Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ignaz Trebitsch-Lincoln

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
rel=nofollow

Ignaz Thimoteus Trebitsch-Lincoln (Paks, Oostenrijk-Hongarije, 4 april 1879Shanghai, 4 oktober 1943), van joodse afstamming, was gedeelten van zijn leven actief als protestants zendeling, anglicaans priester, Brits parlementslid, Duits spion en nazi-collaborateur en boeddhistisch monnik.

Leven

Ignaz Trebitsch (oorspronkelijk Abraham Schwarz, ook bekend als Moses Pinkeles) werd geboren in een orthodox-joodse familie in het dorpje Paks in Oostenrijk-Hongarije. Zijn vader, Nathan Trebitsch, was een rijke transportondernemer uit Moravië. Het gezin verhuisde later naar Boedapest. Ignaz Trebitsch schreef zich in aan de Koninklijke Hongaarse Academie voor Dramatische Kunsten, maar maakte deze studies niet af.

Nathan Trebitsch verloor het hele fortuin door riskante investeringen,[1] en blijkbaar kwam de jonge Ignaz er door in moeilijkheden, want weldra werd hij gerechtelijk vervolgd wegens een diefstal van een gouden horloge. Hij ontliep de situatie door zich naar Londen te begeven. Daar kwam hij in contact met Christlieb T. Lipshytz van de London Society for Promoting Christianity Among the Jews.[2] Hij werd op kerstdag in 1899 in Hamburg als lutheraan gedoopt en volgde te Breklum (in de omgeving van Hamburg) een studie protestantse theologie. In die periode leerde hij Margarethe Kahlor kennen, de dochter van een Duits zeekapitein.[1] Omdat hij zich, tegen de regels, als student reeds had verloofd, moest hij het seminarie verlaten, waarna hij naar Canada trok om voor de London Society for the Promotion of Christianity Among the Jews zendingswerk te verrichten onder de joden van Montreal, aanvankelijk als presbyteriaans predikant, later als anglicaan. Hij liet Margarethe in 1901 naar Montreal komen, waar ze trouwden.[1]

Groot-Brittannië

In 1903 keerde het gezin Trebitsch terug naar Groot-Brittannië, waar hij anglicaans priester was te Appledore, Kent. In het gezin werden vier zonen geboren. Een van de zonen beschouwde zich zijn leven lang als jood.

In 1904 nam Ignaz Trebitsch de naam Timothy Trebich-Lincoln aan.[3] Hij kwam in contact met Benjamin Seebohm Rowntree, een chocolademagnaat, quaker en filantroop, politiek actief als liberaal.[2] Trebitsch kon Rowntree ervan overtuigen hem aan het werk te zetten als researchassistent voor het boek dat Rowntree aan het schrijven was over de armoede in België.[2] Met de steun van Rowntree besloot Trebitsch-Lincoln, op dat moment nog geen Brits burger, zich kandidaat te stellen voor een zetel in het parlement, als vertegenwoordiger van Darlington (County Durham). Hij verkreeg intussen de Britse nationaliteit in 1909 en werd in januari 1910 verkozen als liberaal parlementslid voor het Lagerhuis (House of Commons). Een parlementslid kreeg in die tijd geen salaris, en Trebitsch-Lincoln gaf zich niet op als kandidaat voor de algemene verkiezingen in november 1910.

Hij investeerde in de olie-industrie in Roemenië en Galicië, maar de firma ging bankroet en hij was de beleggers meer dan honderdduizend pond schuldig. Wegens deze verwikkelingen werd hij uit de liberale partij gezet.

Om zijn schulden te betalen, zou hij in Engeland zijn diensten hebben aangeboden als spion, maar Engeland ging niet in op dit aanbod. Daarop ging hij voor de Duitsers aan de slag als spion. Opnieuw in Engeland, ontsnapte hij op het nippertje aan een arrestatie en vluchtte in 1915 naar New York. Daar kon hij contact leggen met Franz von Papen. Von Papen had vanuit Berlijn de instructie om niets te maken te hebben met Trebitsch-Lincoln. Trebitsch-Lincoln verkocht daarop zijn fictief aangedikte verhaal aan het New York World Magazine, dat het publiceerde onder de titel Revelation of I. T. T. Lincoln, Former Member of Parliament Who Became a Spy. Zijn boek, Revelations of an International Spy, werd uitgegeven in Londen in 1916.

Dit irriteerde de Engelsen, die hem in Amerika lieten arresteren en aan Groot-Brittannië lieten uitleveren, echter niet wegens spionage, omdat dit niet in het uitleveringsverdrag tussen Engeland en de Verenigde Staten stond, maar wegens fraude. Terwijl hij op zijn rechtszaak wachtte, had hij een tijdelijke job als censor, en controleerde de Duitstalige post.[2] Dit werkje verrichtte hij buiten de gevangenis. Hij kon de bewakers aanzetten om onderweg bij een pub te stoppen om iets te drinken en gebruikte de gelegenheid om via een toiletraampje te ontsnappen.[2] Hij vond het een goed idee om opnieuw naar Amerika te vertrekken en er opnieuw te publiceren over zijn leven als spion. Bijgevolg werd hij ook terug gearresteerd en uitgeleverd aan Engeland. Veroordeeld voor fraude en documentenvervalsing bracht hij drie jaar door in de gevangenis van Parkhurst op het eiland Wright. Toen hij in 1919 werd vrijgelaten, werd hem de Britse nationaliteit afgenomen en werd hij het land uitgewezen.

Berlijn

In 1920 was hij in Duitsland betrokken bij de couppoging van Wolfgang Kapp en was de persspreker van de samenzweerders. De coupleden opereerden vanuit een Berlijns hotel. Adolf Hitler was in allerijl met Dietrich Eckart aangereisd uit München om zich aan te sluiten bij de coup.[4] Toen Eckart bemerkte dat de Jood Trebitsch persspreker was, nam hij Hitler bij de arm mee naar buiten, zeggend: „Adolf, we hebben hier geen verdere zaken.”[3] Trebitsch-Lincoln werd gearresteerd, ontsnapte uit de hechtenis en vluchtte naar München en van daar naar Hongarije, gebruik makend van verschillende vermommingen en wel tien valse identiteiten. Hij was actief bij diverse extreemrechtse groepen in Oostenrijk, Hongarije en Tsjechoslovakije, die zich verzetten tegen het Verdrag van Versailles.

Na een tijdje kwamen in de extreemrechtse bewegingen steeds meer stemmen op om Trebitsch-Lincoln te vermoorden; niet in de eerste plaats wegens zijn Joodse achtergrond, maar omdat men hem ging zien als een avonturier die slechts risico’s meebracht voor hun organisaties. Trebitsch-Lincoln bracht zich in veiligheid in Wenen en nam een koffer met geheime documenten van de extreemrechtse groeperingen mee. Hij probeerde de documenten eerst aan Frankrijk, dan aan Engeland te verkopen, maar als gevolg van de reputatie die hij had opgebouwd, dacht men dat de papieren vals waren. Uiteindelijk kon hij de koffer aan Tsjechoslovakije verkopen.[2]

Vervolgens probeerde hij zijn geluk bij de Italiaanse fascisten, maar daar werd hij al spoedig het land uitgewezen.

China

In november 1921 reisde hij naar China. Daar werd hij, onder de naam Puk Kusati,[2] de raadgever van de krijgsheer Wu Peifu (吴佩孚).[3][5]

In 1925 reisde hij van China naar Ceylon (Sri Lanka), waar hij het boeddhisme onderzocht. Hij studeerde er twee of drie jaar Pali en Sanskriet. Zijn boeddhistische activiteiten werden zelfs opgemerkt door de krant The Times, waarin hierover een artikel verscheen.

In 1926 kreeg hij de toelating om Groot-Brittannië binnen te reizen, om er afscheid te nemen van zijn zoon, John Ignatius Lincoln,[5] die als soldaat veroordeeld was wegens zijn aandeel in een inbraak waarbij een burger om het leven kwam. Toen zijn schip in Marseille aankwam, bleek zijn zoon op 2 maart 1926 reeds geëxecuteerd te zijn door ophanging.[5]

Trebitsch-Lincoln als boeddhistische monnik Chao Kung.

Deze ervaring zou een drijfveer geweest zijn waarom Trebitsch-Lincoln zich in 1931 in Hangzhou, China, tot boeddhistisch monnik liet wijden. Men neemt aan dat hij de eerste westerling was die een boeddhistisch monnik werd. Hij volgde vooral het theravadaboeddhisme, wat hij voor het ware boeddhisme hield, in tegenstelling tot het Chinese boeddhisme, hinayana en mahayana.

Hij onderhield briefcontact met de panchen lama, en gaf zich uit als lama Djordi Den. Hij verzamelde een groep van dertien westerse boeddhisten om zich heen, en was in 1931 hun abt met de naam Chao Kung (Chinees 照空 pinyin: Zhào Kōng).

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam hij contact op met de Gestapo-basis in Shanghai, met het plan het hele boeddhistische oosten in opstand te laten komen tegen de Britse invloed. De opperbevelhebber van de Gestapo in het Verre Oosten, SS-kolonel Josef Meisinger,[6] drong erop aan dat dit plan ernstig overwogen diende te worden. Heinrich Himmler, Rudolf Hess[2] en Joachim von Ribbentrop[2] waren er enthousiast over, maar Reinhard Heydrich verwierp het plan wegens Trebitsch-Lincolns Joodse afkomst, en het ging niet door toen Hess in 1941 naar Schotland vluchtte en daardoor in ongenade viel.[2]

Hij voerde in China campagne tegen de Japanse bezetting.[5] Toen zijn broer Sandor vermoord werd in de gaskamers van Auschwitz,[5] schreef Trebitsch-Lincoln een brief aan Hitler, waarin hij de Holocaust aan de kaak stelde.[2] Toen de Japanse bezetters in Shanghai er in oktober 1943 door de Duitsers van overtuigd werden om alle Joden in een concentratiekamp te zetten, werd Trebitsch-Lincoln gearresteerd. Na enkele dagen meldde de Japanse radio dat hij in een ziekenhuis in Shanghai overleden was.[7] Hij zou zijn overleden tijdens een operatie[1] wegens ’maagklachten’, volgens geruchten een gevolg van vergiftiging.[2] Het nazi-partijblad Völkischer Beobachter eerde hem met een overlijdensbericht, maar meldde dat hij zou zijn gestorven in het Oostenrijkse Graz.[7]

Na de Tweede Wereldoorlog zou de Amerikaanse geheime dienst zijn zerk hebben gevonden op de Europese begraafplaats van Shanghai. Toen men het graf opende, bleek het, volgens de schrijver E. R. Carmin, leeg te zijn.[7]

Verwijzingen

rel=nofollow

Bibliografie

rel=nofollow