Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Jodenvervolgingen na de Zwarte dood: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Jodenvervolgingen_na_de_Zwarte_dood&oldid=52034467 -1- NathanVandamme 1 aug 2018 vert wpen)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Jodenvervolgingen_na_de_Zwarte_dood&oldid=52084069 12 aug 2018 Nl maclean)
Regel 1: Regel 1:
'''Jodenvervolging na de Zwarte dood'''
<!--
[[File: 1349 burning of Jews-European chronicle on Black Death.jpg | thumb | Vertegenwoordiging van een massamoord op de Joden in 1349 '' Antiquitates Flandriae '' ([[Royal Library of Belgium]] manuscript 1376/77)]]
[[Bestand:Hinrichtung von Juden.JPG|miniatuur|Executie van joden tijdens de Zwarte Dood in 1349. Afbeelding uit de Kroniek van [[Gilles Li Muisit]]|328x328px]] -->
De '' 'Zwarte Dood vervolgingen en bloedbaden' '' waren een reeks gewelddadige aanvallen op [[Joodse gemeenschappen]] die de schuld kregen van een uitbarsting van de [[Zwarte Dood]] in Europa van 1348 tot 1351.
De '''Jodenvervolgingen na de Zwarte Dood''' waren een reeks gewelddadige aanvallen op joodse gemeenschappen, die verantwoordelijk werden gehouden voor de uitbraak van de [[Zwarte Dood]] in Europa tussen 1348 en 1351. De joodse gemeenschappen werden ervan beschuldigd de pestepidemie te hebben veroorzaakt door het vergiftigen van bronnen en waterputten. De aanvallen waren echter ook uitingen van een algemeen diepgeworteld [[antisemitisme]] en werden soms ook gemotiveerd door winstbejag. 


== Geschiedenis van vervolgingen ==
De [[Pogrom|pogroms]] vonden door heel Europa plaats maar het geweld was vooral in het [[Rijnland (Duitsland)|Rijnland]] erg heftig. Honderden gemeenschappen werden  tussen 1348 en 1351 vernietigd, meestal zonder dat de overheid probeerde in te grijpen. Een oproep van [[paus Clemens VI]] om de joodse gemeenschappen te sparen werd bijna overal genegeerd. Om aan het geweld te ontkomen trokken veel joden naar [[Koninkrijk Polen (1025-1385)|Polen]] en [[Grootvorstendom Moskou|Rusland]], waar ze nieuwe gemeenschappen stichtten.  
Christenen verachtten de Joden vanwege hun gebrek aan overtuiging in Jezus Christus. Het officiële kerkbeleid was om Joden te beschermen omdat Jezus werd geboren in het Joodse ras. Maar in werkelijkheid waren de Joden het doelwit van christelijke afkeer. Naarmate de pest in het midden van de 14e eeuw door Europa sloop en bijna de helft van de bevolking vernietigde, werden joden als [[zondebok # politieke / sociologische zondebok] zondebok]] beschouwd, waarschijnlijk omdat ze minder getroffen waren dan andere mensen. Beschuldigingen verspreidden zich dat Joden de ziekte hadden veroorzaakt door opzettelijk [[drinkput]]ten te vergiftigen.
== Geweldsexplosies tegen de joden ==
De eerste bloedbaden die rechtstreeks verband hielden met de pest vonden plaats in april 1348 in [[Toulon, Frankrijk]], waar een Joodse wijk werd geplunderd en veertig Joden werden vermoord in hun huizen, vervolgens gebeurden gelijkaardige feiten in [[Barcelona]]. In 1349 verspreidden de moordpartijen en vervolgingen zich over heel Europa, waaronder het [[Erfurt bloedbad (1349)]], het [[bloedbad in Basel]], massamoorden in Aragon en Vlaanderen. 2000 Joden werden levend verbrand op 14 februari 1349 op "Valentijnsdag" [[Straatsburg pogrom | Straatsburg bloedbad]], waar de pest de stad nog niet had beïnvloed. Terwijl de as nog smeulde, speurden christelijke inwoners van Straatsburg door de as en verzamelden waardevolle bezittingen van joden die niet door de vuren werden verbrand. Vele honderden Joodse gemeenschappen werden vernietigd in deze periode. Binnen de 510 joodse gemeenschappen die in deze periode werden vernietigd, pleegden sommige leden zelfmoord om de vervolgingen te voorkomen. In het voorjaar van 1349 werd de Joodse gemeenschap in Frankfurth-am-Main vernietigd. Dit werd gevolgd door de vernietiging van Joodse gemeenschappen in Mainz en Keulen. De 3000 sterke joodse bevolking van Mainz verdedigde zich aanvankelijk en wist de christelijke aanvallers af te houden. Maar de christenen slaagden erin het Joodse getto uiteindelijk te overweldigen en alle Joden te doden
Halverwege de 14e eeuw trok de [[Pest (ziekte)|pest]] door Europa en roeide een kwart tot de helft van de bevolking uit. Joden werden snel aangewezen als [[zondebok]]. Het gerucht ging dat de joden de ziekte hadden veroorzaakt door waterputten te vergiftigen. Ook bestond de indruk dat er in joodse gemeenschappen minder slachtoffers waren, wat de joden in de ogen van velen verdacht maakte.
In [[Speyer]] werden Joodse lichamen in wijnvaten gegooid en in de Rijn geworpen. Tegen het einde van 1349 was het ergste van de pogroms in het Rijnland geëindigd. Maar rond deze tijd begonnen de moordpartijen van Joden op te lopen nabij de steden van de Baltische kust en in Oost-Europa. In 1351 waren er 350 incidenten van anti-Joodse pogroms en 60 grote en 150 minder belangrijke joodse gemeenschappen waren uitgeroeid. Dit alles veroorzaakte de oostwaartse beweging van het Jodendom van Noord-Europa naar Polen en Rusland, waar ze gedurende de volgende zes eeuwen bleven. Koning [[Casimir III de Grote | Casimir]] van Polen gaf met enthousiasme onderdak en bescherming aan de Joden. De motieven voor deze actie zijn onduidelijk. De koning was goed voor Joden en had een joodse minnares. Hij was ook geïnteresseerd in het benutten van het economisch potentieel van het Jodendom
 
Het gerucht over de vergiftigde waterputten leek geloofwaardiger te worden toen in september 1348 enkele joden in [[Genève (stad)|Genève]] onder [[marteling]] het verhaal bevestigden. Er zou sprake zijn van kleine zakjes gif die vanuit [[Toledo (Spanje)]] door Europa werden gesmokkeld. Dit verhaal werd per brief van stad naar stad verspreid en droeg bij aan agressie jegens joodse gemeenschappen.<ref name=":0">{{Citeer boek|titel=A history of the Jews|auteur=Johnson, Paul, 1928-|url=https://www.worldcat.org/oclc/18593125|uitgever=Perennial Library|plaats=New York|datum=1988, ©1987|ISBN=0060915331}}</ref>
 
De eerste bloedbaden die rechtstreeks verband hielden met de pest vonden plaats in april 1348 in [[Toulon]] ([[Frankrijk in de Middeleeuwen|Frankrijk]]) waar een joodse wijk werd geplunderd en veertig joden werden vermoord in hun huizen. Vervolgens gebeurde hetzelfde in [[Barcelona (Spanje)|Barcelona]]. In 1349 verspreidden de moordpartijen en vervolgingen zich over heel Europa, met moordpartijen in de steden [[Erfurt]] en [[Bazel (Zwitserland)|Bazel]], en in de graafschappen [[Graafschap Aragon|Aragon]] en [[Graafschap Vlaanderen|Vlaanderen]]. Op 14 februari 1349 ([[Valentijnsdag]]) werden 2000 joden levend verbrand in [[Straatsburg]], hoewel de pest de stad nog niet eens had bereikt. Christelijke inwoners van Straatsburg verzamelden waardevolle joodse bezittingen uit de nog smeulende as.
 
In het voorjaar van 1349 werd de joodse gemeenschap in [[Frankfurt am Main]] vernietigd, gevolgd door de gemeenschappen in [[Mainz]] en [[Keulen]]. De 3000 joodse bewoners van Mainz (andere bronnen spreken van 6000 inwoners<ref name=":1">{{Citeer boek|titel=A distant mirror : the calamitous 14th century|auteurlink=|auteur=Tuchman, Barbara W.  1912-1989.|medeauteurs=Rogers D. Spotswood Collection.|taal=|url=https://www.worldcat.org/oclc/3870107|uitgever=Knopf|plaats=New York|datum=1978|pagina's=|ISBN=0394400267}}</ref>) wisten aanvankelijk de christelijke aanvallers af te slaan. Uiteindelijk werd het joodse [[getto]] onder de voet gelopen en de inwoners gedood.
In [[Speyer]] werden joodse lichamen in wijnvaten in de [[Rijn]] geworpen. Tegen het einde van 1349 waren de ergste [[Pogrom|pogroms]] in het [[Rijnland (Duitsland)|Rijnland]] geëindigd en begonnen de vervolgingen in de steden langs de [[Oostzee]] en in Oost-Europa. In totaal werden honderden joodse gemeenschappen vernietigd. 
 
Veel joden pleegden [[zelfmoord]] om niet het slachtoffer te worden van de vervolgingen. Zo koos de joodse gemeenschap in [[Worms (stad)|Worms]] (400 personen) er vrijwillig voor om in het vuur te sterven.<ref name=":1" /> 
 
Dit alles leidde ertoe dat veel joden vanuit Noord- en Centraal Europa migreerden naar het veiligere [[Koninkrijk Polen (1025-1385)|Polen]] en [[Grootvorstendom Moskou|Rusland]], waar zo grote joodse gemeenschappen ontstonden. Koning[[Casimir III de Grote | Casimir III]] van Polen bood onderdak en bescherming aan de joden. Hij had zelf een joodse minnares en was ook geïnteresseerd in het benutten van het economisch potentieel van het jodendom.
 
De laatste grote pogroms vonden in 1349 plaats in [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] en in [[Brussel (stad)|Brussel,]] waar de hele joodse bevolking werd uitgemoord.<ref name=":1" /> Toen de pest in 1350 afnam, verminderde ook het geweld tegen Joodse gemeenschappen. In 1351 waren zowel de pest als de grootscheepse vervolging van joden voorbij, hoewel antisemitisme, vervolging en discriminatie bleven bestaan.
 
== Reactie van kerk en overheid ==
In veel steden deden de autoriteiten weinig om de joodse gemeenschappen te beschermen of steunden juist het geweld. [[Paus Clemens VI]] probeerde de joodse gemeenschappen te beschermen door twee keer een pauselijke [[Bul (document)|bul]] uit te brengen (op 6 juli 1348 en op 26 september 1348) waarin hij stelde dat diegenen die de schuld gaven aan de joden "verleid door die leugenaar, de duivel" waren. Hierin werd Clemens geholpen door onderzoek van zijn persoonlijke arts [[Guy de Chauliac]] die op basis van zijn behandeling van de geïnfecteerden beargumenteerde dat de joden niet de schuldigen waren.
<!-- [[Bestand:Burning Jews.jpg|miniatuur|Joden op de brandstapel in Neurenberg. Afbeelding uit de [[Kroniek van Neurenberg]] (1493)|alt=|links]] -->
Paus Clemens wees erop dat ook joden het slachtoffer werden van de pest en dat de ziekte voorkwam in streken waar geen joden woonden. Hij riep de [[Geestelijke|geestelijkheid]] op om joden in bescherming te nemen. De bullen hadden voornamelijk effect in [[Avignon]], op dat moment [[Babylonische ballingschap der pausen|de zetel van de paus]], en ander [[Kerkelijke Staat|pauselijk grondgebied]].<ref name=":1" /> Ook koning [[Peter IV van Aragón]] publiceerde een proclamatie met dezelfde strekking.<ref name=":0" />
 
De inspanningen van Clemens werden gedeeltelijk teniet gedaan door de pas verkozen [[Koning van Duitsland|Rooms Koning]] [[Keizer Karel IV|Karel IV]], die eigendommen van door rellen gedode joden verbeurd verklaarde, wat de plaatselijke autoriteiten een financiële prikkel gaf om niet op te treden tegen het geweld. Ook gaf hij persoonlijk toestemming voor de moord op de joden van [[Neurenberg]] in 1349.<ref>{{Citeer web|url=https://www.welt.de/geschichte/article155333430/Wie-Kaiser-Karl-IV-bei-der-Pest-die-Juden-verriet.html|titel=Wie Kaiser Karl IV. wegen der Pest die Juden verriet|bezochtdatum=2018-08-07|auteur=Florian Stark|datum=2016-05-14|werk=DIE WELT}}</ref>
 
Veel vorsten deden pro forma pogingen om de joden te beschermen maar traden niet echt op tegen de volkswoede, waarbij ook de te verwachten opbrengst van geplunderd of in beslag genomen joods eigendom een rol speelde.<ref name=":1" /> Er waren slechts enkele uitzonderingen. Behalve de al eerder genoemde Casimir III van Polen bood ook [[Ruprecht I van de Palts]] onderdak aan joodse vluchtelingen; [[Albrecht II van Oostenrijk]] wist de joden op zijn grondgebied daadwerkelijk bescherming te bieden. Het stadsbestuur van Straatsburg verzette zich tegen de plannen voor een pogrom maar werd door de plaatselijke [[Gilde (beroepsgroep)|gildes]] afgezet en vervangen door een meer meegaand bestuur.<ref name=":1" />
 
== Redenen voor geweld tegen joden ==
<!-- [[Bestand:The flagellants at Doornik in 1349.jpg|miniatuur|283x283px|Flagellanten in Doornik. De komst van een groep flagellanten leidde vaak tot geweld tegen de joodse gemeenschap|alt=]] -->
Er zijn veel mogelijke redenen geopperd waarom juist de joden ervan werden beschuldigd de pest veroorzaakt te hebben. Eén reden was dat [[antisemitisme]] in de 14e eeuw wijd was verspreid, zowel op religieuze als economische gronden. Het officiële beleid van de [[Rooms-Katholieke Kerk|Rooms-katholieke kerk]] was om joden te beschermen omdat [[Jezus (traditioneel-christelijk)|Jezus]] was geboren in het Joodse volk. Maar in werkelijkheid hadden de christenen een afkeer van de joden omdat juist zij Christus niet erkenden als de [[Messias]]. Ook circuleerden er in Europa al heel lang antisemitische verhalen over de vermeende kwaadaardigheid van de joden, waaronder het beruchte [[bloedsprookje]].
 
Joden speelden daarnaast een belangrijke rol in de geldeconomie, onder andere in het verstrekken van [[Lening|leningen]] tegen [[rente]]. Dit gaf zowel redenen om joden te verachten. Ook winstbejag was een factor in het uitbreken van geweld, zowel voor 'het gewone volk' als 'de elite'. Elimineren van een joodse gemeenschap bood kansen voor plundering, en uitstaande schulden aan vermoorde of verdreven joodse bankiers hoefden niet meer te worden afgelost.<ref name=":0" /> 
 
Daarnaast is het mogelijk dat de pest onder de joden inderdaad relatief gezien minder slachtoffers maakte, wat hen in de ogen van anderen verdacht zou hebben gemaakt. Er zijn veel [[Jodendom|joodse wetten]] die hygiëne bevorderen: een jood moet zijn of haar handen wassen voor het eten van brood en na het gebruik van de badkamer; ook was het gebruikelijk voor joden om een keer per week vóór de [[sjabbat]] te baden, en moet een lijk moest gewassen worden voor de begrafenis.
 
Concrete aanleiding voor het geweld tegen de joodse gemeenschap was vaak de komst van een groep rondtrekkende [[flagellanten]] in een stad. Dit waren groepen van 100 tot 1000 fanatieke gelovigen, die zichzelf geselden en mensen opriepen tot berouw en boetedoening. Zij waren vooral actief in de [[Lage Landen]], [[Koninkrijk Duitsland|Duitsland]] en [[Picardië]], en wisten keer op keer de plaatselijke bevolking op te zwepen tegen de joodse 'gifmengers'. In 1349 werden de flagellanten door de paus verboden. Dit valt samen met het eind van het grootschalige geweld tegen joden, en het eind van de pest.<ref name=":1" />


== Redenen voor relatieve Joodse immuniteit ==
Er zijn veel mogelijke redenen waarom Joden werden beschuldigd de oorzaak van de pest te zijn. Eén reden was dat er in de 14e eeuw een algemeen gevoel van antisemitisme bestond. Daarnaast zijn er veel joodse wetten die reinheid bevorderen: een jood moet zijn of haar handen wassen voor het eten van brood en na het gebruik van de badkamer was het gebruikelijk voor joden om een keer per week vóór de sabbat te baden, een lijk moest gewassen worden voor de begrafenis, enzovoort.
== Overheidsreacties ==
In veel steden deden de civiele autoriteiten óf weinig om de joodse gemeenschappen te beschermen, of promootten juist de relschoppers. [[Paus Clement VI]] (de Frans geboren Benedictijner, Pierre Roger) probeerde de joodse gemeenschappen te beschermen door twee [[pauselijke] bul] s (de eerste op 6 juli 1348 en een andere 26 september 1348) uit te brengen die zeiden dat diegenen die schuld gaven aan de joden "verleid door die leugenaar, de duivel" waren en spoorde geestelijken aan om de joden te beschermen. In dit, werd Clement geholpen door de onderzoeken van zijn persoonlijke arts [[Guy de Chauliac]] die uit zijn eigen behandeling van de geïnfecteerden argumenteerde dat de Joden niet de schuldige waren. De inspanningen van Clement werden gedeeltelijk ongedaan gemaakt door de pas verkozen [[Karel IV, Heilige Roomse Keizer]] die eigendommen van door rellen gedode Joden verbeurd verklaarde, wat de plaatselijke autoriteiten een financiële prikkel gaf om een oogje dicht te knijpen.
== Nasleep ==
Toen de pest afnam in 1350, nam ook het geweld tegen Joodse gemeenschappen af. In 1351 was de pest en de onmiddellijke vervolging van joden voorbij, hoewel het achtergrondniveau van vervolging en discriminatie bleef bestaan. Ziegler (1998) merkt op dat "er niets unieks was aan de moordpartijen." 20 jaar na de Zwarte Dood vernietigde het [[Brussels bloedbad]] (1370) de Belgische Joodse gemeenschap
== Joodse verhalen over zwarte dood in de vroegmoderne tijd ==
== Joodse verhalen over zwarte dood in de vroegmoderne tijd ==
Hoewel bijna 350 jaar lang verteld, waren er tot 1696 geen geschreven verslagen van de Zwarte Dood door Joodse verhalen tot Yiftah Yosef ben Naftali Hirts Segal Manzpach in de Mayse Nissim. Yuzpa Shammes, zoals hij vaak werd genoemd, was een schrijver en [[Gabbai | shammash]] van de Worms-gemeenschap gedurende tientallen jaren. Zijn verslagen zijn bedoeld om te laten zien dat de Joden niet lui waren, maar dat ze actie ondernamen tegen onvermijdelijk de zondebok worden. Ondanks Yuzpa's bewering dat de Joden vochten tegen de bloedbaden, zijn er tegenstrijdige verslagen die beweren dat er geen bewijs was van "gewapend verzet". Deze tegenstrijdige verhalen laten het effect zien van orale traditie die gemanipuleerd wordt om in bepaalde omstandigheden te passen.
Hoewel er bijna 350 jaar lang joodse verhalen waren verteld over de Zwarte Dood, waren er geen geschreven verslagen tot de teksten van Yiftah Yosef ben Naftali Hirts Segal Manzpach in de ''Mayse Nissim'' uit 1696. Yuzpa Shammes, zoals hij vaak werd genoemd, was een schrijver en gedurende tientallen jaren [[Sjamasj|shammash]] (koster) van de gemeenschap in Worms. Zijn verslagen waren bedoeld om te laten zien dat de joden niet passief waren, maar dat ze actie hadden ondernomen om niet onvermijdelijk de zondebok worden. Hoewel Yuzpa beweert dat de joden zich tegen de bloedbaden hadden verzet, zijn er ook tegenstrijdige verslagen die beweren dat er geen bewijs is van "gewapend verzet".  


"Gewone mensen haatten de Joden omdat ze de kooplieden en aristocraten hadden gediend, en met hun leningen en met hun kapitaal hielpen om de stedelijke economie en de regerende politieke en territoriale onafhankelijkheid van de stad te vestigen. Verder hadden de Joden ambachtslieden uitgebuit met leningen tegen woekerprijzen. Deze redenen gaven het "gewone volk" het motief om de Joden te doden omdat ze een politieke en sociale status kregen. Brüruer voegde er ook aan toe dat "anderen ... zagen de bloedbaden als de wraak van verarmde schuldenaren tegen de bevoorrechte elite van hun Joodse schuldeisers. Ze gebruikten hun inspanningen op het gebied van creditering en lenen als een platform voor het verdienen van inkomsten en het verkrijgen van sociale, maar ook politieke status. Een gevolg hiervan was jaloezie en een toename van woede jegens de Joden omdat het gewone volk al een bestaande haat voor de Joden had.
{{Appendix|2=
{{References}}
{{Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=en|titel=Black_Death_Jewish_persecutions|oldid=853142723}}
}}
{{authority control|TYPE=t|Wikidata=Q842848 }}
[[Categorie:Antisemitisme]] [[Categorie:Pest (ziekte)]]
[[Categorie:Pogrom]]  [[Categorie:14e eeuw]]

Versie van 15 aug 2018 06:47

De Jodenvervolgingen na de Zwarte Dood waren een reeks gewelddadige aanvallen op joodse gemeenschappen, die verantwoordelijk werden gehouden voor de uitbraak van de Zwarte Dood in Europa tussen 1348 en 1351. De joodse gemeenschappen werden ervan beschuldigd de pestepidemie te hebben veroorzaakt door het vergiftigen van bronnen en waterputten. De aanvallen waren echter ook uitingen van een algemeen diepgeworteld antisemitisme en werden soms ook gemotiveerd door winstbejag.

De pogroms vonden door heel Europa plaats maar het geweld was vooral in het Rijnland erg heftig. Honderden gemeenschappen werden tussen 1348 en 1351 vernietigd, meestal zonder dat de overheid probeerde in te grijpen. Een oproep van paus Clemens VI om de joodse gemeenschappen te sparen werd bijna overal genegeerd. Om aan het geweld te ontkomen trokken veel joden naar Polen en Rusland, waar ze nieuwe gemeenschappen stichtten.

Geweldsexplosies tegen de joden

Halverwege de 14e eeuw trok de pest door Europa en roeide een kwart tot de helft van de bevolking uit. Joden werden snel aangewezen als zondebok. Het gerucht ging dat de joden de ziekte hadden veroorzaakt door waterputten te vergiftigen. Ook bestond de indruk dat er in joodse gemeenschappen minder slachtoffers waren, wat de joden in de ogen van velen verdacht maakte.

Het gerucht over de vergiftigde waterputten leek geloofwaardiger te worden toen in september 1348 enkele joden in Genève onder marteling het verhaal bevestigden. Er zou sprake zijn van kleine zakjes gif die vanuit Toledo (Spanje) door Europa werden gesmokkeld. Dit verhaal werd per brief van stad naar stad verspreid en droeg bij aan agressie jegens joodse gemeenschappen.[1]

De eerste bloedbaden die rechtstreeks verband hielden met de pest vonden plaats in april 1348 in Toulon (Frankrijk) waar een joodse wijk werd geplunderd en veertig joden werden vermoord in hun huizen. Vervolgens gebeurde hetzelfde in Barcelona. In 1349 verspreidden de moordpartijen en vervolgingen zich over heel Europa, met moordpartijen in de steden Erfurt en Bazel, en in de graafschappen Aragon en Vlaanderen. Op 14 februari 1349 (Valentijnsdag) werden 2000 joden levend verbrand in Straatsburg, hoewel de pest de stad nog niet eens had bereikt. Christelijke inwoners van Straatsburg verzamelden waardevolle joodse bezittingen uit de nog smeulende as.

In het voorjaar van 1349 werd de joodse gemeenschap in Frankfurt am Main vernietigd, gevolgd door de gemeenschappen in Mainz en Keulen. De 3000 joodse bewoners van Mainz (andere bronnen spreken van 6000 inwoners[2]) wisten aanvankelijk de christelijke aanvallers af te slaan. Uiteindelijk werd het joodse getto onder de voet gelopen en de inwoners gedood. In Speyer werden joodse lichamen in wijnvaten in de Rijn geworpen. Tegen het einde van 1349 waren de ergste pogroms in het Rijnland geëindigd en begonnen de vervolgingen in de steden langs de Oostzee en in Oost-Europa. In totaal werden honderden joodse gemeenschappen vernietigd.

Veel joden pleegden zelfmoord om niet het slachtoffer te worden van de vervolgingen. Zo koos de joodse gemeenschap in Worms (400 personen) er vrijwillig voor om in het vuur te sterven.[2]

Dit alles leidde ertoe dat veel joden vanuit Noord- en Centraal Europa migreerden naar het veiligere Polen en Rusland, waar zo grote joodse gemeenschappen ontstonden. Koning Casimir III van Polen bood onderdak en bescherming aan de joden. Hij had zelf een joodse minnares en was ook geïnteresseerd in het benutten van het economisch potentieel van het jodendom.

De laatste grote pogroms vonden in 1349 plaats in Antwerpen en in Brussel, waar de hele joodse bevolking werd uitgemoord.[2] Toen de pest in 1350 afnam, verminderde ook het geweld tegen Joodse gemeenschappen. In 1351 waren zowel de pest als de grootscheepse vervolging van joden voorbij, hoewel antisemitisme, vervolging en discriminatie bleven bestaan.

Reactie van kerk en overheid

In veel steden deden de autoriteiten weinig om de joodse gemeenschappen te beschermen of steunden juist het geweld. Paus Clemens VI probeerde de joodse gemeenschappen te beschermen door twee keer een pauselijke bul uit te brengen (op 6 juli 1348 en op 26 september 1348) waarin hij stelde dat diegenen die de schuld gaven aan de joden "verleid door die leugenaar, de duivel" waren. Hierin werd Clemens geholpen door onderzoek van zijn persoonlijke arts Guy de Chauliac die op basis van zijn behandeling van de geïnfecteerden beargumenteerde dat de joden niet de schuldigen waren. Paus Clemens wees erop dat ook joden het slachtoffer werden van de pest en dat de ziekte voorkwam in streken waar geen joden woonden. Hij riep de geestelijkheid op om joden in bescherming te nemen. De bullen hadden voornamelijk effect in Avignon, op dat moment de zetel van de paus, en ander pauselijk grondgebied.[2] Ook koning Peter IV van Aragón publiceerde een proclamatie met dezelfde strekking.[1]

De inspanningen van Clemens werden gedeeltelijk teniet gedaan door de pas verkozen Rooms Koning Karel IV, die eigendommen van door rellen gedode joden verbeurd verklaarde, wat de plaatselijke autoriteiten een financiële prikkel gaf om niet op te treden tegen het geweld. Ook gaf hij persoonlijk toestemming voor de moord op de joden van Neurenberg in 1349.[3]

Veel vorsten deden pro forma pogingen om de joden te beschermen maar traden niet echt op tegen de volkswoede, waarbij ook de te verwachten opbrengst van geplunderd of in beslag genomen joods eigendom een rol speelde.[2] Er waren slechts enkele uitzonderingen. Behalve de al eerder genoemde Casimir III van Polen bood ook Ruprecht I van de Palts onderdak aan joodse vluchtelingen; Albrecht II van Oostenrijk wist de joden op zijn grondgebied daadwerkelijk bescherming te bieden. Het stadsbestuur van Straatsburg verzette zich tegen de plannen voor een pogrom maar werd door de plaatselijke gildes afgezet en vervangen door een meer meegaand bestuur.[2]

Redenen voor geweld tegen joden

Er zijn veel mogelijke redenen geopperd waarom juist de joden ervan werden beschuldigd de pest veroorzaakt te hebben. Eén reden was dat antisemitisme in de 14e eeuw wijd was verspreid, zowel op religieuze als economische gronden. Het officiële beleid van de Rooms-katholieke kerk was om joden te beschermen omdat Jezus was geboren in het Joodse volk. Maar in werkelijkheid hadden de christenen een afkeer van de joden omdat juist zij Christus niet erkenden als de Messias. Ook circuleerden er in Europa al heel lang antisemitische verhalen over de vermeende kwaadaardigheid van de joden, waaronder het beruchte bloedsprookje.

Joden speelden daarnaast een belangrijke rol in de geldeconomie, onder andere in het verstrekken van leningen tegen rente. Dit gaf zowel redenen om joden te verachten. Ook winstbejag was een factor in het uitbreken van geweld, zowel voor 'het gewone volk' als 'de elite'. Elimineren van een joodse gemeenschap bood kansen voor plundering, en uitstaande schulden aan vermoorde of verdreven joodse bankiers hoefden niet meer te worden afgelost.[1]

Daarnaast is het mogelijk dat de pest onder de joden inderdaad relatief gezien minder slachtoffers maakte, wat hen in de ogen van anderen verdacht zou hebben gemaakt. Er zijn veel joodse wetten die hygiëne bevorderen: een jood moet zijn of haar handen wassen voor het eten van brood en na het gebruik van de badkamer; ook was het gebruikelijk voor joden om een keer per week vóór de sjabbat te baden, en moet een lijk moest gewassen worden voor de begrafenis.

Concrete aanleiding voor het geweld tegen de joodse gemeenschap was vaak de komst van een groep rondtrekkende flagellanten in een stad. Dit waren groepen van 100 tot 1000 fanatieke gelovigen, die zichzelf geselden en mensen opriepen tot berouw en boetedoening. Zij waren vooral actief in de Lage Landen, Duitsland en Picardië, en wisten keer op keer de plaatselijke bevolking op te zwepen tegen de joodse 'gifmengers'. In 1349 werden de flagellanten door de paus verboden. Dit valt samen met het eind van het grootschalige geweld tegen joden, en het eind van de pest.[2]

Joodse verhalen over zwarte dood in de vroegmoderne tijd

Hoewel er bijna 350 jaar lang joodse verhalen waren verteld over de Zwarte Dood, waren er geen geschreven verslagen tot de teksten van Yiftah Yosef ben Naftali Hirts Segal Manzpach in de Mayse Nissim uit 1696. Yuzpa Shammes, zoals hij vaak werd genoemd, was een schrijver en gedurende tientallen jaren shammash (koster) van de gemeenschap in Worms. Zijn verslagen waren bedoeld om te laten zien dat de joden niet passief waren, maar dat ze actie hadden ondernomen om niet onvermijdelijk de zondebok worden. Hoewel Yuzpa beweert dat de joden zich tegen de bloedbaden hadden verzet, zijn er ook tegenstrijdige verslagen die beweren dat er geen bewijs is van "gewapend verzet".

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. 1,0 1,1 1,2 Johnson, Paul, 1928-, A history of the Jews, Perennial Library, New York , 1988, ©1987. ISBN 0060915331.
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 Tuchman, Barbara W. 1912-1989.; Rogers D. Spotswood Collection., A distant mirror : the calamitous 14th century, Knopf, New York , 1978. ISBN 0394400267.
  3. º Florian Stark. Wie Kaiser Karl IV. wegen der Pest die Juden verriet. DIE WELT (2016-05-14) Geraadpleegd op 2018-08-07
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow