Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Joseph Quatannens

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Joseph Quatannens (Diksmuide, 4 maart 1902Anderlecht, 31 oktober 1974) was een Belgische persfotograaf. Omstreeks 1938 richtte hij te Brussel het fotoagentschap Le Lynx op. Samen met collega’s zoals Jacques Hersleven, Georges Champroux en Germaine Van Parys behoorde hij tijdens het interbellum tot de pioniers van de moderne fotojournalistiek in België; een specialisatie binnen de beroepsfotografie die gepaard ging met de steile ontwikkeling van de periodieke geïllustreerde dag- en weekbladpers en de reclamefotografie.

Leven

Joseph Quatannens werd geboren te Diksmuide in een burgerlijk gezin, dat na de dood van vader Paul in 1925 naar Brugge verhuisde. Ondanks een universitaire opleiding tot ingenieur in Brussel koos hij toch voor het onzekere beroep van persfotograaf. Hij werd daarbij geïnspireerd door zijn oom Raphaël Quatannens die in Diksmuide een fotostudio uitbaatte. Joseph vestigde zich eind 1929, begin 1930 als freelance fotoreporter in de Brusselse agglomeratie waar de belangrijkste persredacties en nieuwsagentschappen gevestigd waren. Voor o.a. Zondagsvriend, Le Soir Illustré, ABC, Panorama en VU maakte hij in de jaren 1930 opnamen van zowel anekdotische, banale taferelen uit het dagelijks leven als belangwekkende historische gebeurtenissen in binnen- en buitenland. Hij reisde als fotograaf o.m. naar Nederland, Frankrijk, Belgisch-Congo, Spanje (aan de vooravond van de burgeroorlog) en Oost-Europa. In Polen maakte hij beelden van het lompenproletariaat die nu als profetisch worden beschouwd. Met de oprichting van zijn agentschap "Le Lynx" fungeerde hij vanaf het eind van de jaren 1930 als intermediair tussen de pers en de fotojournalisten, zowel op nationaal als internationaal vlak, die onderling in een moordende concurrentiestrijd verwikkeld waren. Tegelijk bleef hij actief als fotograaf – met onderbreking in de oorlogsperiode – tot aan zijn dood in 1974. De naamgeving Le Lynx kan overigens beschouwd worden als een verwijzing naar een kat die naderhand uitgegroeid is tot een volwaardig roofdier in zijn jacht op nieuwsbeelden.

Werk

Humanistische reportagefotografie

Het archief van Joseph Quatannens is niet uitzonderlijk (veel gelijkaardige archieven zijn helaas vernietigd), maar wel opmerkelijk en zelfs exemplarisch voor de strategieën die de persfotograaf hanteerde om tegemoet te komen aan de noden van de moderne maatschappij. Een formele opleiding als fotograaf "tout court" bestond in de jaren 1920 en 1930 echter niet. Het was dan ook een oudere collega, namelijk S. Zandberg van het Brusselse agentschap 'Acta', die Joseph de kneépjes van het vak leerde. Een belangrijk stilistisch kenmerk van hun reportagefotografie is de "fysieke" aanwezigheid van de fotograaf in de confrontatie met zijn onderwerp en de aandacht voor compositie. Quatannens paste als kind van zijn tijd op het vlak van kadrering, camerastandpunt en beeldsnit vaak gematigde modernistische beeldstrategieën toe. Qua benadering dient zijn werk tot de humanistische reportagefotografie gerekend te worden. Vooral zijn poëtische beelden van "kleine mensen" in hun dagelijkse leefwereld en folklore zijn vervuld van menselijke warmte en mededogen. Omwille van zijn aandacht voor de onderkant van de maatschappij (o.a. zigeuners, zwarten, prostitués, alcoholici) – waarvoor de (klein)burgerij doorgaans met afgrijzen de andere kant opkijkt – en het voor zichzelf afwijzen van een (klein)burgerlijk bestaan in de provincie, kan Quatannens dan ook als een "modernist" beschouwd worden. Tot de vele andere thema's behoren religieuze praktijken, tradities, arbeid, landbouw, stakingen, politieke- en culturele manifestaties, sport, toerisme, misdaad en criminaliteit, theater, ... Een aantal beelden in dienst van organisaties of verenigingen van diverse strekking waren dan weer zorgvuldig geregisseerd en dienen onder de noemer propaganda te worden geklasseerd. Men kan de fotograaf op basis van zijn werk echter niet classificeren tot deze of gene strekking. Het merendeel van de opnamen gebeurde met een draagbare platencamera. Daarnaast maakte hij ook gebruik van een 'Roleiflex en een Leica.

Traditie versus Moderniteit

Tijdens het interbellum werd in de Belgische geïllustreerde pers van diverse signatuur veel aandacht geschonken aan de cyclische aspecten van het lokale leven. Dat verklaart ook waarom Quatannens zoveel opnamen maakte in de context van de seizoenen, traditionele feesten en folklore; waarin hij zich specialiseerde. De moderniteit met zijn lineaire tijd - en bijgevolg de verhoging van de arbeidsproductiviteit - werd ronduit negatief benaderd. Hét beeld uit het archief van Quatannens is dat van een geamputeerde windmolen die beschilderd is met het opschrift van de Amerikaanse olieproducent "TEXACO" en de zieltogende molenstenen in de berm met witgekalkte opschriften "TE KOOP". Een metafoor voor het einde van het agrarische tijdperk. Ook in het enige Belgische geïllustreerde tijdschrift dat men "modernistisch" zou kunnen noemen (althans in vormgeving), het Antwerpse Wereld-Revue, ontwaart men geen positieve waarderingen van die moderniteit. De beeldvorming daarin is ronduit apocalyptisch en verwijst vaak naar het debacle van de Eerste Wereldoorlog, fascisme, crisis en oorlogsdreiging. Ook voor dit tijdschrift leverde Quatannens tal van foto’s.

Moordende concurrentie

Het werd in de jaren 1930 steeds moeilijker om foto’s aan de redacties te slijten. Ten gevolge van de economische crisis en de democratisering van het medium fotografie waagden steeds meer avonturiers hun kans. Het resultaat was een daling van de prijzen voor steeds meer inwisselbare foto's. De uitbouw van eigen fotodiensten met fotografen in loondienst door persgroepen dreef de problematiek en de polemiek nog meer op de spits. Bovendien werd er in de pers nauwelijks aan auteursvermelding gedaan. Er ontstond behoefte aan een regeling rond auteursrechten. De in 1929 opgerichte Association des Reporters Photographiques de la Presse Belge kreeg er echter weinig vat op. Als freelancer diende Quatannens rekening te houden met de vraag naar "brave foto’s" die in het kader pasten van de verzuilde pers, en zich tegelijk – op de één of andere manier – van de massa te onderscheiden. Bij gebrek aan progressieve bladen in België waren waarlijk "stoute" of onconventionele foto’s naar vorm en/of inhoud erg moeilijk te commercialiseren. Het was balanceren op een slap koord. De oprichting van een fotoagentschap bood uitkomst. Voor Quatannens werd dit aldus geconcretiseerd in "Le Lynx". Als tussenpersoon tussen de pers en de fotografen kom men immers niet alleen vraag en aanbod op elkaar afstemmen, maar zich ook profileren en controle verwerven over de accreditering van zowel eigen foto’s als die van anderen in een grensoverschrijdend kader.

Archief

Quatannens' archief, bestaande uit circa 12.000 negatieven op glas en film, werd in 1997 geschonken aan het FotoMuseum Provincie Antwerpen (FoMu). Pas in 2012-2013 werd het ontsloten en bestudeerd. De resultaten daarvan werden gepresenteerd in de tentoonstelling en het boek "Le Lynx" (2013). Dit archief Joseph Quatannens – Le Lynx bevindt zich in dit museum.

Referenties/externe links

  • BOSTYN B., Le Lynx, FotoMuseum Provincie Antwerpen, 2013, 112 p.
  • Fotomuseum
rel=nofollow