Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nikolaus Ludwig von Zinzendorf: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Nikolaus Ludwig''' graaf '''von Zinzendorf''', ([[Dresden]] (Saksen), [[26 mei]] [[1700]] – [[Herrnhut]], [[9 mei]] [[1760]]), was een religieus en sociaal hervormer van de [[Evangelische Broedergemeente]] (ook bekend als de hernhutters (in het Duits Herrnhuter) of Moravische broeders).
'''Nikolaus Ludwig''' graaf '''von Zinzendorf''', ([[Dresden]] (Saksen), [[26 mei]] [[1700]] – [[Herrnhut]], [[9 mei]] [[1760]]), was een religieus en sociaal hervormer van de [[Evangelische Broedergemeente]] (ook bekend als de hernhutters (in het Duits Herrnhuter) of Moravische broeders). Hij was i de vroege


==Leven==
==Leven==
Zinzendorf was de zoon van Georg Ludwig (Reichs-) Graf von Zinzendorf und Pottendorf (1662-1700) en Charlotte Justine von Gersdorff (1675-1763). [[Philipp Jacob Spener]] was zijn peetvader. Zijn vader, een Saksisch staatsminister van Oostenrijkse afkomst, stierf zes weken na zijn geboorte. Toen zijn moeder hertrouwde, werd Zinzendorf opgevangen in Großhennersdorf in Opper-Lusatië (Oberlausitz) door zijn vrome grootmoeder, Henriette Katharina von Gersdorff, geboren von Friesen.
Zinzendorf was de zoon van Georg Ludwig (Reichs-) Graf von Zinzendorf und Pottendorf (1662-1700) en Charlotte Justine von Gersdorff (1675-1763). [[Philipp Jacob Spener]] was zijn peetvader. Zijn vader, een Saksisch staatsminister van Oostenrijkse afkomst, stierf zes weken na zijn geboorte aan [[tuberculose]]. Toen zijn moeder hertrouwde, werd Zinzendorf opgevangen door zijn vrome grootmoeder, Henriette Katharina von Gersdorff, geboren von Friesen, en een ongehuwde tante, in Großhennersdorf in Opper-Lusatië (Oberlausitz). Daar kwam hij door zijn grootmoeder in contact met de [[piëtisme|piëtisten]]. De piëtistische beweging probeerden terug emotionele warmte te brengen in een toenemend filosofisch en intellectueel georiënteerde lutherse kerk. Hij ontwikkelde hierdoor een sterk geloof. Terwijl andere adellijke vriendjes graag de veldmaarschalk speelden, speelde hij liever de predikant.


Van 1710 tot 1715 bezocht hij de eliteschool (’Pädagogium’) van de [[Franckesche Stiftungen]] in [[Halle (Saale)]], een centrum van het [[piëtisme]]. [[August Hermann Francke]] had persoonlijk een grote invloed op hem. Zinzendorf stichtte rond 1715 met Friedrich von Wattenwyl de Senfsaat-Orden (’Orde van het Mosterdzaad’; ’Vergadering van geliefden van Jezus’).
Van 1710 tot 1715 bezocht hij de eliteschool (’Pädagogium’) van de [[Franckesche Stiftungen]] in [[Halle (Saale)]], een centrum van het [[piëtisme]]. [[August Hermann Francke]] had persoonlijk een grote invloed op hem. Zinzendorf stichtte rond 1715 met Friedrich von Wattenwyl de Senfsaat-Orden (’Orde van het Mosterdzaad’; ’Vergadering van geliefden van Jezus’). Hoewel von Zinzendorf zich aangetrokken voelde tot theologie, vond men dit in die tijd geen passende keuze voor een adellijke. Ook Francke’s uitnodiging, om [[Karl Hildebrand von Canstein]] op te volgen als directeur van het weeshuis van Halle, sloeg hij af, omdat zijn familie vond dat voor hem een loopbaan als diplomaat weggelegd was. Bijgevolg studeerde Zinzendorf van 1716 tot 1719 rechten aan de [[Universiteit van Wittenberg]], waar hij wel contact had met lutherse theologen, maar de hoofdmoot van de opleiding hem voorbereidde op een bestuurlijke rol. Van 1719 tot 1720 maakte hij, zoals toen gebruikelijk was wanneer men afstudeerde, een rondreis (een ’[[Wanderjahr]]’, namelijk door Nederland en Frankrijk. Daar won hij de vriendschap van mensen van andere denominaties, onder wie de [[jansenisme|jansenistisch]] gezinde bisschop van Parijs, kardinaal Louis-Antoine de Noailles, met wie hij in correspondentie bleef. Hij zag tijdens deze reis ook de mogelijkheid van eenheid onder christenen van verschillende denominaties. In Düsseldorf was hij diep onder de indruk door het schilderij ''Ecce Homo'' van de Italiaanse schilder Domenico Feti, waarop [[Jezus Christus|Christus]] stond afgebeeld met de doornenkroon, met daaronder de tekst: Dit heb ik voor jou gedaan. Wat zul jij voor mij doen? Hij noteerde in zijn dagboek dat hij zijn leven aan de dienst voor Christus wilde wijden.


Francke’s uitnodiging, om [[Karl Hildebrand von Canstein]] op te volgen als directeur van het weeshuis van Halle, sloeg hij af, omdat zijn familie vond dat voor hem een loopbaan als diplomaat weggelegd was.
Van 1721 tot 1732 was hij hof- en raadslid van justitie in dienst van koning [[August II de Sterke]] in Dresden.


Van 1716 tot 1719 studeerde Zinzendorf rechten aan de [[Universiteit van Wittenberg]]. Van 1719 tot 1720 maakte hij, zoals toen gebruikelijk was wanneer men afstudeerde, een rondreis, namelijk door Nederland en Frankrijk. Daar won hij de vriendschap van mensen van andere denominaties, onder wie de [[jansenisme|jansenistisch]] gezinde bisschop van Parijs, kardinaal Louis-Antoine de Noailles, met wie hij in correspondentie bleef. Hij zag tijdens deze reis ook de mogelijkheid van eenheid onder christenen van verschillende denominaties. Van 1721 tot 1732 was hij hof- en raadslid van justitie in dienst van koning [[August II de Sterke]] in Dresden.
===Opvang van Moravische broeders===
Op zijn 21e verjaardag kocht hij van zijn grootmoeder het landgoed Mittelberthelsdorf in Oberlausitz. Van 1722 tot 1724 liet hij daar het kasteel Berthelsdorf in barokstijl herbouwen.  
Hij trouwde in 1722 met Erdmuthe Dorothea Gräfin von Reuß zu Ebersdorf, die net als hij piëtistisch georiënteerd was. Zij woonden in een woning in Dresden, terwijl hij daar zijn werk aan het koninklijke hof deed.


In 1722 trouwde Zinzendorf met Erdmuthe Dorothea Gräfin Reuß zu Ebersdorf, die net als hij piëtistisch georiënteerd was. In mei van datzelfde jaar verwierf hij van zijn grootmoeder het landgoed Mittelberthelsdorf in Oberlausitz. Van 1722 tot 1724 liet hij daar het kasteel Berthelsdorf in barokstijl herbouwen. Op dit landgoed begon hij in juni 1722 met de opvang van religieuze vluchtelingen uit Moravië, afstammelingen van de oude Boheemse Broeders, die bestonden sinds [[Jan Hus]]. Zij stichtten de nederzetting Herrnhut buiten Berthelsdorf, gelegen onder de Hutberg. De komst van zovele en diverse religieuze vluchtelingen bracht ook mee dat er hevige onenigheden ontstonden, omdat velen terugkeken naar de gebruiken die zij thuis hadden gevolgd. Ze waren het er alleen maar over eens dat ze geen onderdanen waren van de plaatselijke lutherse geestelijke [[Johann Andreas Rothe]]. Zinzendorf slaagde erin om hieruit een verenigde groep te maken.
In juni 1722 begon op het landgoed Mittelberthelsdorf met de opvang van religieuze vluchtelingen uit Moravië, afstammelingen van de oude [[Moravische broeders]], die bestonden sinds [[Jan Hus]]. Zij waren al sinds 1457 georganiseerd, maar door [[dertigjarige oorlog]] die volgde op de [[reformatie]] kwamen zij in het kamp van de protestanten terecht. De protestanten leden een nederlaag in Moravië en werden verboden. Velen zetten hun geloof in het geheim verder, en uit deze groep kozen velen ervoor om naar protestants gebied te verhuizen wanneer ze de mogelijkheid kregen.


In 1725-1727 bouwde Zinzendorf daar ook een kasteel, het ''Herrschaftshaus'', als woning, en in 1730-1746 het ''Vogtshof'', dat vanaf 1756 de zetel was van de ''Schirmvogtei'' (de raad van bestuur) van de Brüder-Unität. In 1732 schonk Zinzendorf het kasteel Berthelsdorf aan zijn vrouw als residentie.
Zinzendorf kreeg in 1722 bezoek van een [[Silezië|Silezisch]] timmerman, Christian David, die hem vertelde over de situatie van de Moravische broeders en hem toelating vroeg dat een kleine groep naar Saksen zou kunnen verhuizen om en een nederzetting te stichten waar ze hun geloof volgens de de eigen traditie zouden kunnen uitoefenen. Zinzendorf stond dadelijk positief tegenover hun zaak en verklaarde zich akkoord.


De vluchtelingen stichtten de nederzetting Herrnhut, net buiten Berthelsdorf, gelegen onder de Hutberg. Volgens de toenmalige wetgeving was het niet mogelijk een apart kerkgenootschap te stichten, maar moesten zij opgevangen worden binnen de structuur van de bestaande lutherse kerk. Zinzendorf engageerde een jonge dynamische geestelijke, [[Johann Andreas Rothe]], als luthers pastor in de kerk te Berthelsdorf.
Christian David reside regelmatig naar Moravië waar hij andere Moravische broeders de tip gaf om naar Herrnhut te verhuizen en ook andere ’[[dissenters]]’ begonnen naar Herrnhut te komen. De komst van zovele en diverse religieuze vluchtelingen bracht ook mee dat er hevige onenigheden ontstonden, omdat velen terugkeken naar de gebruiken die zij thuis hadden gevolgd en geen ervaring hadden met het samenleven met andersdenkenden. Het werd nog erger toen ook een apocalyptisch predikant, [[Johann Siegmund Krüger]] naar Herrnhut kwam en Zinzendorf beschreef als „het Beest”, en dominee Rothe als „de valse profeet”.
In 1725-1727 bouwde Zinzendorf daar ook een kasteel, het ''Herrschaftshaus'', als woning, en in 1730-1746 het ''Vogtshof'', dat vanaf 1756 de zetel zou zijn van de ''Schirmvogtei'' (de raad van bestuur) van de Brüder-Unität.
Zinzendorf nam ontslag van zijn overheidsfunctie in Dresden en vestigde zich met zijn vrouw in het kasteel Berthelsdorf. Hij begon iedereen in Herrnhut persoonlijk te bezoeken en bracht de mannen bijeen voor dagelijkse bijeenkomsten voor [[Bijbelstudie]] en [[gebed]] rond de vraag hoe christenen zich in een gemeenschap dienden te gedragen. Op basis daarvan werden twee documenten opgesteld die zij in mei 1727 ondertekenden en die de gedragsregels en het religieuze leven vastlegden van de Herrnhuters. Hierdoor slaagde Zinzendorf erin om uit de groep te verenigen.
===Begin van wereldwijde missies===
Bij de festiviteiten ter gelegenheid van de kroning van koning [[Christiaan VI van Denemarken|Christiaan VI]] in Kopenhagen in 1731 ontmoette hij een bediende met de naam Anthony,<ref>https://www.crossroad.to/heaven/Excerpts/books/history/hand-of-God/moravian.htm</ref> afkomstig van het Caribische eiland St. Thomas, die hem vertelde over het leven van zijn verwanten als slaaf. Zinzendorf nodigde hem uit naar Herrnhut. Hij verscherpte de aandacht van de gemeenschap voor de wereldwijde zending, die een belangrijke zorg van de kerkgemeente werd. Het jaar daarop werden reeds de eerste zendelingen naar dit Caribische eiland gestuurd, waar zij het zendingsstation Neu-Herrnhut stichtten.
Bij de festiviteiten ter gelegenheid van de kroning van koning [[Christiaan VI van Denemarken|Christiaan VI]] in Kopenhagen in 1731 ontmoette hij een bediende met de naam Anthony,<ref>https://www.crossroad.to/heaven/Excerpts/books/history/hand-of-God/moravian.htm</ref> afkomstig van het Caribische eiland St. Thomas, die hem vertelde over het leven van zijn verwanten als slaaf. Zinzendorf nodigde hem uit naar Herrnhut. Hij verscherpte de aandacht van de gemeenschap voor de wereldwijde zending, die een belangrijke zorg van de kerkgemeente werd. Het jaar daarop werden reeds de eerste zendelingen naar dit Caribische eiland gestuurd, waar zij het zendingsstation Neu-Herrnhut stichtten.


Regel 31: Regel 42:


Drie jaar later overleed Zinzendorf in Herrnhut en werd daar ook begraven.
Drie jaar later overleed Zinzendorf in Herrnhut en werd daar ook begraven.
==Invloed==
Von Zinzendorf was een van de meest zichtbare en controversiële figuren in de vroege 18e eeuw. De wereldlijke en religieuze leiders kenden hem allemaal en hielden van hem of haatten hem.
Hij was de aandrijvende kracht achter de eerste georganiseerde protestantse missie. [[Benjaming Franklin]] publiceerde vele van zijn preken en verhandelingen.


==Herdenking==
==Herdenking==

Versie van 27 mei 2022 13:12

Nikolaus Ludwig graaf von Zinzendorf, (Dresden (Saksen), 26 mei 1700Herrnhut, 9 mei 1760), was een religieus en sociaal hervormer van de Evangelische Broedergemeente (ook bekend als de hernhutters (in het Duits Herrnhuter) of Moravische broeders). Hij was i de vroege

Leven

Zinzendorf was de zoon van Georg Ludwig (Reichs-) Graf von Zinzendorf und Pottendorf (1662-1700) en Charlotte Justine von Gersdorff (1675-1763). Philipp Jacob Spener was zijn peetvader. Zijn vader, een Saksisch staatsminister van Oostenrijkse afkomst, stierf zes weken na zijn geboorte aan tuberculose. Toen zijn moeder hertrouwde, werd Zinzendorf opgevangen door zijn vrome grootmoeder, Henriette Katharina von Gersdorff, geboren von Friesen, en een ongehuwde tante, in Großhennersdorf in Opper-Lusatië (Oberlausitz). Daar kwam hij door zijn grootmoeder in contact met de piëtisten. De piëtistische beweging probeerden terug emotionele warmte te brengen in een toenemend filosofisch en intellectueel georiënteerde lutherse kerk. Hij ontwikkelde hierdoor een sterk geloof. Terwijl andere adellijke vriendjes graag de veldmaarschalk speelden, speelde hij liever de predikant.

Van 1710 tot 1715 bezocht hij de eliteschool (’Pädagogium’) van de Franckesche Stiftungen in Halle (Saale), een centrum van het piëtisme. August Hermann Francke had persoonlijk een grote invloed op hem. Zinzendorf stichtte rond 1715 met Friedrich von Wattenwyl de Senfsaat-Orden (’Orde van het Mosterdzaad’; ’Vergadering van geliefden van Jezus’). Hoewel von Zinzendorf zich aangetrokken voelde tot theologie, vond men dit in die tijd geen passende keuze voor een adellijke. Ook Francke’s uitnodiging, om Karl Hildebrand von Canstein op te volgen als directeur van het weeshuis van Halle, sloeg hij af, omdat zijn familie vond dat voor hem een loopbaan als diplomaat weggelegd was. Bijgevolg studeerde Zinzendorf van 1716 tot 1719 rechten aan de Universiteit van Wittenberg, waar hij wel contact had met lutherse theologen, maar de hoofdmoot van de opleiding hem voorbereidde op een bestuurlijke rol. Van 1719 tot 1720 maakte hij, zoals toen gebruikelijk was wanneer men afstudeerde, een rondreis (een ’Wanderjahr’, namelijk door Nederland en Frankrijk. Daar won hij de vriendschap van mensen van andere denominaties, onder wie de jansenistisch gezinde bisschop van Parijs, kardinaal Louis-Antoine de Noailles, met wie hij in correspondentie bleef. Hij zag tijdens deze reis ook de mogelijkheid van eenheid onder christenen van verschillende denominaties. In Düsseldorf was hij diep onder de indruk door het schilderij Ecce Homo van de Italiaanse schilder Domenico Feti, waarop Christus stond afgebeeld met de doornenkroon, met daaronder de tekst: Dit heb ik voor jou gedaan. Wat zul jij voor mij doen? Hij noteerde in zijn dagboek dat hij zijn leven aan de dienst voor Christus wilde wijden.

Van 1721 tot 1732 was hij hof- en raadslid van justitie in dienst van koning August II de Sterke in Dresden.

Opvang van Moravische broeders

Op zijn 21e verjaardag kocht hij van zijn grootmoeder het landgoed Mittelberthelsdorf in Oberlausitz. Van 1722 tot 1724 liet hij daar het kasteel Berthelsdorf in barokstijl herbouwen. Hij trouwde in 1722 met Erdmuthe Dorothea Gräfin von Reuß zu Ebersdorf, die net als hij piëtistisch georiënteerd was. Zij woonden in een woning in Dresden, terwijl hij daar zijn werk aan het koninklijke hof deed.

In juni 1722 begon op het landgoed Mittelberthelsdorf met de opvang van religieuze vluchtelingen uit Moravië, afstammelingen van de oude Moravische broeders, die bestonden sinds Jan Hus. Zij waren al sinds 1457 georganiseerd, maar door dertigjarige oorlog die volgde op de reformatie kwamen zij in het kamp van de protestanten terecht. De protestanten leden een nederlaag in Moravië en werden verboden. Velen zetten hun geloof in het geheim verder, en uit deze groep kozen velen ervoor om naar protestants gebied te verhuizen wanneer ze de mogelijkheid kregen.

Zinzendorf kreeg in 1722 bezoek van een Silezisch timmerman, Christian David, die hem vertelde over de situatie van de Moravische broeders en hem toelating vroeg dat een kleine groep naar Saksen zou kunnen verhuizen om en een nederzetting te stichten waar ze hun geloof volgens de de eigen traditie zouden kunnen uitoefenen. Zinzendorf stond dadelijk positief tegenover hun zaak en verklaarde zich akkoord.

De vluchtelingen stichtten de nederzetting Herrnhut, net buiten Berthelsdorf, gelegen onder de Hutberg. Volgens de toenmalige wetgeving was het niet mogelijk een apart kerkgenootschap te stichten, maar moesten zij opgevangen worden binnen de structuur van de bestaande lutherse kerk. Zinzendorf engageerde een jonge dynamische geestelijke, Johann Andreas Rothe, als luthers pastor in de kerk te Berthelsdorf.

Christian David reside regelmatig naar Moravië waar hij andere Moravische broeders de tip gaf om naar Herrnhut te verhuizen en ook andere ’dissenters’ begonnen naar Herrnhut te komen. De komst van zovele en diverse religieuze vluchtelingen bracht ook mee dat er hevige onenigheden ontstonden, omdat velen terugkeken naar de gebruiken die zij thuis hadden gevolgd en geen ervaring hadden met het samenleven met andersdenkenden. Het werd nog erger toen ook een apocalyptisch predikant, Johann Siegmund Krüger naar Herrnhut kwam en Zinzendorf beschreef als „het Beest”, en dominee Rothe als „de valse profeet”.

In 1725-1727 bouwde Zinzendorf daar ook een kasteel, het Herrschaftshaus, als woning, en in 1730-1746 het Vogtshof, dat vanaf 1756 de zetel zou zijn van de Schirmvogtei (de raad van bestuur) van de Brüder-Unität.

Zinzendorf nam ontslag van zijn overheidsfunctie in Dresden en vestigde zich met zijn vrouw in het kasteel Berthelsdorf. Hij begon iedereen in Herrnhut persoonlijk te bezoeken en bracht de mannen bijeen voor dagelijkse bijeenkomsten voor Bijbelstudie en gebed rond de vraag hoe christenen zich in een gemeenschap dienden te gedragen. Op basis daarvan werden twee documenten opgesteld die zij in mei 1727 ondertekenden en die de gedragsregels en het religieuze leven vastlegden van de Herrnhuters. Hierdoor slaagde Zinzendorf erin om uit de groep te verenigen.

Begin van wereldwijde missies

Bij de festiviteiten ter gelegenheid van de kroning van koning Christiaan VI in Kopenhagen in 1731 ontmoette hij een bediende met de naam Anthony,[1] afkomstig van het Caribische eiland St. Thomas, die hem vertelde over het leven van zijn verwanten als slaaf. Zinzendorf nodigde hem uit naar Herrnhut. Hij verscherpte de aandacht van de gemeenschap voor de wereldwijde zending, die een belangrijke zorg van de kerkgemeente werd. Het jaar daarop werden reeds de eerste zendelingen naar dit Caribische eiland gestuurd, waar zij het zendingsstation Neu-Herrnhut stichtten.

In 1732 werd Zinzendorf uit Saksen uitgewezen omdat hij onderdanen van de keizer, die ook koning van Bohemen was, wegnam door hen te helpen vluchten. In 1733 bezocht hij Württemberg, op zoek naar een nieuwe verblijfplaats voor zijn gemeenschap. Hij trof Friedrich Christoph Oetinger, die Herrnhut al had bezocht, en Johann Albrecht Bengel, maar vond diens berekening van het einde van de wereld in 1836 vreemd. Bengel van zijn kant schreef een polemiek tegen het toelaten van de zogenaamde Brüdergemeine in Württemberg.[2]

In 1734 slaagde Zinzendorf in Stralsund in een theologisch examen. Bij een volgend bezoek aan Württemberg werd hij door de theologische faculteit in Tübingen toegelaten als vrij predikant.

Hij werd in 1737 tot bisschop van de Moravische broeders gewijd door de hofpredikant Daniel Ernst Jablonski in Berlijn, die ook bisschop was van de Poolse afdeling van de Moravische broeders. Jablonski was een kleinzoon van Johann Amos Comenius.

In 1736 werd Zinzendorf opnieuw uitgewezen uit Saksen. Hij verhuisde de gemeenschap naar de Ronneburg in de Wetterau, naar kasteel Marienborn en naar Herrnhaag. Hij bezocht in 1739 de zendelingen in het Caribisch gebied, gevolgd door reizen en zendingswerk in de Baltische staten, Deens West-Indië en Noord-Amerika, waar hij van 1741 tot 1743 als missionaris onder de ’Indianen’ (de Mohegan en de Lenni Lenape (ook bekend als de Delaware)) werkte.[3]

Toen de verbanning in 1747 werd opgeheven, kon Zinzendorf terugkeren naar Herrnhut, maar bleef er slechts kortstondig. In 1748 ging hij naar Engeland, waar ook een broederschap was gesticht, vanaf 1751 woonde hij volledig in Londen en keerde pas in 1755 terug naar Herrnhut.

Tegen 1750 was hij door het vele reizen bijna bankroet, waardoor de hernhutters zich zo gingen organiseren dat zij niet meer van zijn financiële steun afhankelijk waren.

In 1756 stierf zijn vrouw, met wie hij twaalf kinderen had, waarvan er slechts vier de jeugd overleefden. Later trouwde hij met Anna Nitschmann, leidster van de ongehuwde dames (wat in het taalgebruik van de hernhutters een ’koorleidster’ genoemd werd).

Drie jaar later overleed Zinzendorf in Herrnhut en werd daar ook begraven.

Invloed

Von Zinzendorf was een van de meest zichtbare en controversiële figuren in de vroege 18e eeuw. De wereldlijke en religieuze leiders kenden hem allemaal en hielden van hem of haatten hem.

Hij was de aandrijvende kracht achter de eerste georganiseerde protestantse missie. Benjaming Franklin publiceerde vele van zijn preken en verhandelingen.

Herdenking

Von Zinzendorf wordt als auteur van kerkliederen en een kerkhervormer herdacht op de heiligenkalender van de Evangelisch-Lutherse Kerk in Amerika (Evangelical Lutheran Church in America) en op de liturgische kalender van de Episcopale Kerk (USA) op 10 mei.

Verwijzingen

rel=nofollow
Werk in uitvoering
Iemand is nog met dit artikel bezig. Kom later terug om het resultaat te bekijken.

Weblinks

rel=nofollow