te danken is. Het is een van de ingrediënten van dranken zoals de Franse absint, waarvoor een mengsel gebruikt wordt van angelicawortel, alsem en andere kruiden.

Zowel de wortels als de zaden worden bij het fabriceren van Chartreuse benut.

De wortels worden gebruikt, ofwel samen met jeneverbessen voor het maken van jenever, ofwel als vervangingsmiddel van jeneverbessen.

Samen met karwijzaad wordt het gebruikt voor de bereiding van kummel; de zaden helpen vermout en jenever op smaak brengen en de gedroogde bladeren worden verwerkt in maagbitters.

De jonge stengels en bladribben kunnen in suiker gekookt of gekonfijt genuttigd worden. Te gebruiken als dessert zoals gember.

De hele plant, van wortel tot zaad, heeft een aangename aromatische geur en smaak en alle delen zijn bruikbaar voor verschillende doeleinden. In Frankrijk wordt hij ook voor de odeurfabricage verbouwd. De wortels leveren een harsachtige gom, die bij het maken van parfum gebruikt wordt in plaats van muskusbenzoë.

Het kneuzen van verse angelicabladeren verspreidt een verfrissende geur in het interieur van de auto en remt de misselijkheid af.

De bladeren in het badwater werken ontspannend; ze stimuleren de bloedsomloop.

Men kan een uitstekende gele verfstof maken van de engelwortel.

Keuken

Angelica heeft een doordringende geur en smaak. De verse stengel smaakt in het begin even bitter en daarna wordt de hele mond erg warm. In het Hoge Noorden worden alle onderdelen van de plant, maar vooral de bladstelen als groente gegeten. Schillen en even opkoken nemen de bittere smaak weg.

Een van de huishoudelijke gebruiken van Angelica is het koken, als selderij, van de malse hoofdnerven van de bladeren. In Lapland beschouwt men de stengels als een delicatesse en in IJsland worden zowel de wortels als de stengels rauw gegeten met boter. In Finland eet men de stengels graag geroosterd in de warme as en drinkt men de gezonde, stimulerende thee getrokken van gedroogde of verse bladeren, die aan Chinese geurthee doet denken. Het enigszins bitter smakende blad kan worden gekookt en als spinazie worden gegeten. Fijngehakt geeft het een muskusachtige smaak aan rabarber.

Bladeren en stengel zijn ook een aromatisch toekruid in visgerechten.

De jonge en fijngehakte bladeren worden gebruikt in salades, sauzen en soepen.

De overlangs doorgesneden stengel, gevuld met zachte kaas vormt een verrassend aperitiefhapje.

De Noren maken van de wortels een soort brood en banketbakkers over de hele wereld gebruiken de zaden en gekonfijte stengels in gebak en suikerwerk. Wegens het doordringend aroma en de gifgroene kleur vormen ze een aantrekkelijke garnering van gebak en puddingen. Vooral in Frankrijk wordt de plant hiervoor op grote schaal verbouwd.

Het konfijten gebeurt op de volgende manier:

  1. wanneer de stengels hoogstens 30 cm lang zijn worden zij afgesneden, dun geschild, in vingerlange stukjes gesneden, met kokend water opgezet en in 8-15 min. gaar gekookt. Afgieten, zodat heel weinig water overblijft. Suiker toevoegen en op een klein vuurtje 10 tot 12 maal opkoken. Op 100 gram stengels heeft men 120 gram suiker nodig.
  2. Voor het konfijten van Angelica gebruikt men zowel de dikke, sappige bloemstengels tegen het eind van het voorjaar vóór de bloemen zich openen, als de dikste bladstengels. Snijd ze in stukken van ongeveer 10 cm. Schil ze en kook ze opnieuw tot ze groen zijn. Droog ze daarna af met een doek.

Gebruik voor één pond stengels één pond suiker, schud ze samen goed door elkaar en laat de stengels twee dagen in een afgesloten aarden pot staan. Kook ze opnieuw tot ze doorzichtig zijn en van een helder groene kleur. Laat ze in een vergiet uitdruipen. Bestrooi ze met zoveel poedersuiker als er aan blijft kleven en laat ze in een lauwe oven drogen (niet hard worden).

Dranken

De sterke, vluchtige olie bevindt zich vooral in de wortel. Hiervan kunt u na hem gedroogd te hebben net als van het zaad een tonicum trekken dat de eetlust op zou wekken. Na de maaltijd kan het aftreksel ter bevordering van de spijsvertering gedronken worden.

Een infuus van delen van de grote engelwortel zou baat kunnen brengen bij verkoudheid en koorts, daar het een lichte transpiratie zou kunnen veroorzaken.

“Angelicalikeur” wordt door sommige mensen erg lekker gevonden.

  1. Neem 30 gr vers geplukte angelicastengels en hak ze fijn, 30 gr gepelde bittere amandelen en stamp ze in de vijzel. Hierop giet men 1/4 liter brandewijn. Laat dit mengsel 5 dagen staan, giet het vervolgens door een dunne doek en doe er een halve liter koude stroop bij. Om deze stroop te maken, lost men 350 gr suiker in 1/4 liter water op. Laat de stroop afkoelen en giet hem bij de likeur.
  2. Kamille-, koriander- en engelwortelbloemen, hyssop, munt, melisse, anijskruiden, kruidnagels, kaneelstokje en wortel van de engelwortel. Alles goed fijngesneden in een fles alcohol zetten en 9 dagen laten intrekken. Maak daarnaast een siroop van suiker en water. Zeef het mengsel en vermeng met de siroop. Laat het 2 weken rusten in een goed afgesloten fles op een koele, donkere plaats. Zeven voor gebruik.

