Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ostara (godin)

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 7 apr 2023 om 01:27
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Ōstara was volgens de Duitse taal- en letterkundige Jacob Grimm het Oudhoogduitse equivalent van de Germaanse godin van de lente. Deze naam is in het Oudhoogduits niet overgeleverd, maar verondersteld op grond van de door de Angelsaksische monnik en kerkhistoricus Beda genoemde godin Ēostre. Het is allerminst zeker dat deze godin werkelijk heeft bestaan bij de oude Germanen, c.q. dat men in haar bestaan geloofde. Wel werd met een meervoudsvorm van dit Germaanse woord in het Germaans het lentefeest aangeduid, vgl. Oudhoogduits Ōstarūn, Duits Ostern, Oudengels Ēostron, Engels Easter. Deze benamingen Ostern en Easter wijn in het Duits, respectievelijk in het Engels, de gebruikelijke namen voor Pasen.

Ēostre bij Beda

In hoofdstuk 15 (De mensibus Anglorum, ’De Engelse maanden’) van zijn 8e-eeuwse werk De temporum ratione (’Over het berekenen van de tijd’) beschrijft Beda de inheemse maandnamen van het Engelse volk. Na een beschrijving van de verering van de godin Rheda tijdens de Angelsaksische maand Hrēþ-mōnaþ, schrijft Bede dat de naam van de vierde maand, Ēosturmōnaþ, afkomstig is van godin Ēostre, die in vroegere tijd in Engeland aanbeden zou zijn. Dit is tevens de enige oude vermelding van deze godin.

Eostur-monath, qui nunc Paschalis mensis interpretatur, quondam a Dea illorum quæ Eostre vocabatur, et cui in illo festa celebrabant nomen habuit: a cujus nomine nunc Paschale tempus cognominant, consueto antiquæ observationis vocabulo gaudia novæ solemnitatis vocantes[1]

Eostur-maand, die nu wordt geïnterpreteerd als de Paasmaand, had ooit zijn naam van hun godin, die Eostre heette, ter ere van wie in die maand feesten werden gevierd. Nu duiden zij die Paastijd aan met haar naam, en noemen de vreugden van de nieuwe plechtigheid met de aloude naam van de oude viering.

Ōstara bij Grimm

Op basis van deze vermelding speculeerde Jacob Grimm over het bestaan van een godin Ōstara op het Europese vasteland.

„De beide godinnen die Beda (de temporum ratione hoofdstuk 13) heel kort noemt, zonder verdere beschrijving, alleen om de naar hen genoemde maanden te verklaren, zijn Eástre en Hrede; van de ene heeft maart, van de andere april zijn Saksische naam.”
—Jacob Grimm, Deutsche Mythologie.[2]

Ze zou de godin van leven en vruchtbaarheid zijn geweest. Grimm stelt dat het ’onwaarschijnlijk’ is dat de vrome Beda de godin zomaar bedacht, en vindt verdere etymologische aanwijzingen in de Vita Karoli Magni van Einhard, waar als door Karel de Grote verordonneerde naam voor april ostarmanoth wordt genoemd.[3] Grimm besluit: „Ostara, Eástre kan dus de godheid zijn geweest van de stralende ochtend, van het opkomende licht, een vreugdevolle, heilbrengende verschijning waarvan het concept in verband kan worden gebracht met het verrijzenisfeest van de christelijke God.”[4]

Geen van de andere maandnamen in de Vita Karoli Magni verwijst echter naar een god of godin en het is niet duidelijk of ostar- hier wel naar een godin verwijst.

Scandinavië

In de IJslandse poëzie van de Edda en in de Scandinavische skaldenpoëzie zijn er geen aanwijzingen dat er een godin zou hebben bestaan die zou kunnen overeenkomen met de veronderstelde Angelsaksische Eastre. Ook het voorstelling van een lentegodin of een godin van het opkomende ochtendlicht komt in de oude Noordse literatuur niet voor. In het beste geval kan de Noordse godin Var hier worden genoemd, maar dit verband is slechts gebaseerd op een feestelijke overeenkomst tussen continentaal Germaans Pasen en Noordgermaans Várblót, en dat men beide godinnen mogelijk als titels of uitdrukkingsvormen van de godin Freya zou kunnen zien.

Etymologie

De woorden Ōstarūn en Ēostron en hun moderne equivalenten Ostern en Easter hebben dezelfde oorsprong, en zijn afgeleid van het Oergermaanse woord voor het oosten. Al deze vormen gaan terug op Oergermaans *austrōn-,[5] wat zelf nauw verwant is met het Litouwse woord voor dageraad, aušrà. Vanuit taalkundig oogpunt lijkt het lentefeest dus vernoemd naar het opkomen of terugkeren van de zon.

Andere mythologieën

De veronderstelde Ostara lijkt equivalenten te hebben in andere mythologieën.

Mythologie Godin
Etruskische mythologie Thesan
Griekse mythologie Eos
Hindoeïstische mythologie Usha
Romeinse mythologie Aurora
Baltische mythologie Ausrine
Slavische mythologie Oesja

De bijnaam „ástaguð” („liefdesgod”), die de godin Freya in de jongere Edda soms draagt (vgl. Skaldskaparmál, hoofdstuk 28), wordt soms verkeerdelijk in verband gebracht met Ostara.

Verwijzingen

  1. º John Allen Giles, The Complete Works of the Venerable Bede, in the Original Latin, Collated with the Manuscripts, and Various Print Editions, Accompanied by a New English Translation of the Historical Works, and a Life of the Author. Vol. VI: Scientific Tracts and Appendix. London: Whittaker and Co., Ave Maria Lane. 1843. p. 179.
  2. º „Die beiden göttinnen, welche Beda (de temporum ratione cap. 13) ganz kurz, ohne nähere schilderung, bloß zur erklärung der nach ihnen benannten monate anführt, sind Eástre und Hrede; von dieser hat merz, von jener april seinen sächsi[s]chen namen.” uit: Jacob Grimm, Deutsche Mythologie, Göttingen, 1835, p. 180 op Google books
  3. º Einhard, Vita Karoli Magni, hoofdstuk 29
  4. º „Ostara, Eástre mag also Gottheit des strahlenden Morgens, des aufsteigenden Lichts gewesen sein, eine freudige, heilbringende Erscheinung, deren Begriff für das Auferstehungsfest des christlichen Gottes verwandt werden konnte.” uit: Jacob Grimm, Deutsche Mythologie, Göttingen, 1835, p. 182 op Google books
  5. º Kroonen, G. 2013. Etymological dictionary of Proto-Germanic, p. 43. Leiden, Brill.
rel=nofollow
rel=nofollow