“Klein Zwedenbitter”: Het kruidenmengsel voor Klein Zwedenbitter bestaat uit 10 g aloë, eventueel gentiaan- of alsemwortel, 10 g engelwortel, 5 g driedistel, 10 g manna (sap van de pluimen), 5 g mirre, 10 g natuurlijke kamfer, 10 g rabarberwortel, 0,2g saffraan, 10 g senneblaadjes, 10g Venetiaanse triakel, 10g geelwortel. Deze kruiden doet u in een fles en overgiet ze met 1,5 liter 38- tot 40-procentige korenbrandewijn. Met dagelijks schudden blijft het mengsel minstens 14 dagen in de warmte staan. Voor dagelijks gebruik zeeft men porties in een geschikte pot, die koel bewaard moet worden. Bij het bewaren rijpt de geneeskracht van het Klein Zwedenbitter.

Volgens de beschrijving van Maria Treben werd het recept gebruikt door de Zweedse arts dr. Samst en ontdekt tussen zijn papieren.

“Thee”: Als aromatische infuus kunnen alle delen van de plant gebruikt worden, maar de wortel geeft de sterkste smaak. Dosis 20g/liter. Angelicathee kan worden gebruikt bij verkoudheid, hoest, chronische catarre van het slijmvlies, opgeblazenheid, gebrek aan eetlust, storingen van de spijsvertering, reumatiek, of gewoon als aromatische drank. Hij wekt zweet- en urineafscheiding op.

“Jam”: Engelwortel bevat veel suiker, waardoor bij toevoeging van bladeren of stengel aan compotes van wrange vruchten veel minder gewone suiker toegevoegd hoeft te worden.

Door het toevoegen van een kleine hoeveelheid verse wortel die tevoren geschraapt en gesnipperd werd, krijgen jam en vooral marmelade (van sinaasappelen) een interessant aroma.

Angelica- en rabarberjam : Deze combinatie vinden sommige mensen veel lekkerder dan rabarber alleen. Snijd 4 pond rabarber- en 1 pond angelicastelen aan stukjes, doe ze in een kom, bedek ze met 4 pond suiker en laat ze acht uur staan. Doe dit mengsel in een pan met dikke bodem en laat zachtjes koken tot het de vereiste dikte heeft.

Handel

Als Radix, Semen, Herba en Oleum Angelicae.

Literatuur

  • Fytotherapeutisch Compendium / J. VAN HELLEMONT / Editie 1985
  • Kruiden voor de keuken / Turkenburg B.V. Bodengraven, Thieme Zutphen / Elfde druk ISBN 90-03 92790-1
  • Kleine Kruidenencyclopedie / Audrey Wynne Hatfield, Hollandia B.V. Baarn - ISBN 90-6045-8370
  • Spectrum Kruiden en Specerijenatlas/Albert Coenders,Sarah Garland & S.Houtsma, Uitgeverij Spectrum Utrecht/Antwerpen ISBN 90-274-7401-X
  • Wilde Bloemen / Roger Phillips, Suzette E.Stumpel-Rienks, Uitgeverij Het Spectrum Utrecht/Antwerpen ISBN 90-274-9207-7
  • Kruiden / James Underwood Crockett, Ogden Tanner en de redactie van TIME-LIFE boeken, De Lantaarn / ISBN 90-70-485-311
  • Wilde Planten in de tuin /John Stevens, De Lantaarn /ISBN 90-70485-43-5
  • Geneeskruiden uit Gods tuin / Maria Treben, Schuyt & Co, Haarlem / ISBN 90-6097-218-X
  • Natuurgeneeswijze in de praktijk / P. Heinsberg, La Rivière & Voorhoeve, Zwolle - ISBN 90-6084-303-7
  • Hollandia Gids voor de eetbare planten in de natuur / Richard Mabey, Hollandia B.V. Baarn - ISBN 90-6045-940-7
  • Keukenkruiden en specerijen / G. Boros, Thieme-Zutphen / ISBN 90-03-93370-7
  • De Taal der Kruiden / Mellie Uyldert, A.J.G. Strengholt's Boeken, Naarden / ISBN 90-6010-139-1
  • Wilde Planten van West- en Midden-Europa, Reader's Digest / ISBN 90-6407-072-5
  • Wat bloeit daar? / D. Aichele, Thieme - Zutphen / ISBN 90-03-946-70-1
  • Kroniek der Geneeskruiden / Richard le Strange, A.J.G. Strengholt's Boeken, Naarden / ISBN 90-6010-398-X
  • Het Grote Tuinboek / Franz Böhmig, L. J. Veen / Zomer & Keuning, Wageningen /ISBN 90-210-0100-4
  • Aromatische Kruiden – kalender 1991 ASLK, Basisteksten Fik Seymus
  • Onze Geneeskruiden / Theo Braem, De Driehoek, Amsterdam - ISBN 90-6030-160-9
  • Boek der Geneeskruiden / A. Dinand, A. G. Schoonderbeek - Laren / Vijfde druk
  • Libelle-Almanak 1992
  • Natur Heilkunde von A bis Z / Helmut Löffler vertaling Mellie Uyldert, Elsevier Amsterdam / ISBN 90-10044-165
  • Anders Baerheim Svendtsen, Leiden - Angelica archangelica – een oud geneeskruid

Q2223873 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow